Terwijl Sylvia Wenmackers begon aan een nieuwe column, overwoog ze even te experimenteren met AI. Uiteindelijk deed ze dat gelukkig niet, want dan was het haar laatste column geweest.
Vorige maand viel de deadline voor mijn Eos-column in een superdrukke week. Vroeger had ik een reservecolumn in de schuif liggen, voor als ik eens geen nieuw stukje af zou krijgen. Maar eigenlijk had ik dat valnet helemaal niet nodig: het ritme van een maandelijkse column kroop al snel onder mijn huid, waardoor ik de week ervoor bijna altijd een nieuw idee had. Zo ontstond er een betrouwbare nood om te schrijven, waardoor ik het altijd met plezier tussen mijn andere taken door geschreven kreeg. Soms in twee uur, al was ik er in mijn achterhoofd dan wel al een week mee bezig geweest.
Op een keer besloot ik die reservecolumn in te dienen. Niet eens omdat het nodig was, maar juist omdat ik wist dat ik prima zonder kon. En dat lukte me inderdaad, maand na maand. Alleen hebben taken aan een universiteit helaas wel de onfortuinlijke neiging om steeds toe te nemen, waardoor het alsnog spannend wordt. Vorig jaar diende ik mijn column voor het eerst een dag na de deadline in. Dat was een gevaarlijk precedent, omdat de illusie dat de deadline een harde grens is me juist enorm helpt om mijn schrijfwerk effectief rond te krijgen.
Nu ik al meer dan honderd columns geschreven heb, wordt het soms iets moeilijker om een frisse invalshoek te vinden. Voor noodgevallen heb ik wel een inspiratiemapje met onderwerpen die tussendoor op mijn pad komen, om misschien ooit eens over te schrijven. Daar kijk ik bijna elke maand wel even in, om dan meestal toch voor een ander onderwerp te kiezen. Iets dat me op dat moment echt bezighoudt.
Vorige maand opende ik dat mapje dus weer. Mijn oog viel op twee Wikipediapagina’s, over het stormglas en de bloedzuigerbarometer. Dat waren onderwerpen die ik de maand ervoor ook al overwogen had, dus daar koos ik nu voor. De pagina’s boden nuttige achtergrondinformatie: ze gaven me een vertrekpunt, maar op zich nog geen plan voor een column.
Ik zag wat de chatbot onmogelijk voor mij had kunnen doen: een stukje van mezelf op papier zetten
Ik besefte dat ik het volgende zou kunnen doen: de pagina’s automatisch laten vertalen, een selectie van mijn vorige columns opladen en een chatbot instrueren om op basis van de info een nieuwe column te genereren, in mijn stijl. Even overwoog ik het experiment echt aan te gaan, maar ik wist dat dat mijn laatste column zou zijn. Omdat het geen nut had zo. Als ik het niet kon opbrengen om zelf te schrijven, waarom zou jij het dan willen lezen? Misschien werd het tijd om mijn column op te geven...
Ik maakte wat te eten en terwijl ik aan tafel ging, gebeurde het. Wat er altijd gebeurt. Wat ik niet bewust kan sturen, maar waar ik al jaren op kan vertrouwen. In mijn hoofd dienden zich herinneringen aan, klikten dingen op hun plaats. Nog voor ik de tafel afruimde, wist ik dat mijn column op tijd af zou raken. Zonder AI-assistentie.
Ik opende mijn laptop en schreef over mijn eigen ervaring met ‘weerpijn’. Daar had ik jaren niet meer aan gedacht! Had ik daar niet onlangs nog iets over gezien in een tekenfilm? En toen dacht ik natuurlijk aan mijn tante met reuma. Voor het deel dat hierna zou komen, moest ik wel die Wikipedia-artikels nog eens aandachtig lezen en wat verdere bronnen raadplegen, maar het ging goed komen. Dat voelde ik. Niet in mijn rechteroor, waar de weerpijn zat, maar in mijn hele lijf.
Toen ik de column af had, zag ik precies wat de chatbot onmogelijk voor mij had kunnen doen: zelf iets bijleren over de geschiedenis van weerinstrumenten én mijn eigen ervaringen daaraan verbinden. Een stukje van mezelf op papier zetten. Iets waar ik in geen jaren over had gepraat of zelfs maar aan gedacht, iets dat bijna niemand wist. Over iets dat niemand ooit precies zo had gevoeld: dat vlijmscherpe streepje pijn in mijn rechteroor telkens als het ging regenen. Iets dat nog nooit iemand had opgeschreven. En daarom werd het niet mijn laatste column.