Gras houdt koolstof beter vast dan bos

In een stabiel klimaat kunnen bossen en houtachtige struiken meer CO2 vasthouden, maar door brand en droogte raken ze die ook snel weer kwijt.

Liefst een kwart van de ‘koolstofvervuiling’ die de mensheid door haar verslaving aan fossiele brandstoffen in de atmosfeer pompt, wordt geabsorbeerd –‘opgekuist’ – door bossen en andere houtachtige planten. Daarmee vormen bossen zowat de belangrijkste mondiale ‘koolstofput’, een dynamisch reservoir dat miljoenen tonnen CO2 gedurende lange tijd vasthoudt zodat die het broeikaseffect niet nog meer versterken.

Maar in een warmer klimaat kampen steeds meer regio’s met perioden van extreme droogte, waardoor gemakkelijk bosbranden kunnen ontstaan. Tijdens een bosbrand gaat de klimaatwinst van een bos letterlijk in rook op: de koolstof wordt immers grotendeels bovengronds opgeslagen en vliegt samen met het andere organische materiaal ongehinderd de lucht in.

Amerikaanse wetenschappers vermoeden daarom dat graslanden (en andere types lage vegetatie) betrouwbaarder zijn dan bossen in het vasthouden van CO2 – zeker in een opwarmend klimaat waarin extreme weersomstandigheden eerder regel zijn dan uitzondering. Bij extreme droogte en zelfs bij een brand blijft de koolstof immers daar waar ze ligt opgeslagen: in de wortels van de grassen (of andere lage beplanting) en de bodem.

De onderzoekers simuleerden de koolstofabsorberende capaciteit van zowel bossen als graslanden in de staat Californië, en dit volgens vier scenario’s. Slechts in een van de vier gevallen (waarin de gemiddelde temperatuur in 2100 slechts 1,7 graden boven het pre-industriële niveau ligt, dit dankzij een forse daling van de mondiale CO2-uitstoot) bleken bossen effectiever in het opslaan van koolstof. In de andere drie (waarin het klimaat sterker opwarmt) waren het de graslanden die de sterkste buffer vormden tegen nog meer onheil.


Gerelateerde artikels

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

De aanpassing van het leven op aarde aan veranderende omgevingen is mogelijk  door natuurlijke selectie op basis van individuele verschillen. Deze (genetische) diversiteit binnen soorten staat echter onder druk. Het blijkt dat we als mensen onze strategieën moeten aanpassen om deze verschillen te monitoren, en zo onze biologische hulpbronnen optimaal te beheren.  Als we willen blijven profiteren van de diensten van de natuur, kunnen we maar beter deze grondstoffen van natuurlijke evolutie in de gaten houden zodat soorten zich kunnen blijven aanpassen aan veranderingen in hun omgeving.