Eos Blogs

Waar komt de babybust vandaan?

In het begin van de pandemie hoorden we de rooskleurige voorspelling dat we de solidariteit en liefde zouden terugvinden, met een babyboom tot gevolg. Nu blijkt dat er eerder minder dan meer baby's worden geboren. Hoe komt dat?

Blijkbaar niet dus. Echtscheidingen zijn aan het boomen, en geboortes crashen. In de V.S. zijn er naar schatting vorig jaar 300.000 minder baby’s geboren; een gelijkaardig beeld tekent zich af in  FrankrijkItalië of Spanje. Bij velen betekent dit niet alleen uitstel maar ook afstel. Deze ongeboren baby’s zijn de onbezongen slachtoffers van de coronacrisis. 

Waarom toch deze babybust? Het standaardverhaal, verteld door economen (DS – 16 maart), is eentje van materiële en financiële onzekerheid. Voor de 20e eeuw waren kinderen een goede investering: ze waren nuttige werkkrachten en dienden ook als een soort pensioensparen. Vandaag, in onze hoogtechnologische maatschappij is kinderarbeid overbodig, maar kinderen slorpen wel geld, tijd, en energie op als nooit tevoren. Dus, aldus deze redenering, eens we onzeker zijn of we voldoende middelen hebben, dan stellen we kinderen uit.

Deze redenering leek een lange tijd het dalende vruchtbaarheidscijfer goed te verklaren. Echter, het verhaal begint steeds meer te rammelen. Nog voor de pandemie uitbrak, in 2019, rapporteerde statistiek Vlaanderen dat de gemiddelde Vlaamse vrouw 2,2 kinderen wil. Met andere woorden, 0,6 meer dan ze eigenlijk krijgt. Dit verschil kan klein of abstract klinken, maar achter dit simpele cijfer zit veel menselijke leed en ellende: relatiebreuken, depressie, worstelingen met infertiliteit. Hoe komt het toch dat we, in ons hoog-technologische maatschappij met sterk uitgebouwde welvaartstaat, dat ene simpele basiswens niet kunnen waarmaken?

Statuscompetitie

Vanuit een puur economisch perspectief is dit bizar. Als je een kind ter wereld brengt in België kan je immers rekenen op veel hulp, gaande van kinderbijslag en gesubsidieerde opvang tot goedkoop publiek onderwijs. Het gros van de economische investering wordt door de staat gedragen. En ook al heeft de economie een flinke klap gekregen door de lockdowns, is dit niet fundamenteel veranderd door corona: niet alleen is er enorme staatsteun, maar voor de overgrote meerderheid van toekomstige ouders tussen twintig en veertig jaar oud is het coronavirus niet levensgevaarlijk. Waarom maakt corona ons toch zo onzeker over de toekomst?

In een boeiende recente studie van drie Amerikaanse antropologen werd gesteld dat, om de schaal van de fertiliteitsafname te verklaren, we de steeds groeiende statuscompetitie moeten meenemen. Sociale status verwijst naar de hoeveelheid respect dat we aan iemand geven. En status correleert, zéér ruwweg genomen, met een combinatie van inkomen en onderwijsniveau. Dus, volgens deze antropologen, als we steeds meer studeren en carrière maken voor dat eerste kindje, dan gaat dat niet alleen om de eigen economische onzekerheid te verminderen, maar ook om de eigen statuspositie te veroveren. De onzekerheid speelt zich dus af op psychologisch vlak: we moeten steeds harder werken om door anderen gewaardeerd te worden (of dat denken we toch), en hebben daardoor steeds minder mentale energie over voor kinderen.

Vandaag zijn we ofwel gedwongen werkloos, ofwel leven we in een soort Matrix waarbij ons leven zich afspeelt in interactie met schermen. In beide gevallen is het minder duidelijk waarvoor en voor voor wie we leven en werken

Dit verklaart waarom we steeds op latere leeftijd een kind krijgen. Ook in België is deze tendens treffend: in 1998 was de gemiddelde leeftijd van de moeder bij de eerste geboorte 27,3 jaar; in 2017 was dat verschoven naar 29,1. Dit komt niet door een toenemende financiële of materiële onzekerheid, maar door toenemende onzekerheid over de eigen status.

Dit is niet noodzakelijk negatief. Het is mogelijk dat we het echt willen om langer te studeren en te werken, bijvoorbeeld om onze talenten te ontplooien. Echter, velen zeggen dat ze eigenlijk meer kinderen willen dan ze zich kunnen veroorloven.  Als we aan de statuscompetitie meedoen dan lijkt er toch een groot element van angst te zijn: angst om de boot te missen en om niet meer mee te kunnen in ons steeds competitievere samenleving. 

“Het” maken

Denk hierbij aan de opkomst van de uitdrukking “het maken”. Niet zo lang geleden werd een artiest die commercieel succes haalde gezien een “sell-out”; vandaag zouden we zeggen dat die “het heeft gemaakt”. In mijn eigen industrie, academia, had de titel “onafhankelijke geleerde” ooit de connotatie zoals “indie rock” of “onafhankelijke filmmaker” – nu staat het voor iemand die gefaald heeft in de Darwiniaanse competitie.

Vanuit dit perspectief lijken de lockdowns een perfect middel om die onzekerheid te verergeren. De drang naar status is ten slotte een drang naar erkenning door anderen. Maar vandaag zijn we ofwel gedwongen werkloos, ofwel leven we in een soort Matrix waarbij ons leven zich afspeelt in interactie met schermen. In beide gevallen is het minder duidelijk waarvoor en voor voor wie we leven en werken. En zonder duidelijkheid over het eigen leven is het moeilijk mentale ruimte te maken voor nieuw leven. 

Deze diagnose is enerzijds pessimistisch: het probleem gaat dieper dan een gebrek aan verlofstelsels, of materiële hulp voor jonge ouders, of zelfs een gebrek aan gendergelijkheid. Anderzijds is er ook reden tot optimisme, want onze bezorgdheden om status spelen zich vooral af in ons hoofd. Hoewel het niet gemakkelijk is, staat het ons nog steeds vrij om afstand te nemen van de statuscompetitie.