Patronen van hersenactiviteit gelinkt aan depressieve stemming

Depressieve gevoelens gaan gepaard met specifieke patronen van hersenactiviteit, vooral bij deelnemers die snel angstig zijn.

Wetenschappers van de University of California hebben patronen van hersenactiviteit ontdekt die mogelijk ten grondslag liggen aan depressieve gevoelens. Vooral bij proefpersonen die snel angstig zijn, waren de patronen aanwezig.

Veel van het huidige onderzoek bestudeerde deelnemers in een hersenscanner terwijl ze droevige afbeeldingen of verhalen voorgeschoteld kregen. Daardoor weten we dat bijvoorbeeld de amygdala en de hippocampus een belangrijke rol spelen bij emoties. Toch leert zulk soort onderzoek ons weinig over de natuurlijke fluctuaties in stemmingen door de dag heen.

De Amerikaanse onderzoekers registreerden daarom nu een week lang de hersenactiviteit van 21 deelnemers. Ze hadden allemaal epilepsie. Als voorbereiding op een operatie waarbij hersenweefsel dat aanvallen uitlokt werd verwijderd, kregen ze veertig tot zeventig elektroden geïmplanteerd in hun hersenen. De patiënten moesten ook regelmatig aangeven hoe ze zich voelden.

De wetenschappers bekeken vooral de hersenactiviteit van gebieden die betrokken zijn bij emoties. Ze zochten eerst uit welke hersengebieden vaak gelijktijdig dezelfde patronen van activiteit lieten zien. Dat zou betekenen dat ze met elkaar communiceren en dat ze deel uitmaken van hetzelfde hersennetwerk.

In 13 van de 21 proefpersonen vonden ze tijdens de periodes van een slechtere stemming of depressieve gevoelens specifieke hersenactiviteit in de amygdala en de hippocampus. Deze hersengebieden zijn gelinkt aan geheugen en negatieve emoties. In de gebieden vonden ze bètagolven, pieken aan activiteit die tussen de 13 en 30 keer per seconden optraden. Precies deze proefpersonen gaven aan snel angstig te zijn. In de andere acht proefpersonen werd deze activiteit niet gevonden.

Mogelijk zorgt een interactie tussen de hippocampus en de amygdala voor het oproepen van negatieve herinneringen. Of de verbinding tussen de twee gebieden sterker is bij mensen met een aanleg voor angst, gaan de onderzoekers nu verder bekijken.

De bevindingen zijn gepubliceerd in het vakblad Cell.