‘Computeren is goed voor kinderen’

13 februari 2015 door Eos-redactie

Jongeren zitten elke dag zes uur voor een scherm – of dat nu een computer, tablet of smartphone is. Hoe ga je daar als ouder mee om? Psyche&Brein sprak met pedagoge en communicatiewetenschapper Patti Valkenburg (Universiteit van Amsterdam).

Jongeren zitten elke dag zes uur voor een scherm – of dat nu een computer, tablet of smartphone is. Hoe ga je daar als ouder mee om? Psyche&Brein sprak met pedagoge en communicatie- wetenschapper Patti Valkenburg (Universiteit van Amsterdam). Eind 2014 verscheen van haar hand het boek ‘Schermgaande jeugd’.

Waarom zitten jongeren zoveel achter een scherm?

‘Tieners zijn zoveel online vanwege hun sociale mediagebruik. Bij jonge kinderen spelen die sociale media nog geen rol. Toch zitten kinderen tussen vijf en acht jaar ook al twee uur per dag achter een scherm. Dat is beslist veel, zeker vergeleken met een eerdere generatie. Je kunt dat verontrustend noemen, maar kinderen bootsen volwassen voor een groot deel na. Dat is niet de enige, maar wel een belangrijke reden voor hun frequente gebruik.’

‘Wat echt indringend veranderd is: de communicatietechnologie is zo dicht op ons lijf gekomen. Dat maakt de verleiding zo moeilijk te weerstaan. Vroeger zat de technologie op je desktop, op je bureau. De laptop deed je al in je tas. Maar de smartphone in je zak: die piept en trilt en vraagt constant om aandacht. Het is een dwingend dingetje, dat zal elke volwassene herkennen.’

In diverse media tonen opvoeders zich bezorgd over dat frequente schermgebruik. Terecht?

‘In de media krijgen vooral negatieve aspecten aandacht. Dat geeft een vertekend beeld. Goed nieuws is immers geen nieuws. Vraag je mij om een globale conclusie over al het onderzoek dat de afgelopen jaren is gedaan naar het mediagebruik onder de jeugd, dan moet ik zeggen dat schermgebruik voor de meeste kinderen positieve effecten heeft en voor een kleine minderheid niet. Kijk je wat specifieker naar die minderheid, dan blijkt het vooral te gaan om kinderen met een speciale persoonlijkheid, die zichzelf minder goed onder controle hebben, die bijvoorbeeld uit zichzelf gevoeliger zijn voor compulsief gebruik of bovenmatig geïnteresseerd zijn in geweld.’

‘De omgeving speelt een heel belangrijke rol. Media-effecten vinden niet plaats in een vacuüm, er moet een vruchtbare bodem voor zijn. Als kinderen jong zijn, kunnen ouders zelf actief veel invloed uitoefenen, bijvoorbeeld door het schermgebruik van hun kroost aan banden te leggen of te voorkomen dat ze te veel met mediageweld in aanraking komen. Als geweld thuis of in de vriendengroep heel normaal wordt gevonden, dan is de kans ook groter dat mediageweld harder aankomt.’

U merkt in uw boek op dat 46 procent van de jongens en 18 procent van de meisjes van 13, 14 jaar wel eens doelbewust naar seks en porno heeft gezocht op het web. Is dat zorgwekkend voor ouders?

‘Tieners zullen altijd nieuwsgierig zijn naar seks. Vroeger waren het seksboekjes, nu is het zoeken naar seks door het internet ontzettend veel eenvoudiger geworden. En het aanbod is gigantisch, inclusief extreme seks. De meeste tieners, zo blijkt uit onderzoek, weten dat porno onrealistisch is en geen weerspiegeling van het echte leven. Maar dat geldt niet voor alle jongeren. In deze tijd waarin extreme seks zo toegankelijk is, ontkomen ouders er niet aan hun kinderen daar al vroeg op voor te bereiden. Kinderen van zes en zeven googelen soms al naar blote billen en grote tieten, en ze kunnen ook per ongeluk op extreme filmpjes stuiten. Om dat goed te monitoren, moet je als ouders idealiter zo’n relatie hebben met je kind dat het zulke zaken open en eerlijk uit zichzelf vertelt. Je kunt wel alles willen controleren, het fijnste is als media-opvoeding tweerichtingsverkeer is.’

‘Er zullen altijd duidelijke regels moeten worden afgesproken over wat wel en niet mag wat betreft mediagebruik. En daar moeten ouders zich ook consequent aan houden. We spreken tegenwoordig van een autoritatieve opvoedingsstijl. Kinderen hebben meer eigen verantwoordelijkheid gekregen dan vijftig jaar geleden, toen de opvoedingsstijl meer autoritair was en ouders vrijwel volledig bepaalden waar je je als kind aan had te houden. Ouders schermden kinderen toen ook veel meer af van zaken als seks, dood en ziekte. Daar is tegenwoordig geen ontkomen meer aan. Dat maakt opvoeden nu moeilijker dan toen alles min of meer vastlag. Ouders ervaren minder houvast.’

Is de essentie van opvoeden uiteindelijk niet: loslaten?

‘De essentie van opvoeden is aansluiten bij het ontwikkelignsniveau van een kind. En dat betekent ook loslaten als het tijd is, maar nog niet in de puberteit. Dan moeten er echt nog grenzen worden gesteld, maar dus wel op een liefdevolle, stimulerende manier en met wederszijds respect. Zo stimuleeer je de eigen verantwoordelijkheid van een kind optimaal.’

Zal gameverslaving de komende jaren toenemen?

‘Het percentage jongeren dat gameverslaafd is, is klein, en ik denk niet dat dat veel zal toenemen. In absolute aantallen gaat het wel om tienduizenden jongeren wier leven ontwricht raakt, die het slecht doen op school, die allerlei psychische problemen hebben. Toch een ernstig probleem’ ‘Maar voor heel veel jongeren hebben games zeer positieve effecten. Veel games zijn cognitief uitdagend. Je komt niet zomaar een niveau hoger, je moet allerlei zaken tegelijkertijd in de gaten kunnen houden. Games doen een beroep op je oog-handcoördinatie en probleemoplossend vermogen. Dat zijn vaardigheden die ook in intelligentietests worden gemeten. Maar er is altijd een maar. Gamen kan bijdragen aan een verkeerde houding – de gamebochel. Er bestaat het gevaar van te weinig bewegen en het ontwikkelen van obesitas. Gamen is dus goed, maar met mate.’

Het volledige interview met Patti Valkenburg leest u in het nieuwe nummer van Psyche&Brein.