Zeven vragen en antwoorden over seksuele fetisjen

Waar we ’s nachts op kicken tussen de lakens is voor ieder van ons uniek. Toch zal de meerderheid eerder seksueel opgewonden geraken van borsten of van een geslachtsdeel, dan van voeten of sokken. Wat zegt de psychologie over die bijzondere seksuele voorkeuren?

Wat is een fetisj?

‘Volgens de DSM-5 speken we van een fetisj wanneer iemand intens en aanhoudend seksueel opgewonden geraakt van een niet-levend object, zoals schoenen of sokken, of van niet-genitale lichaamsdelen, zoals voeten of tenen,’ legt professor Luk Gijs uit. Hij is verbonden aan het instituut voor Familiale en Seksuologische wetenschappen en doceert seksuele psychologie aan de KU Leuven. De DSM-5, ofwel the Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, is een Amerikaans en internationaal invloedrijk classificatiesysteem van psychische stoornissen. ‘Het is niet voldoende wanneer iemand eenmalig over het object of lichaamsdeel fantaseert. Volgens de definitie van de DSM-5 moet die aantrekking ten minste zes maanden aanwezig zijn, en is die altijd seksueel van aard.’ Het is volgens Gijs wel nuttig om te weten dat de DSM controversieel is op dit terrein. ‘De vraag kan worden opgeworpen of fetisjisme überhaupt in een handboek voor psychische stoornissen vermeld moet staan, aangezien het voornamelijk op een variatie in seksuele voorkeur duidt.’

Voorbeelden van meer zeldzame seksuele interesses zijn een aantrekking tot furry costumes, een type dierenkostuum, of tot luiers

Personen met een fetisj gebruiken het object of lichaamsdeel waar ze opgewonden van geraken in hun fantasieën, ze voelen of ruiken eraan, masturberen ermee of gebruiken het tijdens seks met een andere persoon of personen. ‘Een fetisj kan exclusief zijn, wat erop neerkomt dat je uitsluitend seksueel opgewonden geraakt van het desbetreffende object of lichaamsdeel. Bij een niet-exclusieve fetisj wordt je zowel opgewonden van de fetisj als van andere seksuele prikkels. Exclusieve fetisjen komen in de praktijk minder vaak voor’, vult Gijs aan.  

Wat is de link met andere atypische seksuele voorkeuren?

Fetisjisme kan gecategoriseerd worden als een parafilie. Dit is de verzamelterm voor alle atypische seksuele voorkeuren. Andere parafiele interesses die ook in de DSM-5 worden vermeld zijn bijvoorbeeld pedofilie, exhibitionisme, masochisme en sadisme. Hoewel sommigen die atypische voorkeuren wel eens durven te verwarren met een fetisj, zijn ze niet hetzelfde. ‘Bij fetisjisme is er de aantrekking tot het object, terwijl er bij masochisme bijvoorbeeld de aantrekking is tot de machtsverhouding of de pijn. Er is wel een overlap tussen de twee, in die zin dat ze makkelijk samen kunnen voorkomen. De persoon voelt zich dan aangetrokken tot zowel de voorwerpen die gebruikt worden, als de pijn of macht die ermee gepaard gaat’, legt Gijs uit.

Hoe komt het dat sommigen een fetisj ontwikkelen ten opzichte van een bepaald object of lichaamsdeel?

De oorzaak van fetisjme is niet bekend. Binnen de psychologie en psychiatrie zijn hier wel verschillende hypothesen over. ‘Het is mogelijk dat de hersenen zich anders ontwikkelen bij personen met een fetisj. Dat is een biologische hypothese. Een andere hypothese is dat de seksuele ontwikkeling in de vroege kindertijd anders is verlopen’, zegt Gijs. Jonge kinderen spelen seksuele spelletjes waarbij ze zichzelf en de ander ontdekken. Er is een theorie die stelt dat kinderen tijdens die spelletjes een liefdesschema ontwikkelen. Dit schema vormt een soort blauwdruk voor de ideale (seksuele) relatie en liefdespartner in het latere leven. Wanneer dit seksueel spel verstoord wordt, doordat ze bijvoorbeeld te vroeg in aanraking komen met seks, kunnen atypische seksuele voorkeuren ontstaan. Ook leerervaringen of conditionering tijdens de puberteit kunnen een mogelijke oorzaak zijn. Volgens die hypothese ontstaat een fetisj wanneer een bepaalde stimulus, zoals bijvoorbeeld een sok, gepaard gaat met seksuele opwinding of seksueel gedrag. Nadien blijft de adolescent dat voorwerp linken aan genot. Er is voor geen van deze hypothesen voldoende bewijs.

Hoeveel personen hebben een fetisj?

Het is volgens Gijs moeilijk om hier een eenduidig antwoord op te geven, omdat fetisjisme met diverse meetinstrumenten kan worden gemeten en populatiestudies hiernaar zeldzaam zijn. Een onderzoek van het Nederlands kenniscentrum voor seksualiteit Rutgers uit 2017 heeft cijfers ter beschikking over de parafiele interesses van 1768 mannen en 1850 vrouwen. De onderzoekers Hanneke de Graaf en Ciel Wijsen vroegen de deelnemers of ‘ze wel eens bijzondere seksuele verlangens hadden’, en nadien welke verlangens dit dan precies zijn. Binnen dit onderzoek wordt fetisjisme beschreven als ‘opwinding door bepaalde voorwerpen of kleding’. Volgens de resultaten voelt 4,4% van de mannen en 0,8% van de vrouwen wel eens aantrekking tot een bepaald voorwerp of kledingstuk. 3% van de mannen en 0,5% van de vrouwen zou dat verlangen al hebben omgezet in de praktijk. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat het niet over een exclusieve fetisj gaat. Dan zou het percentage waarschijnlijk lager liggen. Overigens lopen cijfers over prevalentie nogal uiteen in verschillende studies, mogelijk door verschillende meetmethodes, culturele verschillen en historische veranderingen.

Waarom hebben mannen vaker een atypische seksuele voorkeur dan vrouwen?

Verschillende theorieën bieden een verklaring voor dit sekseverschil. Gijs legt uit: ‘Volgens de ene theorie is er op groepsniveau een intrinsiek verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen zouden visueel gevoeliger zijn voor seksuele prikkels, of zouden een grotere kwetsbaarheid hebben om zich aangetrokken te voelen tot atypische objecten. Volgens de andere en concurrerende theorie zijn er geen biologische verschillen tussen mannen en vrouwen, maar is het bij mannen meer toegelaten om open en expressief te zijn over seks. Ze krijgen namelijk meer aangeleerd dat seks goed is. Bij vrouwen is dat omgekeerd. Hen wordt bijgebracht om hier meer terughoudend over te zijn. Dit zou mogelijk verklaren waarom mannen atypische seksuele voorkeuren meer rapporteren dan vrouwen.’

Wat zijn de meest voorkomende fetisjen?

‘Wereldwijd zijn vooral fetisjen rond kledij en ondergoed of rond lichaamsdelen zoals voeten, tenen en haren meest voorkomend’, aldus Gijs. Een Belgisch onderzoek van Lien Holvoet en collega’s uit 2017, onderzocht het voorkomen van BDSM-gerelateerde fantasieën en activiteiten bij een steekproef van 1027 deelnemers. De studie was een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen en het Universitair Psychiatrisch Centrum van Duffel. Volgens de resultaten was de seksuele interesse voor lingerie onder de deelnemers met 71,7% het hoogst. Nadien volgde nylon met 29,5% en leer met 14,7%. Latex (12,4%), voeten (9,7%) en  schoenen (9,7%) waren het volgende op het lijstje.

‘Als je je aangetrokken voelt tot sokken, wat voor kwaad kan dat doen?’

Het gaat hier niet over exclusieve fetisjen. Voorbeelden van meer zeldzame seksuele interesses zijn een aantrekking tot furry costumes, een type dierenkostuum, of tot luiers. Personen met een luierfetisj raken bijvoorbeeld opgewonden wanneer ze zelf een luier dragen. ‘Welke fetisjen het meest voorkomen, heeft ongetwijfeld ook een culturele component. Een klassiek voorbeeld is dat ze in de oude Chinese cultuur erg gericht waren op voeten. Of wanneer in een cultuur amper naaldhakken voorkomen, is het moeilijker om hier een fetisj voor te ontwikkelen’, vult Gijs aan.

Kan een fetisj schadelijk zijn?

Een fetisj is volgens Gijs in de meeste gevallen helemaal niet schadelijk. ‘Als je je aangetrokken voelt tot sokken, wat voor kwaad kan dat doen? Binnen de context van parafilieën wordt schade vaak gedefinieerd als lichamelijke pijn of misbruik van een ander persoon. Van beide is geen sprake bij fetisjisme.’ Toch kunnen personen wel dagelijks hinder of lijden ervaren vanwege hun afwijkende seksuele interesse. Wanneer dit lijden zes maanden aanhoudt, wordt er volgens de DSM-5 gesproken van een fetisjismestoornis. Hoe dit lijden of die hinder er dan concreet uit moet zien, vernoemt het handboek volgens Gijs niet. ‘Hier zijn geen formele diagnostische criteria voor opgesteld. Het uitgangspunt is het (on)welbevinden van de persoon zelf. Ervaart de persoon een vorm van lijden? En welke intensiteit heeft dit dan?’ Waarschijnlijk gaan personen met een fetisj vooral gebukt onder het taboe en stigma dat hangt rond ‘abnormale’ seksuele voorkeuren. Dat beaamt ook professor Gijs. ‘In het algemeen zijn ongewone seksuele interesses eerder taboe, en hebben stigma en discriminatie een negatieve impact op het welbevinden. Toch wordt fetisjisme tegenwoordig al meer geaccepteerd dan vroeger. Had je dit interview 30 jaar geleden afgenomen, dan was de cruciale vraag waarschijnlijk ‘Hoe behandel je fetisjisme en hoe geraak je ervan af?’ Dus er is wel een evolutie in hoe de westerse samenleving ernaar kijkt. Behandelingen nu, voor zover nodig, focussen vooral op hoe je als persoon je atypische seksuele interesse kan aanvaarden en ermee kan leven.’