Europese satelliet gaat hete exoplaneten onderzoeken

21 maart 2018 door SST

In 2026 wil de ESA een ruimtesatelliet lanceren die de atmosfeer van niet minder dan duizend exoplaneten in kaart moet brengen.

Momenteel zijn er al bijna vierduizend planeten rond andere sterren dan de zon ontdekt, waaronder heel wat exemplaren die zich in de zogenaamde bewoonbare zone bevinden – denk maar aan de ‘Belgische’ Trappist-exoplaneten. Maar astronomen hebben er vooralsnog het raden naar of deze planeten ook een atmosfeer bezitten, en zo ja, waaruit die is samengesteld.

Volgend jaar wordt de James Webb-telescoop gelanceerd, de langverwachte opvolger van de Hubble-telescoop die onder andere het licht zal analyseren dat doorheen de atmosfeer van exoplaneten priemt wanneer die voor hun ster schuiven.

Maar het aantal exoplaneten dat de James Webb zal kunnen onderzoeken, is beperkt. Het Europese ruimtevaartagentschap ESA heeft daarom plannen voor een ruimtesatelliet met een veel groter blikveld, waarmee een uitgebreide steekproef kan worden gemaakt van de (eventuele) atmosferen op exoplaneten.

De ESA heeft gisteren het licht op groen gezet voor het ontwerp en de bouw van deze ruimtesatelliet, die Ariel zal gaan heten. Achter Ariel zit een breed wetenschappelijk en industrieel consortium, waarvan ook de KU Leuven en het Centre Spatiale de Liège deel uitmaken. De twee Belgische partners zijn verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van de telescoop op de ruimtesatelliet.

Na de lancering, die gepland is voor 2026, zal Ariel de chemische samenstelling van de atmosferen van niet minder dan duizend exoplaneten gaan bestuderen. Dat zullen vooral hete planeten zijn, waardoor de klemtoon van de missie in de eerste plaats niet ligt op het zoeken naar buitenaards leven.

‘Warme en hete exoplaneten zijn een ideaal laboratorium om de chemie en de vorming van planeten te bestuderen’, zegt Leen Decin van het Instituut voor Sterrenkunde van de KU Leuven. ‘Door de hoge temperaturen circuleren de verschillende moleculaire bestanddelen doorheen de atmosfeer, zodat ze gedetecteerd kunnen worden in de spectra die we met de spectrometers aan boord van Ariel zullen meten.’