Als dier ben je liever niet te groot of te klein

21 september 2017 door CDR

De grootsten en de kleinsten zullen het eerst uitsterven.

In de dierenwereld bestaat de zogeheten Goudlokje-zone. Soorten die daarin zitten, zijn niet te groot en niet te klein – hun omvang is net goed. Meer bepaald: net goed om minder gauw uit te sterven. Uit internationaal onderzoek blijkt immers dat de grootste en de kleinste diersoorten sneller verdwijnen.

Eerder al konden biologen de grootte van gewervelde dieren linken aan een verhoogd risico op uitsterven. Alleen bestudeerden ze daarbij telkens beperkte aantallen taxa of groepen organismen. Onomstotelijk bewijs voor een verband tussen de grootte van een diersoort en zijn risico op uitsterven was er dus nog niet.

Rode lijst

Een team van ecologen verzamelde nu gegevens van liefst 27.000 gewervelde soorten, waaronder vissen, zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. De data komen van de rode lijst van bedreigde plant- en diersoorten van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN). De informatie op die lijst – met verspreidingsgegevens en cijfers over aantallen – voert terug tot 1994.

Voor de onderzoekers waren vooral de klassen, die diersoorten indelen in afdelingen van weinig bedreigd tot volledig uitgestorven, belangrijk. Bij elke klasse berekenden ze het gemiddelde lichaamsgewicht.

Dal

De resultaten goten ze in een grafiek met op de verticale as het risico op uitsterven en op de horizontale de lichaamsgrootte. De grafiek vertoont een opvallend dal ter hoogte van de diersoorten met een middelmatige omvang, terwijl kleine diersoorten als de grijze gecko en grote soorten als de Chinese reuzensalamander het meest bedreigd zijn.

Credit: Oregon State University

Grote dieren lopen volgens de onderzoekers een hoger risico omdat mensen vaker jacht maken op hen. Jagers zijn uit op hun vlees (voor consumptie) of hun lichaamsdelen (om te verwerken in geneesmiddelen). De kleinste slachtoffers, waaronder kikkers en kolibries, worden vooral bedreigd door habitatveranderingen of –verlies.

De resultaten van het onderzoek kunnen conservatiestrategieën sturen. Op dit moment geven de meeste natuurbehoudsorganisaties voorrang aan grote zoogdieren, waaronder walvissen en olifanten. Het onderzoek vestigt de aandacht op andere groepen, waar diersoorten met een erg laag lichaamsgewicht bij horen. De onderzoekers roepen natuurbehoudsorganisaties op maatregelen te nemen om ook deze dieren te beschermen.