Waarom sommige mensen van dieren houden en anderen helemaal niet

Onze liefde voor dieren gaat waarschijnlijk tienduizenden jaren terug en speelde een grote evolutionaire rol.

In 2014 woonden er in totaal 1,5 miljoen honden en 2,2 miljoen katten bij de Belgische gezinnen. Huisdieren kosten tijd en geld, bovendien hebben ze geen functioneel nut. Tijdens de economische crisis van 2008 bespaarden we op alles behalve op de uitgaven voor onze huisdieren. Dit toont aan dat de meeste baasjes hun dieren niet zien als een luxeartikel maar als een belangrijk deel van hun gezin.

Goed voor de gezondheid?

De media focust vaak op de gezondheidsvoordelen die een hond of een kat met zich meebrengen. Ze zouden het risico op hartziekten verminderen, eenzaamheid tegengaan en depressies verlichten.

John Bradshaw bestudeert dit idee in zijn boek The animals among us. Hij vindt twee fouten in de bewering dat een huisdier goed is voor de gezondheid. Ten eerste zijn er evenveel studies die aantonen dat een huisdier geen of zelfs een negatieve impact heeft op de gezondheid. Ten tweede leven eigenaars van huisdieren niet langer dan mensen zonder dieren. Dit zou natuurlijk wel moeten als die diertjes echt positief zijn voor de gezondheid.

Het zijn ook enkel de hedendaagse stedelingen die van deze gezondheidsvoordelen spreken. Als dieren echt goed waren voor de gezondheid zouden onze voorouders dit toch ook al hebben opgemerkt. Die zogezegde gezondheidsvoordelen kunnen dus niet de reden zijn dat we ooit dieren zijn beginnen te houden.

Een Japans kattenkerkhof.

Omdat zo veel mensen een huisdier hebben krijgen we de indruk dat dierenliefde een universele menselijke eigenschap is. Maar niet in alle samenlevingen zijn huisdieren zo populair. Zelfs in het Westen zijn er veel mensen die helemaal niet van (huis)dieren houden.

Het houden van huisdieren lijkt in de familie te zitten. Dit werd lang toegeschreven aan de gewoonte van kinderen om hun ouders te imiteren. Nieuwe studies suggereren echter ook een genetische basis voor dierenliefde. Sommige mensen lijken gewoon meer nood te hebben aan het gezelschap van dieren dan anderen.  

Dierenliefde heeft dus een genetische basis. Deze basis is wel eigen aan mensen maar zeker niet universeel. In het verleden leefden er al gemeenschappen nauw samen met dieren. Toch waren er ook altijd samenlevingen waarin dieren helemaal geen belangrijke rol speelden.

Huisdier DNA

Het DNA van  huisdieren toont dat elke soort zo’n 5.000 tot 15.000 jaar geleden werd gescheiden van zijn wilde tegenhanger. Dit gebeurde in het paleolithicum of het neolithicum, op hetzelfde moment dat we vee begonnen te telen. Dit was echter niet gelukt als die eerste boeren hun honden, katten, vee en varkens enkel als goederen behandelden.

De technologie die werd ontwikkeld om ongewenste voortplanting tussen wilde dieren en huisdieren te voorkomen bewijst dit. In het begin konden de dieren namelijk gemakkelijk bij elkaar geraken. De ‘tamme’ genen zouden keer op keer verdund worden tot er enkel wilde dieren overbleven. Bovendien zou hongersnood aanzetten tot het slachten van het vee. Op die manier zouden de ‘tamme’ genen volledig uitsterven.

Maar als een paar van die eerste gedomesticeerde dieren werden behandeld als huisdieren zouden ze hiertegen beschermd zijn. Door fysieke opsluiting op menselijk land geraakten de wilde mannetjes niet meer bij de gedomesticeerde vrouwtjes. Dankzij hun speciale sociale status werden ze niet opgegeten. Op deze manier konden de nieuwe half-gedomesticeerde dieren verder evolueren, weg van hun wilde voorouders. En zo werden ze de lieve beestjes die we vandaag kennen.

De mopshond lijkt helemaal niet meer op zijn voorouders.

Die boeren hadden waarschijnlijk al dezelfde genen als de dierenliefhebbers van vandaag. Zij haalden hier voordeel uit, want ze moesten niet meer gaan jagen om vlees te kunnen eten. Waarom evolueerde dan niet iedereen tot dierenliefhebber? Misschien omdat het makkelijker was om de tamme dieren te stelen of om hun eigenaars als slaaf te gebruiken.

Nog een laatste plottwist: recente studies tonen aan dat dierenliefde samengaat met liefde voor de natuur. We kunnen mensen dus verdelen in twee groepen. Zij die houden van dieren en de natuur en zij die hier maar weinig voeling mee hebben. Dierenliefhebbers hebben het gevoel dat dieren één van de weinige uitlaatkleppen zijn in de hedendaagse verstedelijkte samenleving. Dieren kunnen ons helpen om terug in verbinding te komen met de natuur.

Vertaling: Silke Hendriks