‘Een schooljaar verliezen is geen optie’

De coronapandemie heeft een niet te onderschatten impact op het onderwijs. Leerachterstand en ongelijkheid tussen leerlingen dreigen dramatische proporties aan te nemen. Hoe kan de schade worden beperkt?

Lessen opschorten of scholen sluiten voor een relatief lange periode kan ernstige gevolgen hebben. Experts waarschuwen ervoor dat we in het slechtste geval op een sociale crisis afstevenen.

‘We zullen te maken krijgen met enorme verschillen tussen leerlingen’, voorspelt pedagoog en onderwijsexpert Pedro De Bruyckere. ‘Daarvoor bestaan verschillende redenen. Sommige ouders zullen meer dan andere met hun kinderen bezig zijn. Het ene kind heeft meer begeleiding nodig dan het andere. Niet alle kinderen kunnen hun taken maken in een rustige omgeving. Daardoor zal de ongelijkheid toenemen. Al die factoren zijn ook gelinkt aan de sociale achtergrond. Of de lessen zullen worden hervat na de paasvakantie of niet, die ongelijkheid zal in elk geval een belangrijk aandachtspunt zijn.

‘De afname van het leereffect tijdens een periode van non-acitiviteit zal niet alleen sterk verschillen van kind tot kind omdat kinderen zich in verschillende omstandigheden bevinden, maar ook omdat het ene kind meer of minder aanleg heeft dan het andere en dus meer of minder oefening nodig heeft.’

Vooral voor leerlingen in de basisschool die bezig zijn met automatiseren – lezen, schrijven, rekenen – zal deze periode zonder lessen wellicht nefaste gevolgen hebben.

‘We kennen het leereffect van twee maanden zomervakantie. Dat is volgens de Nieuw-Zeelandse hoogleraar Educatie John Hattie gemiddeld negatief. Als er een lange periode niets gebeurt op het vlak van automatiseren, kun je nadien niet gewoon de draad weer oppikken, maar moet je weer gaan opbouwen.’

‘Bij automatiseren denken we vaak aan jonge kinderen, maar een kind dat Frans leert, daar komt ook veel automatisering bij kijken. In zowat álle vakken zit er een stuk automatisering dat moet worden onderhouden vooraleer het stevig verankerd zit.’

'Kinderen die thuis niets of weinig doen waarvan ze iets kunnen opsteken, die ouders hebben die geen Nederlands spreken of niet over een computer beschikken, zullen hier de meeste gevolgen van dragen'

Bij welke leerlingen zal het negatief leereffect het grootst zijn?

‘Kinderen die thuis niets of weinig doen waarvan ze iets kunnen opsteken, ouders hebben die geen Nederlands spreken zodat ze niet kunnen helpen, niet over een computer beschikken of er een moeten delen met andere gezinsleden. Bij hen zal het leereffect veel sterker afnemen dan bij kinderen die, bijvoorbeeld, thuis aan het lezen worden gezet en met de nodige cultuur in contact komen. Het verlies zal in deze groep gering tot onbestaand zijn.’

Wat kunnen scholen doen om de schade te beperken?

‘In bepaalde scholen worden laptops of iPads uitgeleend aan leerlingen die niet over een computer beschikken. Of er worden papieren bundels voor hen voorzien. Via mobiele technologie, die meestal wel voorhanden is, kunnen chats worden gevoerd tussen leerkrachten  en leerlingen of tussen leerlingen onderling.’

‘Je kunt nooit zeker zijn dat er niemand wordt uitgesloten, maar scholen doen onmiskenbaar heel wat inspanningen om al hun leerlingen te bereiken en te motiveren. Scholen die al langer met digitalisering bezig zijn, hebben het voordeel dat de meeste leerlingen minstens een mobiel toestel met internetverbinding hebben.’

Kan het onderbreken van de lessen geen stevige duw in de rug voor digitaal afstandsonderwijs betekenen?

‘Ja en nee. Sommigen denken dat deze crisis tot een omwenteling zal leiden en het onderwijs volledig zal digitaliseren, maar hen moet ik teleurstellen. Er zullen wél enkele dingen veranderen. Mensen die niet open stonden voor digitaal onderwijs, worden er nu toe gedwongen. Nood breekt de wet. De drempel naar online leren zal dus ongetwijfeld worden verlaagd.’

‘Maar vanop afstand dezelfde kwaliteit bieden als wat je in de klas doet, kan niet van de ene dag op de andere en is bijzonder arbeidsintensief. En wat iedereen ondertussen ook ontdekt, is hoe belangrijk menselijk contact is. Het lijkt er dus op dat de digitalisering van het onderwijs de wind in de zeilen zal krijgen, maar dat men tegelijkertijd opnieuw meer belang aan het menselijk aspect zal gaan hechten.’

'Als leerlingen thuis drie of vier uur per dag bezig zijn, is dat al pittig'

Bestaat het gevaar dat leerkrachten in deze periode te veel onder druk komen te staan?

‘Ja, en dat risico mogen we niet nemen. Niemand is erbij gebaat dat leerkrachten met een burn-out uitvallen omdat ze het te goed proberen te doen. Dan zijn we nog veel verder van huis.’

‘Ook van de leerlingen mogen we niet te veel verwachten. We moeten realistisch blijven; het zijn geen gewone tijden. Als leerlingen thuis drie of vier uur per dag bezig zijn, is dat al pittig. Evenveel tijd met schoolse activiteiten bezig zijn als in de klas is alleen al omwille van praktische redenen vaak onmogelijk en echt niet aangewezen.’

Wat moet er gebeuren als de lessen vroeg of laat weer worden hervat?

‘Het belangrijkste is dat de leerkrachten proberen een zicht te krijgen op waar de leerlingen staan. Zodat duidelijk wordt wat de noden zijn. Dat hoeft niet noodzakelijk via toetsen te gebeuren. Goed observeren kan hierbij meestal volstaan. Dan moet de vraag worden gesteld: wat kunnen we nog bereiken met wie? Daarom heb ik een oproep gedaan met betrekking tot leerkrachten in opleiding die stages moeten doen. Ik weet niet of het mogelijk is in deze moeilijke tijden, maar mijn voorstel is dat die studenten zogenoemde preteaching voor hun rekening nemen.’

‘Stel dat we een idee hebben van welke noden bepaalde leerlingen hebben en hoeveel achterstand ze hebben, dan kunnen leerkrachten in opleiding ze voorbereiden om weer aan te sluiten bij de gewone groep. Ik heb het bewust over preteaching en niet zozeer over bijlessen, omdat het moet gebeuren in functie van de nieuwe lessen. Zodat ze die wel degelijk van de eigen leerkracht kunnen krijgen. Als dat gericht gebeurt, zal het misschien wat meer tijd vergen en zullen de leerlingen wat meer op school zijn. Maar als we op die manier kunnen helpen, zal dat zeker een gunstig leereffect hebben.’

'Stel je voor dat er dit jaar geen enkele leerkracht of verpleegkundige afstudeert'

U pleit ervoor om de druk op de leerlingen niet te zwaar te maken door, bijvoorbeeld, inhaalexamens na de paasvakantie te laten afleggen.

‘Klopt. Binnen elk vak zal men moeten bekijken wat prioritair is en wat kan worden overgeslagen. Sommigen pleiten ervoor om milder te delibereren op het einde van het schooljaar. Ik wil op dat vlak zeker niet onmenselijk zijn, maar dan is het wel van het grootste belang dat er voldoende informatie wordt doorgegeven aan de leerkracht van het jaar nadien. Waarop scoort een leerling goed en waar moet nog aan gewerkt worden. Laat je leerlingen doorstromen, terwijl er geen enkele manier is om bij te spijkeren, dan bereid je een volgende ramp voor. En dan kunnen we de gevolgen van deze coronacrisis nog jaren voelen bij sommige leerlingen.’

‘Ik merk onder meer bij eindejaarstudenten in het hoger onderwijs dat ze bang zijn om een jaar te verliezen. Maar dat is volgens mij geen optie. Stel je voor dat er dit jaar geen enkele leerkracht of verpleegkundige afstudeert. Daar moeten we op dit ogenblik dus even niet aan denken.’

'Een van de grote voordelen van deze ramp is dat er veel leerkrachten noodgedwongen de meerwaarde van het digitaliseren van leerstof en lesgeven ontdekken'

Welke lessen kunnen we trekken uit deze crisis?

‘Een van de grote voordelen van deze ramp is dat er veel leerkrachten noodgedwongen de meerwaarde van het digitaliseren van leerstof en lesgeven ontdekken. Op die manier kunnen we tot een nog betere blend tussen klassieke en digitale onderwijsmethodes komen. Voorts denk ik dat mensen dankzij de adequate manier waarop scholen de gevolgen van het opschorten van de lessen aanpakken, het beroep van leerkracht zullen herwaarderen en beseffen hoe cruciaal het is.’

‘En misschien ben ik naïef of te optimistisch, maar ik hoop wel dat er weer meer zal worden gelezen door veel jongeren. Want de achteruitgang wat begrijpend lezen betreft, is ronduit alarmerend. Een op de vijf vijftienjarigen in Vlaanderen is laaggeletterd. Dat betekent dat ze technisch kunnen lezen, maar geen informatie uit een tekst kunnen puren. Ik sluit me dus aan bij de oproep om van deze periode een lees- in plaats van een leeroffensief te maken.’