Het versteende brein van een prehistorische geleedpotige die in zee leefde, heeft veel weg van de hersenen van moderne spinnen.
Tijdens het geologische tijdvak van het Cambrium (540 tot 485 miljoen jaar geleden) koloniseerden de eerste dieren vanuit zee het land. Wellicht waren dat duizendpootachtige geleedpotigen en insectachtige schaaldieren. Daaruit ontstonden daarna vele andere landdiersoorten, waaronder de spinachtigen (spinnen, maar ook schorpioenen).
Maar volgens Amerikaanse en Britse biologen was de basis voor de evolutie van de spinnen al in zee gelegd. Dat maken ze op uit onderzoek op een fossiel van een geleedpotige uit het Cambrium die in zee leefde: Mollisonia symmetrica. De (uitgestorven) mariene geleedpotige werd tot nog toe als een verre voorouder van de degenkrab gezien, die enigszins verwant zijn aan de spinachtigen. Maar bij M. symmetrica lijken de hersenen helemaal anders te zijn gestructureerd, op een manier die sterk gelijkt op het brein van moderne spinachtigen.
Snelle manoeuvres
Volgens de biologen stelt dat ‘spinnenbrein’ de diertjes in staat om heel snel en gezwind met hun lichaam – en vooral hun acht poten – te manoeuvreren. Die ‘potigheid’ stelt spinnen ook in staat om complex webben te weven. Wanneer de voorouders van de spinachtigen aan land kwamen, zouden ze dat evolutionaire voordeel van een spinnenbrein al hebben ontwikkeld.
En zo konden de spinachtigen verworden tot de meest succesvolle roofdieren onder de geleedpotigen. Daarbij stimuleerden ze overigens verdere evolutie onder de andere land-geleedpotigen. Om aan de achtpotige griezels te ontsnappen, zouden de voorouders van de insecten – of toch sommige van hen – vleugels hebben ontwikkeld.
Bron: University of Arizona, Tucson, Verenigde Staten