25 jaar smartphone: luxe of vergiftigd geschenk?

25 jaar geleden, op 16 augustus 1994 kwam de eerste smartphone op de markt. De technologie kreeg sindsdien een steeds belangrijkere rol in ons leven. ‘Ik vergelijk het soms met het in huis halen van een hond,' zegt professor Lieven De Marez (UGent).

Op 16 augustus 1994 kwam de IBM Simon Personal Communicator op de markt. Het zeer voorlopige eindpunt van een proces dat lang voor de iconische mijlpaal van Apple met zijn iPhone (2007) is ingezet. In 1992 stelde IBM op de Computer Dealers’ Exhibition in Las Vegas, alias de Comdex-beurs, al een prototype voor van een mobiele telefoon voor. Codenaam: Angler. De computergigant wil hiermee een toestel introduceren dat een draagbare telefoon koppelt aan een PDA: een ‘personal digital assistant’. De Angler bevat een kalender, een adresboek en een notitieblok. Op Comdex worden al demo’s gegeven van mogelijke toekomstige applicaties, zoals het raadplegen van landkaarten, het lezen van nieuwsberichten en het opvolgen van de beurskoersen. De belangstelling is groot. Bedenker Frank Canova staat de volgende dag op de voorpagina van het financiële katern van USA Today.

Simon heeft een adresboek, een rekenmachine, een kalender, een archiveringssysteem, een kladblok, een tekenmodule, een klok en een todo-lijst. En je kunt ermee faxen en mailen

Toch zal het nog eenentwintig maanden duren voor de Angler de consument bereikt en tegen dan is de naam veranderd in IBM Simon Personal Communicator. Die wordt bedacht door de directie van BellSouth Cellular Corporation, dat het AMPS-netwerk van draadloze telefoons runt in vijftien Amerikaanse staten. De vertraging zit in problemen met de software, waardoor de initiële lancering wordt uitgesteld van mei 1994 naar 16 augustus 1994, de officiële geboortedatum van de eerste smartphone voor de consument.

Handcomputer

Hoe revolutionair het toestel ook is, veel deining veroorzaakt het niet buiten de Verenigde Staten. En in de Belgische pers vinden we welgeteld één artikel terug, niet toevallig in De Financieel-Economische Tijd, een zakenkrant. ‘Handcomputers raken niet door de voorronde’ titelt het blad op dinsdag 17 mei 1994. ‘Handcomputers blijken het, in dit jaar van de wereldkampioenschappen voetbal (in de Verenigde Staten; red.), nog steeds moeilijk te hebben om zich te kwalificeren voor de eindronde, zeg maar de portefeuille van de consument.’

Volgt een overzicht van PDA’s op de markt: de Apple Newton, de EO 400 Personal Communicator van AT&T (2000 dollar!) en tenslotte ook de IBM Simon Personal Communicator. ‘Analisten zijn van oordeel dat de markt van de PDA’s momenteel erg onzeker is en dat de computerfabrikanten ze heel voorzichtig benaderen. In het licht van de vergeefse pogingen van AT&T en Apple heeft een aantal onder hen overigens beslist zich eerder te concentreren op beter verkopende computerprodukten en hun PDA-plannen voorlopig op ijs te zetten. Het is immers duidelijk dat ze niet echt benadeeld zijn omdat ze geen handcomputers op de markt hebben, want de gebruiker lijkt niet echt koopgezind te zijn. In maart had IBM overigens al aangekondigd dat het de introduktie van zijn Simon Personal Communicator nog even ging uitstellen omdat het faxmechanisme nog niet feilloos werkte.’

Neen, zo luidt de conclusie van het artikel in de FET, die ‘handcomputers’ liggen nog niet in eenieders hand: ‘Analisten kijken intussen uit naar een nieuwe generatie PDA’s die de markt zou moeten aanzwengelen, maar ze hebben zonder uitzondering hun astronomische verwachtingen voor de verkoop al flink teruggeschroefd.’

Simon says?

Simon is nochtans goed uitgerust. Hij heeft een adresboek, een rekenmachine, een kalender, een archiveringssysteem, een kladblok, een tekenmodule, een klok en een to-dolijst. Meer nog: je kunt ermee faxen en mailen, als je tenminste tig commando’s blindelings kunt intikken. Hij kan ook dienst doen als ‘pager’, een semafoon zeg maar. ‘Features’ noemt men ze op dat ogenblik, van apps is nog lang geen sprake. En een App Store is ook nog verre toekomstmuziek. Maar een touchscreen is er dus wel al. Het klavier is uitgerust met wat dan ‘PredictaKey’ heet: op basis van de letters die je al gebruikt hebt, toont het scherm de zes letters waarvan Simon vermoedt dat je ze zeker zult nodig hebben voor de rest van je boodschap.

Het debat wordt te binair gevoerd: voor of tegen de smartphone. We mogen niet vergeten hoeveel voordelen het toestel ons biedt Prof. Lieven De Marez (UGent)

De IBM Simon Personal Communicator is 20 centimeter lang, 6 cm breed en net geen 4 cm dik. Hij weegt iets meer dan een halve kilo. De ingebouwde batterij is goed voor één uur gebruik. Met een onderhoudscontract voor twee jaar kost het toestel 899 dollar, zonder 1099 dollar. Omgerekend naar euro en rekening houdend met de inflatie zou dat vandaag respectievelijk 1360 en 1663 euro betekenen. Dankzij allerlei abonnementsformules — klinkt vertrouwd, niet? — kun je al een Simon bemachtigen voor zo’n 600 dollar. Best wel duur, en het verklaart waarom het toestel alleen door zakenlui wordt gekocht en gebruikt. Zo’n vijftigduizend toestellen worden ervan verkocht, niet echt een hebbeding bijgevolg. Langer dan een half jaar is hij dan ook niet op de markt. Verkrijgbaar half augustus 1994, verdwenen in februari ’95.

De term ‘smartphone’ is op dat ogenblik nog niet eens gebruikt. Die duikt pas enkele maanden ná Simon op, bij de introductie van AT&T’s PhoneWriter Communicator. In onze pers is het wachten tot april 1997 en tot, alweer, De Financieel-Economische Tijd, het heeft over een ‘speciaal ontworpen telefoontoestel’ waarmee de consument Banksys-verrichtingen kan doen: de Smartphone, met hoofdletter zowaar.

Innovators & early adopters

‘De IBM Simon is slechts een voetnoot in mijn lessen over de historiek van de mobiele telefonie, die in golven van zeven tot tien jaar verloopt’, zegt professor Lieven De Marez. Hij is directeur van de onderzoeksgroep Media, Innovatie en Communicatietechnologie aan de UGent, en initiatiefnemer van de jaarlijkse Digimeter, die de trends inzake bezit en gebruik van media en technologie in Vlaanderen in kaart brengt. ‘Je moest al een halve ingenieur zijn om met de Simon aan de slag te kunnen. Typisch IBM zou je kunnen zeggen: dat bedrijf was heer en meester in businesstoepassingen, maar het duurde tot Apple met de grafische interface kwam, alvorens het zelf ook gebruiksvriendelijkere toestellen ging produceren.

’De Marez vindt het niet abnormaal dat de Simon niet onmiddellijk voor een wereldwijde doorbraak zorgt. ‘Het is logisch dat technologische innovatie een trage aanloopfase kent. Men gaat ervan uit dat twee procent onmiddellijk mee is: dat zijn de innovators. Zij hebben de nieuwe technologie nodig voor hun werk. Of het zijn gadgetfreaks. De tweede groep zijn de early adopters; die maken dertien procent uit. Zij zijn het die een onzekere, afwachtende markt in beweging kunnen brengen. Wie rijdt er bijvoorbeeld vandaag al met een Tesla rond? De innovators. Voor al de anderen is dat nog een ver-van-mijn-bed-show.’

De IBM Simon Personal Communicator is 20 centimeter lang, 6 cm breed en net geen 4 cm dik. Hij weegt iets meer dan een halve kilo

‘Eens de incubatieperiode is aangebroken, kan het heel snel gaan. Denk aan de mobiele telefoon. Toen ik 18 was, was er slechts één iemand in mijn vriendenkring die er een had. We vonden dat een pocherig ding, wel handig om even naar huis te bellen om te zeggen dat je wat later zou zijn. Maar we dachten er toen niet aan om zelf zo’n toestel aan te schaffen. Tot het een onmisbaar iets werd. Als één iemand op Facebook of Slack zit, is dat niet interessant. Als het er velen zijn, krijg je het gevoel dat je iets mist en dat je er zelf moet bij zijn. Netwerkeffecten zorgen voor een snelle doorbraak van een technologie.’

Hond in de mand

Elf jaar na de al bij al beperkte impact van de IBM Simon Personal Communicator schrijft Lieven De Marez zijn doctoraat over de aanvaarding van nieuwe communicatietechnologieën. In De Standaard van 20 juli 2005 voorspelt hij de komst van de smartphone: ‘Zo’n toestel zal er zeker komen binnen dit en tien jaar. Het is een logische evolutie van wat al bezig is: vroeger had je toestellen die maar een iets konden. Mettertijd kregen die ook alsmaar meer functies. We zullen dus zeker gaan naar een toestel dat alles kan. Een gsm bijvoorbeeld waarmee je ook de krant kan lezen.’

‘Binnen dit en tien jaar’ blijkt precies anderhalf jaar te zijn, want in januari 2007 kondigt Steve Jobs de komst van de iPhone aan, die nog eens vijf maanden later in de handel ligt. Weer twaalf jaar later is De Marez de man die er ons op moet wijzen dat de Vlaming gemiddeld 2 uur en 48 minuten per dag op de smartphone spendeert. ‘Ik was een techno-optimist die techno-realist is geworden’, zegt hij daar vandaag over. ‘De smartphone is een fantastische uitvinding. Het is de belichaming van de digitale revolutie, maar niet alles eraan is pro. De voorbije tien jaar hebben we een te groot deel van onze cognitieve capaciteiten uitbesteed aan de technologie. Steve Jobs introduceerde de iPhone als een ‘extension of our capabilities’, maar het is helaas ook een ‘extension of our body’ geworden. Dat moet anders in de toekomst. Ik vergelijk dit soms met het in huis halen van een hond. In het begin loopt dat dier overal met je mee: aan tafel, in de zetel voor tv, in bad, op bed. Hij is werkelijk overal en je moet hem onder controle krijgen, hem temmen, zodat hij in zijn mand ligt als je aan het eten of aan het slapen bent. Met de smartphone is het net hetzelfde. Die is ook aanwezig aan tafel, voor tv, in bad en in bed. En daarvoor moeten we dus ook een soort mand voorzien.’

‘We onderschatten hoe tijdrovend de smartphone is. Per dag ontvangen we soms honderden berichtjes. Er ontstaan treintjes: we lezen een WhatsApp-berichtje, maar dan willen we ook even zien wat er op Facebook gebeurt, en zo gaat dat maar door. Als je tiener bent, gaat dat nog, maar hoe ouder je wordt, hoe meer je ervaart dat tijd een schaars goed is. We zouden dus best smartphonevrije blokken in onze dag voorzien. Al vind ik het vermanende vingertje niet goed. Het debat wordt te binair gevoerd: voor of tegen de smartphone. We mogen niet vergeten hoeveel voordelen het toestel ons biedt.’

Met dank dus ook aan Simon.