Je Facebook-vrienden verraden hoe je brein werkt

Kennen jouw vrienden elkaar niet? Ben jij zelf de enige gemeenschappelijk deler? Dan ben je wellicht goed in het oplossen van problemen. Sterker nog: je hebt over het algemeen succes.

Als ik je vraag hoeveel Facebook-vrienden je hebt, kan je wellicht een goede schatting geven. Maar hoe zit het met de structuur van je sociale netwerk? Kennen jouw vrienden elkaar of zijn ze alleen indirect met elkaar verbonden, via jou?

Tientallen jaren wetenschappelijk onderzoek hebben het aangetoond. Veel vrienden en hechte vrienden hebben,  biedt je een betere kans op een goede gezondheid en welbevinden. Nu blijkt dat ook de structuur van je netwerk ertoe doet. Zogenoemde information brokers (‘informatiemakelaars’) verbinden mensen die elkaar anders niet zouden kennen. Denk aan het personage Finn uit de Amerikaanse serie Glee. Die is footballspeler, maar hij zingt ook. Hij fungeert als een brug tussen twee verschillende werelden. Of denk aan die collega die in elke afdeling van het bedrijf wel mensen kent.

In een professionele context komen information brokers met betere oplossingen op de proppen. Mogelijk komt dat doordat ze blootgesteld worden aan meerdere perspectieven. Ze krijgen ook sneller promotie en een hoger loon.

Over het algemeen ben je pas een goede vriend, leerkracht of manager als je het perspectief van anderen kan innemen. Als je de wereld door andermans ogen ziet en hun vreugde en verdriet begrijpt.

Deze vaardigheden hangen samen met een sociaal hersennetwerk, een neuraal circuit dat actief wordt als je verbinding maakt met anderen. Recent wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de structuur en functie van dat sociaal hersennetwerk afhangt van de structuur van je sociale netwerk – je vrienden en kennissen.

Hersennetwerk trainen als een spier

Wij vroegen tieners om ons toegang te verlenen tot hun lijst met Facebookvrienden. Zo konden we nagaan of tieners die information brokers zijn een ander sociaal hersennetwerk hebben dan tieners die één grote vriendengroep hebben waar iedereen elkaar kent. We lieten hen verschillende producten zien, met de vraag of ze die zouden aanraden aan hun leeftijdgenoten. Tijdens die taak lagen ze in de hersenscanner. We vonden dat information brokers hun sociale hersennetwerk meer gebruikten dan de andere proefpersonen.

Wellicht komt dat doordat information brokers meer praktijkervaring hebben: ze moeten hun sociaal hersennetwerk telkens aanspreken als ze ideeën vertalen tussen verschillende groepen mensen. Daardoor worden ze over het algemeen beter in het verkopen van hun ideeën. Dieper nadenken over het gezichtspunt van je gesprekspartner – ‘Wat zal hij of zij denken over het idee dat ik wil delen?’ – helpt om je boodschap duidelijker af te stemmen op de mentale staat van de toehoorder. 

Genetisch onderzoek bij apen en mensen suggereert dat de hardware van het brein voor sociale interacties (deels) erfelijk is. Je wordt dus sociaal geboren. Of niet. Toch heb je zelf nog wel wat in de melk te brokkelen. Onderzoek bij apen toont dat het sociale hersennetwerk reageert als een spier. Als je apen verplicht om met meer soortgenoten om te gaan, dan groeit het breinnetwerk en raken de onderdelen ervan sterker verbonden. Dat helpt hen om makkelijker met anderen te interageren.

Het inzicht dat het sociale hersennetwerk groeit door het te gebruiken kan van pas komen op het werk en op school. Geef je scholieren of werknemers toegang tot bredere en meer diverse groepen van mensen, dan kan dat invloed hebben op hun hersenactiviteit en de manier waarop ze alledaagse beslissingen nemen. Dat geldt ook voor heel jonge kinderen. Psycholoog Katherine Kinzler (Cornell University, VS) toonde aan dat peuters en kleuters die opgroeien in een meertalige omgeving beter scoren op een taak waarbij ze een ander perspectief moesten aannemen. Ze verklaart dat doordat deze kinderen het meer gewend zijn om te switchen tussen verschillende perspectieven. Zo moeten ze bijhouden wie wie kan begrijpen. 

Wij-zij-klimaat

De voordelen zijn overigens niet alleen voor de ‘netwerker’. Zijn of haar conversatiepartner wordt beïnvloed door diens wereldbeeld. Hoe meer activiteit een idee losweekt in je sociale hersennetwerk, hoe groter de kans dat het vergelijkbare hersenactiviteit zal veroorzaken bij anderen waarmee je het idee deelt. Dat blijkt uit onderzoek van Uri Hasson (Princeton University, VS). Vervolgens gaan beide breinen synchrone hersenactiviteit vertonen. Hoe synchroner die activiteit, hoe succesvoller de communicatie.

Jij en ik zijn ter wereld gekomen met een neurale gereedschapskist die ons doet verlangen naar verbinding met anderen. En die ons in staat stelt om de gedachten en gevoelens van anderen te begrijpen. Leren hoe je dat gereedschap gebruikt, is cruciaal. Zowel voor relaties op school, op het werk als thuis.

Deze gereedschapskist heeft diepe evolutionaire wortels en is fundamenteel voor de mens als soort. De biologie begrijpen van hoe mensen verbinding maken met elkaar biedt heel wat voordelen. Misschien kunnen we manieren vinden om de nieuwsgierigheid en de betrokkenheid van studenten te stimuleren. Het kan managers helpen om werknemers voor teams te selecteren of om de integratie van nieuwe collega’s op te volgen. Met die kennis kan je mogelijk ook betere leiders identificeren, of zelfs cultiveren. Ze kan ook helpen om eenzaamheid op nieuwe manieren te lijf te gaan – een belangrijke oorzaak van gezondheidsproblemen – en op die manier de fysieke en mentale gezondheid verbeteren. 

En als we het huidige wij-zij-klimaat willen bestrijden, is de wetenschap van sociale verbondenheid relevanter dan ooit.