Klimaatpsychologie – De “war on climate change” in ons hoofd

Het wetenschappelijke bewijs voor klimaatverandering lijkt onomstotelijk, maar toch geloven veel mensen er niet in en ondernemen nog veel meer mensen bijna geen actie. Waarom niet? Het antwoord ligt in ons eigen hoofd.

The voorloopster van Greta Thunberg stond in 1992 voor de Verenigde Naties op de Top van Rio, de VN-conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling. De 12-jarige Severn Suzuki sprak met net zulke duidelijke en dwingende woorden als Thunberg de wereldleiders aan:

“Wij komen van 5000 mijl weg om jullie volwassenen te vertellen dat jullie moeten veranderen. Ik ben hier om te spreken voor alle toekomstige generaties. Ik ben hier om te spreken voor alle verhongerende kinderen wiens hulpkreten niet gehoord worden. Ik ben hier om te spreken voor de talloze dieren die sterven op deze planeet omdat ze nergens anders heen kunnen. (...) In mijn leven heb ik gedroomd van de grote dierenkuddes, jungles en regenwouden, vol van vogels en vlinders. Maar nu vraag ik me af of ze nog wel zullen bestaan wanneer mijn kinderen ze kunnen zien. (...) Jullie weten niet hoe we de gaten in de ozonlaag kunnen repareren. Jullie weten niet hoe je bossen kunt terugbrengen naar waar nu woestijn is. Jullie weten niet hoe jullie een dier dat uitgestorven is kunnen terugbrengen. Als jullie niet weten hoe je het kunt repareren, hou dan alsjeblieft op met het kapot maken.”

          - Severn Suzuki, 1992

Nu wordt het steeds duidelijker dat haar woorden niet gehoord zijn. De drang tot actie is echter groter dan ooit. Waarom is er niets gebeurd? Waarom doen de meesten onder ons nog altijd zo weinig?

Lang geleden kwam ik in aanraking met een mogelijke verklaring daarvoor.

Ik was in Borneo. In een relatief lage vliegtuigvlucht keek ik van boven naar het ongerepte regenwoud. Maar ik zag al gauw iets anders.

Palmolieplantages. Perfect vierkante monoculturen van bomen die ver uit elkaar stonden. Ik kon zelfs op die hoogte de ruimte ertussen zien. En ik kon wel huilen.

“Hoe lang nog?” dacht ik. “Hoe lang nog tot er geen regenwoud meer is? Hoe lang tot de prachtige dieren en planten die daar leven nooit meer terug kunnen komen?”

Jaren later zat ik bij een college van professor William F. Laurence, een goed bekende klimaatwetenschapper. Hij stelde de vraag aan het publiek: “Hoeveel voetbalvelden vol regenwoud verdwijnen er momenteel per uur, wereldwijd?” Niemand zei wat. Hij vertelde het ons.

Zodra ik het hoorde, werd ik me acuut bewust van het tikken van de klok die in de zaal hing. En ik vertelde mezelf herhaaldelijk: “Kijk niet naar de klok!” Want ik wist dat wanneer ik dat wel deed, ik mezelf wel zou moeten voorstellen wat voor vernietiging er in die paar minuten dat ik daar zat al was gebeurd.

Ik ga het antwoord niet geven, uit angst dat u dezelfde reactie heeft als ik toen. En misschien is die reactie de reden waarom mensen klimaat vaak links laten liggen. Misschien is de zaak té zwart. Misschien gaan mensen het daarom liever uit de weg dan het onder ogen te zien.

Dat verschijnsel heeft een naam in de psychologie.

Cognitieve dissonantie

Oftewel het mentale ongemak dat ontstaat wanneer iemand wordt geconfronteerd met zaken die in tegenspraak zijn met zijn/haar overtuigingen, meningen, perspectieven en normale manier van doen. Daarom is het moeilijk om ons gedrag aan te passen aan het klimaat. Voorbeelden zijn niet moeilijk te bedenken – degene die weigert om een vegetarische bedrijfslunch te nemen kun je niet overtuigen door aan te geven dat 1 kg biefstuk 15500 liter water consumeert. Degene die zijn garderobe up to date wil maken met de nieuwste mode, ga je niet daarvan weerhouden door te zeggen dat een nieuwe jeans een grotere koolstof footprint heeft dan 1000 km met de auto rijden. Degene die zijn nieuwe auto wil uitproberen kun je onmogelijk stoppen om op de Duitse autobahn de maximale snelheid uit te testen. En tegenwoordig is bijna niemand te overtuigen om geen Netflix te kijken of Facebook te gebruiken, zelfs niet als je ze uitlegt dat het energieverbruik van het internet wereldwijd in 2010 17x zo groot was als het totale verbruik van elektriciteit in Nederland. Het probleem aan de kant schuiven is makkelijker dan ons eigen gedrag veranderen. Maar er zijn ook nog andere verklaringen voor onze onwillendheid om in actie te komen.

Ontkenning en rationalisering

Waarom ontkennen velen het klimaatprobleem? De menselijke psyche is ingesteld om zichzelf te beschermen tegen emoties als angst, schuld, verdriet, wanhoop. Er zijn een groot aantal psychologische diagnoses die te maken hebben met klimaat en omgeving, die één of meer negatieve emoties teweeg brengen. Een populaire term is ‘klimaatmelancholie’. Daarom zien mensen het niet graag onder ogen.

Ontkenning wordt gevolgd door rationalisering. Men kent valse oorzaken toe aan de geziene effecten. Dat is bijvoorbeeld dat wetenschappers worden beïnvloed door degenen die hen betalen en de resultaten daaraan aanpassen. Verder is het makkelijk om zeggen dat de aarde niet opwarmt wanneer het buiten koud is. Het is ook onzeker of de genomen maatregelen de natuur echt vooruit helpen en ze vragen vaak een grote verandering.

Ontkenning en rationalisering worden ook sociaal aangemoedigd. In Amerika, bijvoorbeeld, worden deze activiteiten collectief gedaan. Omdat het sociaal aangemoedigd wordt, kunnen mensen veel makkelijker ontkennen. Ook hebben grote instanties met veel hulpbronnen, zoals Shell, ESSO, en anderen, er baat bij om die ontkenning te voeden. In Amerika gaat het zelfs zo ver dat ontkenning van klimaatverandering wordt geassocieerd met een conservatieve politieke identiteit.

Dus hoe lossen we dit probleem op?

Positiviteit

Misschien is het de enige manier om de cognitieve dissonantie te doorbreken. Positiviteit zet ons aan tot handelen. Plezier is immers het geld van het brein. Ter demonstratie van de kracht van positiviteit, maak ik hierbij het verhaal dat ik eerder begon over palmolie af.

Jaren na het college van Professor Laurence woonde ik een presentatie bij door Milieudefensie, de Nederlandse tak van Friends of the Earth. Die organisatie startte met een campagne tegen het gebruik van palmolie. Ik zag slides voorbij komen waarop exact hetgene te zien was dat ik in die vlucht over Borneo zag. Ik sloot me aan bij de campagne en zette me in op alle manieren die ik kon bedenken. Ik stond zelfs voor politici en was toeschouwer bij het debat in de Tweede Kamer over de inmenging van palmolie in fossiele brandstof. Sommigen van de politici spraken gepassioneerd tegen. En warempel, eerst verbande Nederland de inmenging (het moest van maximaal 5% terug naar maximaal 1% biobrandstof) en later stemde Europa voor hetzelfde.

Een vlug rekensommetje. Als alle auto’s in de EU 50 km per dag rijden (het gemiddelde in Italië; Polen is bijvoorbeeld 80 km) en zelfs maar 5l per 100 km verbruiken, en het verbruik van biobrandstof met 1% afneemt, dan is dat 0.25 l biobrandstof per auto per dag. In de EU. Er wonen ongeveer 445 miljoen mensen in de EU. In 2010 waren er ongeveer 0.5 auto’s per inwoner van de EU. Dus 222.5 miljoen auto’s. Vermenigvuldig dat met 0.25l, dan heb je 56.25 miljoen liter biobrandstof minder.

Nu weet je natuurlijk niet hoeveel het exact daalt, of hoeveel daarvan aan ons toe te schrijven is. Maar ik noem het alsnog geen kleine stap.

Zulke effecten zijn misschien nog niets vergeleken met andere keuzes. Stel je voor dat iedereen zou beslissen om hun verwarming een graad omlaag te zetten. De TV een minuut eerder uit te zetten. Een minuut korter te douchen. Een keer per week de fiets te nemen. Een keer per week vegetarisch eten. Of iets minder ver op vakantie te gaan. Zulke kleine dingen doen er toe. Er zijn geen paar mensen nodig die perfect klimaatneutraal handelen, maar heel veel die het imperfect doen.

Meer positieve verhalen zijn nodig om mensen aan te zetten. Er zijn er genoeg te vinden.