Natuur & Milieu

Vlinders vallen als vliegen

Dagvlindersoorten blijven in Vlaanderen en de rest van West-Europa achteruitboeren. Om het tij te keren, is een aanpak op landschapsschaal nodig. ‘Zelfs ‘algemene’ soorten zijn niet langer algemeen.’

Dit is een artikel van:
Eos Wetenschap

Foto: Bruin zandoogje. Credit: Kees Guequierre.

Van de 67 Vlaamse dagvlindersoorten zijn er al 19 regionaal uitgestorven. 25 soorten zijn in meer of mindere mate bedreigd. De voorbije dertig jaar namen ook de aantallen van diverse soorten af. In andere landen oogt het plaatje evenmin rooskleurig. In het vakblad PNAS wijzen wetenschappers op de penibele situatie van het West-Europese vlinderbestand.

Biologen Dirk Maes (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) en Hans Van Dyck (Université Catholique de Louvain-La-Neuve) werkten aan de studie mee. Uit tellingen op een honderdtal locaties, waarbij vrijwilligers vaste trajecten afstappen, blijkt dat de aantallen van aan graslanden gebonden dagvlinders zoals het bruin en oranje zandoogje met twaalf procent zijn afgenomen tussen 1991 en 2019. ‘Vooral de hoge stikstofdepositie speelt die soorten parten’, zegt Dirk Maes. ‘De planten waarvan de vlinders afhankelijk zijn verdwijnen daardoor uit het meer voedselrijke milieu.’ 

Oranje zandoogje. Credit: Rob Stoeltje, Wikipedia Commons.

In dezelfde periode namen bossoorten zoals het bont zandoogje en boomblauwtje met 19 procent in aantal toe. ‘Vermoedelijk profiteren de soorten van de klimaatverandering, waardoor het microklimaat in bossen een beetje warmer wordt’, zegt Maes. ‘Daarnaast is het positief dat onze bossen ouder en structuurrijker worden. Ook minder algemene soorten zoals de grote weerschijnvlinder en de keizersmantel konden zich daardoor sterk uitbreiden.’

Al te vrolijk hoeven we van de positieve effecten van opwarming volgens Van Dyck niet te worden. ‘Wanneer soorten er in noordelijke regionen als gevolg van opwarming op vooruit gaan, gaat dat vaak gepaard met een achteruitgang aan de zuidkant van hun leefgebied. Daarom is het belangrijk over de grenzen naar trends te kijken.’

'Minder algemene soorten zoals de grote weerschijnvlinder hebben zich sterk kunnen uitbreiden.'

In Nederland is de situatie vergelijkbaar. Van de 71 dagvlindersoorten stierven er al 17 regionaal uit, en zijn er 31 in meer of mindere mate bedreigd. Uit tellingen op meer dan duizend locaties blijkt dat de aantallen van 25 soorten sinds 1990 zijn afgenomen. Negen soorten bleven stabiel, zestien namen in aantal toe. ‘Vlaanderen en Nederland spannen in West-Europa de trieste kroon’, zegt Maes. Maar ook uit tellingen in 16 andere (West-)Europese landen blijkt dat vooral graslandsoorten in aantal afnemen.

‘We zien dat tal van ‘algemene’ soorten niet langer algemeen zijn’, zegt Van Dyck. ‘Terwijl we bij de achteruitgang van biodiversiteit vooral geneigd zijn te denken aan het verdwijnen van soorten, is een afname van het aantal individuen ook een belangrijk signaal. Insecten kunnen hun ecologische rol zoals bestuiving of recyclage van organisch materiaal pas goed vervullen met erg veel exemplaren.’

Duizend sneden

PNAS wijdt een dossier aan de achteruitgang van insecten. Die sterven een ‘dood door duizend sneden’, klinkt het in het editoriaal. ‘We kennen graag DE oorzaak van het probleem, maar het gaat om een cocktail van factoren die elkaar onderling kunnen versterken’, zegt Van Dyck. De dagvlinders hebben vooral sterk te lijden onder een verlies aan geschikt leefgebied. Om het tij te keren is volgens de onderzoekers een aanpak op landschapsschaal nodig, die verder kijkt dan de natuurgebieden. ‘De klassieke soortenbescherming is nuttig om soorten in stand te houden’, zegt Van Dyck. ‘Maar het is een vorm van intensieve zorg. Om voldoende hoge aantallen te garanderen is ook preventieve gezondheidszorg nodig. We moeten er niet alleen voor zorgen dat het beheer in verschillende natuurgebieden op regionale schaal beter op elkaar is afgestemd, maar ook dat de natuur buiten die gebieden soorten de kans biedt om zich te verspreiden.’

Van Dyck wijst er nog op dat populatietrends vaststellen bij insecten geen sinecure is. ‘Omdat ze als koudbloedige dieren erg afhankelijk zijn van het weer, schommelen hun aantallen heel erg van jaar tot jaar. Op basis van beperkte data worden daardoor soms erg apocalyptische conclusies getrokken. Omgekeerd zijn sommige positieve trends het gevolg van problematisch analyses.’ Zijn de vlinderdata dan wél betrouwbaar? ‘Door op vaste plaatsen op geregelde tijdstippen te tellen, kan je een deel van de ruis uitsluiten’, zegt Van Dyck. De onderzoekers pleiten niet alleen voor meer inspanningen om de achteruitgang van soorten te stoppen, maar ook voor een betere monitoring. Wie graag aan de vlindertellingen wil meewerken, kan zich aanmelden via meetnetten.be.