Column

(Mond)kappen nu!

Moeten we wel of geen mondkapje dragen? Psycholoog Vittorio Busato aanschouwt de discussie en ziet de houding tegenover het beschermingsmiddel langzaam veranderen.

Twee weken terug, vroeg in de ochtend. Mijn vrouw is al wakker. Ik rek me uit, kijk in haar pretoogjes en wil haar een kus geven. Dan pas zie ik haar mondkapje. Ook vanochtend krijgt ze me aan het lachen: ‘Best fijn die anderhalve meter afstand in bed.’ 

Ik ben geen relatietherapeut, maar als je samen geen (flauwe) lol meer hebt, zit het goed fout in je relatie. Zeker in tijden van corona – nu de regering een zeer groot beroep doet op eigen verantwoordelijkheid, je geacht wordt zoveel mogelijk thuis te blijven en werken en dus vrijwel continu op elkaars lip zit, je ondertussen ook een peuter moet opvoeden die niet naar de kinderopvang mag en veel meer geïnteresseerd is in het wel en wee van Peppa Pig dan in de laatste cijfers van het Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu (RIVM)  over aantallen besmettingen, ic-opnames en overledenen – kunnen grappen de druk wat van de ouderlijke en relationele ketel halen. Absolute noodzaak op microniveau.

Noodzaak op macroniveau: een kritische discussie over of je in publieke plaatsen wel of geen mondkapje moet dragen. Zvezdana Vukojevic schreef daarover een prikkelend stuk voor Reporters OnlineOf het dragen van een mondkapje effect heeft, daarover zijn wetenschappers niet eensluidend. In Nederland verkondigt het RIVM, in navolging van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), vooralsnog het standpunt dat mondkapjes niet nodig zijn. Ze beschermen onvoldoende, niemand weet hoe je ze correct draagt en afdoet. Mondkapjes geven hooguit een vals gevoel van veiligheid en brengen door verkeerd gebruik zelfs extra risico met zich mee. Bovendien is er in de zorg een tekort aan – en daar zijn ze van levensbelang, dus zorgverleners gaan voor.

Houd anderhalve meter afstand van de positief geteste tijger in New York!

In Europa en Amerika wordt evenwel verschillend gedacht over de noodzaak van mondkapjes. Bijvoorbeeld in Oostenrijk, Tsjechië en Slowakije zijn mondkapjes in openbare ruimtes zoals supermarkten sinds kort verplicht. In China en Zuid-Korea worden ze al veel langer zonder morren gedragen om besmetting van anderen te voorkomen. Maar mondkapjes zijn er in soorten en maten, weet Vukojevic, variërend van simpele stofmaskers die totaal niet beschermen tot geavanceerde maskers voor zorgpersoneel die 95% van de virusdeeltjes tegenhouden. Die laatste soort is niet aan te slepen. Maar er zijn ook maskers die chirurgen en tandartsen dagelijks gebruiken, en die bieden voor 80% bescherming. Voor wie zelf (onwetend) drager is en niet of nauwelijks klachten heeft, volstaan die maskers wellicht ter bescherming van anderen.

Er is nog veel onzeker over hoe covid-19 zich exact verspreidt. Echt vooral door niezen en kuchen? Of toch ook door praten en ademen? Verspreiden kinderen het virus nu wel of niet? (Ik lees nu net een tweet van Nathasha Daly, journaliste bij National Geographic, dat in de Bronx Zoo in New York een tijger positief is getest op covid-19. Mijn advies: houd anderhalve meter afstand van dat beest!) Die onzekerheid over de verspreiding is een steekhoudend argument om die mondkapjes wél te dragen – kleine moeite naast extra vaak je handen wassen en afstand houden. Dat wel dragen past ook bij de aanbevolen overreactie om een complex systeem als een pandemie minder complex te maken – wat informaticus Bert Slagter al in een vroeg stadium propageerde, zie ook mijn column ), en wat statisticus en belegger Nassim Taleb, hoogleraar aan New York University en auteur van Fooled by Randomness en The Black Swan, nog weer eerder verkondigde; zie eveneens The UK's coronavirus policy may sound scientific. It isn't.

Eigen ervaring vormt vaak een goede aanleiding tot gedragsverandering. Journaliste Zvezdana Vukojevic beschrijft hoe ze zelf corona-achtige symptomen kreeg en zich afvraagt of ze wellicht besmet was geraakt tijdens het boodschappen doen. Weer klachtenvrij gaat ze voor de eerste keer zelf met mondmasker op naar de supermarkt. En hoewel ze zich af en toe vijandig voelde aangestaard, haar boodschap is duidelijk: ‘Ook in Nederland lijkt het een kwestie van tijd voordat de meeste burgers, en wellicht binnenkort ook het RIVM, zullen zeggen: ach, we doen het gewoon. Zolang dat niet ten koste gaat van de maskers voor artsen en verpleegkundigen, lijkt me dat een goede zaak.’

Mijn vrouw deed dat al gewoon. In haar geboorteland doen de mensen niet zo moeilijk over het dragen ervan – daar in het Verre Oosten waart weleens vaker een virus rond. Maar voor mijn vrouw is haar mondkapje vooral ook een goede reden om verbaasde klanten in de supermarkt haar favoriete Nederlandse uitdrukking met Thaise twist voor te houden: ‘Baht het niet, dan schaadt het niet.’