Ontstekingen gelinkt aan hartfalen én depressie

Specifiek ontstekingsstoffen vergroten de kans op zowel een depressie als hartziekten.

Wie last heeft van hartfalen heeft meer kans op een depressie en wie kampt met een depressie heeft meer kans op hartziekten. Dat was al langer bekend. Mogelijk liggen ontstekingen daaraan ten grondslag. Zo ontdekte een team onderzoekers van de University of Cambridge.

De wetenschappers vroeg zich af of de link tussen depressie en hartfalen komt door een genetische aanleg of door omgevingsfactoren. Om daar achter te komen gebruikten ze data van zo’n 370.000 vrijwilligers, die ook gebruikt wordt voor de UK Biobank. Dat is een langdurige studie die door het verzamelen van zo veel mogelijk data onderzoekt welke genetische en omgevingsfactoren bijdragen aan de ontwikkeling van verschillende ziektes.

Het onderzoeksteam bracht eerst in kaart welke genen het risico op hartfalen vergroten. Vervolgens keken ze of die genen ook een rol speelden in de kans op het ontwikkelen van een depressie. Dat bleek niet het geval. Daarom concludeerden de onderzoekers dat de link tussen depressie en hartziekten niks met genetische aanleg te maken heeft.

Daarom keken ze naar specifieke omgevingsfactoren waarvan bekend is dat ze het risico op hartfalen vergroten. Ze onderzochten in totaal 15 van zulke ‘biomarkers’ en van twee daarvan bleek dat ze ook een link met depressie hadden. Het ging om de aanwezigheid van de ontstekingsgerelateerde eiwitten IL-6 en CRP. Die stofjes komen vrij bij ontstekingen maar ook door bijvoorbeeld stress, roken, overmatig alcoholgebruik en te weinig bewegen. De eiwitten werden al eerder in het bloed waargenomen van mensen met een acute depressie en patiënten waarbij depressie-behandelingen niet werken. Uit eerder onderzoek bleek bovendien ook dat een verhoogde concentratie van de ontstekingsstofjes samen gaat met een verhoogd risico op een depressie.

De wetenschappers gaan nu uitzoeken of medicijnen die het eiwit IL-6 blokkeren depressieve klachten mogelijk verminderen.

De bevindingen zijn gepubliceerd in het vakblad Molecular Psychiatry