Optellen en vermenigvuldigen: een kwestie van goede zenuwbanen

27 januari 2014 door Eos-redactie

Kwaliteit witte stof blijkt cruciaal voor ‘plus’ en ‘maal’.

Kinderen die goed zijn in optelsommen en maaloefeningen hebben een betere kwaliteit van bepaalde wittestofbanen in hun hersenen. Eenzelfde verband gaat niet op voor aftrekken en delen, maar mogelijk wel voor woorden lezen.

Neuropedagoog Bert De Smedt (KU Leuven) liet 25 gezonde 12-jarigen eenvoudige rekentesten maken. Intussen mat hij hun hersenactiviteit met DTI (diffusion tension imaging), een beeldvormingstechniek die werkt op basis van magnetische resonantie. De Smedt keek vervolgens naar de arcuate fasciculus anterior, de zenuwbaan die belangrijke rekengebieden in de frontale en pariëtale hersenkwab met elkaar verbindt. De zenuwvezels van die baan blijken bij goede rekenaars omhuld met meer en betere ‘witte stof’ (myeline) dan bij de slechte rekenaars. Myeline zorgt voor een snelle signaaloverdracht tussen hersencellen. Verschillen in intelligentie, leeftijd of werkgeheugen konden het verschil niet verklaren.

Voor aftrekken en delen vond De Smedt geen verband. Hij vermoedt dat de myeline van de zenuwbundel te maken heeft met wat je makkelijk uit het hoofd leert. Eenvoudige optelsommen doe je vaak zonder erbij na te denken, en de maaltafels leer je in de lagere school uit het hoofd. Aftrekken en delen zijn veel minder geautomatiseerd: je gebruikt vaker tussenstappen om de oplossing te berekenen.

Bij lezen spelen de wittestofbanen echter wel een rol, meent De Smedt. Ook woorden automatiseren we snel als we vaak lezen. ‘Het verklaart waarom we bij kinderen met dyslexie vaak ook rekenproblemen vaststellen, en omgekeerd.’ De onderzoekers willen nu nagaan hoe de zenuwbanen van kinderen met leerstoornissen eruitzien, en of ze de kwaliteit ervan kunnen beïnvloeden met extra rekentraining. De studie verschijnt in het vakblad NeuroImage. (lg)