Vissen reizen de wereld rond via eendenpoep

Hoe komen vissen in nieuwe waters terecht? Via de darmen van watervogels, suggereert een nieuw onderzoek.

Vissen zijn er op één of andere manier in geslaagd om zich te verspreiden naar geïsoleerde meren en vijvers. Uiteraard zijn er vaak mensenhanden in het spel: we dumpen onze goudvis in de stadsvijver of zetten bewust vissen uit (om ze vervolgens voor de sport terug te vangen).

Maar vissen kunnen zich ook zonder menselijke tussenkomst verspreiden. Wetenschappers veronderstellen al langer dat watervogels hen daarbij helpen. Zo zouden visseneitjes via eendenpoten of -veren naar een andere plas kunnen reizen, maar daarvoor bestaat eigenlijk geen wetenschappelijk bewijs. Een andere optie is dat watervogels visseneitjes eten, en die vervolgens in een andere vijver terug uitpoepen. Maar dan moeten de eitjes natuurlijk de passage door de vogeldarmen overleven.

Hongaarse biologen beschrijven nu in het vakblad PNAS een experiment waaruit blijkt dat ze dat kunnen. Ze lieten wilde eenden eitjes van de Europese karper en de giebel (een zoetwatervis afkomstig uit Oost-Azië die bij ons als exoot voorkomt) eten. Slechts 0,2 procent van de eitjes overleefde de passage door de eendendarmen. Dat lijkt weinig, maar volgens de onderzoekers is zelfs dat voldoende om een rol te spelen bij de verspreiding van vissen over land.

In het experiment overleefden meer visseneitjes een passage door de darmen van mannetjes, maar dat kan toeval zijn.

Marien bioloog Pieterjan Verhelst (Universiteit Gent) is verwonderd dat de eitjes de zure maagsappen van de eenden overleven. 'Karperachtigen hebben relatief robuuste eieren, maar toch is dit straf.' Het onderzoeksresultaat helpt volgens Verhelst mogelijk ook verklaren waarom de giebel, ook wel wilde goudvis genoemd, zich zo vlot verspreidt. 'Wanneer een giebel een eitje legt en dit wordt gepenetreerd door een zaadcel van een andere karperachtige, dan zal het eitje ontwikkelen tot een giebel. De zaadcel penetreert enkel de wand van het eitje, niet de kern. Er vindt dus geen bevruchting plaats. Het jonge visje is met andere woorden een kloon van zijn moeder. Het volstaat dus dat één enkel eitje van een giebel via een eend terechtkomt in een vijver waar andere karperachtigen leven, om op korte tijd een ganse school giebels te zien zwemmen.'