‘De recyclingindustrie negeert plastic afval’

In het kort

Veel plastic afval vindt zijn weg naar de recycler niet of via het verkeerde kanaal.

Sommige experts denken dat consumenten en handelaars beter zullen sorteren als ze statiegeld ontvangen voor petflessen.

Anderen experimenteren met nieuwe afvalzakken.

Plastic flessen belanden vaak niet bij het pmd, maar bij het restafval, in een openbare vuilnisbak of gewoon op straat. Dat bemoeilijkt de recycling. Hoe krijgen we de afvalstroom zuiver?

De Belgische recyclingcijfers ogen spectaculair. Vorig jaar recycleden verwerkingsbedrijven 81 procent van het ingezamelde verpakkingsmateriaal. Dat zegt Fost Plus, het bedrijf dat de inzameling en recycling van huishoudelijk afval organiseert in België.

Met die cijfers mag België zich de koploper van Europa noemen. Maar is de claim terecht? ‘De Vlaamse verwerkingsindustrie herhaalt altijd maar dat zij de allerbeste is. Alleen baseert ze zich voor die stelling op cijfers die niet helemaal kloppen’, zegt Rob Buurman, algemeen directeur van R­ecycling Netwerk, een coöperatie van verschillende milieuorganisaties. Tot vorig jaar was Buurman beleids­medewerker circulaire economie bij de Bond Beter Leefmilieu. ‘De berekeningen gebeurden in andere Europese lidstaten allicht ook niet volledig correct. Toch blijft het wat wrang om jezelf uit te roepen tot kampioen in het recyclen als je cijfers overschat zijn.’

‘België roept zichzelf uit tot kampioen in het recyclen, maar de cijfers zijn overschat’

Het afgelopen jaar recycleden Bel­gische bedrijven niet minder dan 109 procent van al het glas dat in het land wordt geproduceerd. Hoe dat kan? Doordat België ook een beetje glas verwerkt van producten die consumenten over de grens aankochten. Die producten zijn niet opgenomen in de Belgische productiegetallen.

Buurman stelt dat het Belgische recyclingsysteem nog aanzienlijk kan verbeteren. ‘Neem nu aluminium. De productie is erg vervuilend, dus de milieuwinst is groot als je het materiaal recyclet. Dat hoeft geen probleem te zijn: aluminium kan je goed verwerken. Alleen moet je het daarvoor eerst goed ophalen.’ Daar gaat het volgens Buurman mis. ‘Volgens de cijfers recyclen we bijna 99 procent van het aluminium. Maar slechts de helft van de blikjes belandt bij het pmd-afval. De resterende blikjes komen terecht op straat, in een openbare vuilnisbak of bij het restafval. Er is maar één afvalbedrijf in Vlaanderen dat daar het aluminium uit sorteert.’

Al het aluminium dat niet bij het pmd zit, belandt samen met ander afval in de verbrandingsoven. Buurman: ‘Na de verbranding blijft nog maximaal 77 procent aluminium over – volgens één thesisonderzoek zelfs maar 33 procent. Het overblijvende aluminium kunnen producenten nog gebruiken, maar pas nadat ze het opnieuw hebben gezuiverd. Het is immers zwaar vervuild met bodemassen en andere metalen. In elk geval kan je het niet meer gebruiken in voedingsverpakkingen. Toch telt dat aluminium mee als gerecycled. Nieuw aluminium is, na een jaar in omloop, bijna helemaal verdwenen.’

Afvalstroom

Een ander probleem naast aluminium is het inzamelen van plastic afval. Veel van dat afval vindt zijn weg niet naar verwerkingsbedrijven. Wereldwijd worden plastic flesjes en zakjes op straat en in de natuur gedumpt. Soms blaast de wind het afval de rivieren in en drijft het zo naar de zee. In de oceanen dobbert naar schatting 150 miljoen ton plastic – jaarlijks komt daar 4,6 tot 12,7 miljoen ton bij. Het plastic verzamelt zich in de spiraalstromen die ontstaan waar de zeestromingen samenkomen: de beruchte drijvende vuilnisbelten.

Na verloop van tijd breekt het plastic in kleinere stukjes, onder invloed van zonlicht (uv). Slechts enkele soorten schimmels en één bacterie kunnen plastic afbreken. Het grootste deel van onze rommel is dus bestemd om zo goed als eeuwig rond te dobberen. Zeedieren die de stukjes afval als voedsel aanzien, stapelen het plastic op zonder het te verteren. Ze verhongeren met een volle maag. De dieren in de zee zijn overigens niet de enige die lijden onder onze afvalproductie: jaarlijks sterft in Vlaanderen een honderdtal koeien na het eten van zwerfvuil.

Opruimacties pogen de rommel weg te werken en de bevolking bewuster te maken voor de zwerfvuilproblematiek. De grootste van die initiatieven is het Nederlandse The Ocean Cleanup, dat in 2018 van start gaat. Tegen 2020 willen de organisatoren wekelijks drie ton plastic opvissen.

Dan is er nog de fractie plastic die wel bij een verwerker belandt, maar niet op de juiste manier. Via cijfers van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) berekende Buurman dat 38 procent van de flessen en flacons in de restafvalzak terechtkomt. Dat plastic wacht geen mislukt verteringsproces in de maag van een (zee)koe, maar een vurige toekomst in de huisvuilverbrandingsoven.

Volgens het jongste uitvoeringsplan van de OVAM moet 85 procent van het huishoudelijk afval een ‘nuttige toepassing’ krijgen. Daaronder valt recycling. De Europese richtlijnen voor verpakkingen en verpakkingsafval stellen dat ‘verbranding met terugwinning van energie’ ook een nuttige toepassing is. Afval beschouwt Europa als een bron van groene energie. In Vlaanderen doen alle huisvuilverbrandingsovens dienst als energiecentrales die stroom en mogelijk warm water leveren. Dat is op zich een goede zaak, maar verwerkers stoten onder meer CO2 uit als ze het afval verbranden. Daarnaast is het verre van nuttig om een fles te verbranden als je die ook perfect kan recyclen. De grondstoffenvoorraden op aarde slinken, dus springen we maar beter zuinig om met wat we hebben.

Met een beetje geluk belanden plastic flesjes waar ze horen: in de pmd-zak. Ze worden in een sorteercentrum gescheiden van de kartonverpakkingen en de blikjes en krijgen een tweede leven als vloerbekleding in de auto, straatmeubilair of als nieuwe petfles.

Goed sorteren creëert een ‘zuivere afvalstroom’, waarmee je meer kan maken dan met gemengde materialen. ‘Om verpakkingen te produceren van 100 procent gerecycled materiaal moet je afval van hetzelfde materiaal bijeenhouden. Je mag het niet mengen met andere grondstoffen’, zegt Karel Van Acker, professor Materiaalkunde en coördinator van het KU Leuven Materials Research Center.

‘De beste manier om dat te doen, is door goed te sorteren bij de bron: de consument. Maar hoe meer je hem laat sorteren, hoe meer transport en energie je nodig hebt. Sommige verpakkingen, zoals petflessen, kan de consument makkelijk gescheiden houden. Maar bij andere is het moeilijker en verwarrender. Als een consument niet weet wat hij met een verpakking moet aanvangen, dan kan hij die thuis in een zak stoppen. Dan is het aan het sorteercentrum om ze er achteraf uit te halen. Het materiaal is dan minder zuiver, maar je verbruikt minder energie.’

Statiegeld

‘We kunnen meer plastic recyclen en de kwaliteit van de verwerkte plastics verhogen als we met statiegeld werken’, zegt Buurman. ‘Vandaag negeert de Belgische verwerkingsindustrie het grootste deel van de plastic verpakkingen. Ze kan die ophalen, maar als consumenten ze allemaal in eenzelfde zak gooien, gaat de kwaliteit van de verwerkte plastics erop achteruit.’

Buurman ziet twee oplossingen voor het sorteerprobleem. ‘Je zou een bijkomende, roze zak naast de blauwe pmd-zak kunnen verdelen. Die is bestemd voor alle plastic verpakkingen buiten flessen en flacons. Maar dan hebben ophaaldiensten en sorteerders meer werk en verhoog je de kwaliteit van de blauwe zak niet. De andere optie is statiegeld heffen op petflessen en later mogelijk op flacons. Die kunnen ophaaldiensten makkelijk gescheiden inzamelen. Je creëert een zuivere stroom. Bovendien geef je waarde aan het product, waardoor je vermijdt dat het in het milieu terechtkomt. Er komt ruimte vrij in de blauwe zak om andere plastics te verzamelen.’

Fost Plus is het daarmee niet eens. Woordvoerster Fatima Boudjaoui verklaart: ‘Statiegeld heffen is duur. Consumenten en handelaars moeten ruimte maken om de verpakkingen in te zamelen en het ondermijnt het systeem van de blauwe zak. Het lost het zwerfvuilprobleem niet op.’

De OVAM deed in 2015 een onderzoek naar de kosten en baten van statiegeld op eenmalige drankverpakkingen. De conclusie was dat statiegeld het volume zwerfvuil met maximaal 40 procent – de fractie drankverpakkingen – kan reduceren. Studies uit de Verenigde Staten bevestigen dat. In staten waar het bestuur statiegeld invoerde, daalde de totale hoeveelheid zwerfvuil met 10 tot 39 procent. Het onderzoek van de OVAM bevestigt dat statiegeld duurder is dan de huidige pmd-inzameling, maar in drie van de vijf onderzochte scenario’s volstaan de opbrengsten van het statiegeldsysteem (materiaalopbrengsten, niet-geïnd statiegeld) om die kosten te dekken. Bovendien schatte de OVAM de kosten van zwerfvuil op 60 miljoen euro. Vandaag is dat cijfer gestegen tot 103 miljoen. Verder komt volgens de organisatie ruimte vrij voor andere soorten plastic als flessen en flacons uit de blauwe zak verdwijnen.

Maar ook de OVAM ziet de keerzijde van een systeem met statiegeld. Net als Fost Plus denkt de organisatie dat statiegeld ertoe kan leiden dat de pmd-zak zo lang blijft staan dat sommigen hem niet meer gebruiken. In dat geval belandt alles waar geen statiegeld op staat bij het restafval – een worstcasescenario.

Mentaliteit

In een proefproject testte Fost Plus of we meer plastic kunnen inzamelen met nog een andere vuilniszak: de paarse zak. Daar mogen de inwoners van zes deelnemende gemeenten naast pmd-verpakkingen ook andere soorten plastic in stoppen. ‘De deelnemers zijn enthousiast. Ze zien het als een positieve bijdrage aan het milieu. Dat is belangrijk, want hoe beter zij sorteren, hoe meer plastic de industrie kan recyclen’, zegt Boudjaoui. ‘In de sorteercentra zijn nog wel investeringen en innovaties nodig. We kunnen de verschillende soorten plastic nog niet goed van elkaar scheiden, en dat is noodzakelijk om er nieuwe producten van te maken.’ Dat beaamt Van Acker. ‘De scheidingstechnieken in de sorteercentra worden steeds beter, maar je verliest altijd een beetje materiaal.’

‘Je moet het recyclingsysteem afstemmen op het afval. Belangrijker nog is dat je nieuwe producten zo moet ontwerpen dat ze later makkelijk recyclebaar zijn’, zegt Van Acker. ‘Sommige bedrijven denken daar al aan, maar de doorstroom van informatie kan veel beter. Het helpt de recycler enorm als hij precies weet wat er in de materiaalstroom zit en hij de verschillende grondstoffen in een product makkelijk uit elkaar kan halen.’

Buurman pleit voor wetten over een verplichte hoeveelheid gerecycled materiaal in nieuwe producten. ‘Noorwegen werkt daar momenteel richtlijnen voor uit. Als je de producent verplicht om bijvoorbeeld 80 procent gerecycled materiaal te gebruiken, wordt hij vragende partij voor dat materiaal. Dan is het in zijn eigen belang dat het product makkelijk recyclebaar is en goed ingezameld wordt.’

‘Spullen hergebruiken in plaats van weggooien zou natuurlijk nog beter zijn’, zegt Van Acker. ‘Het percentage van hergebruikte voedselverpakkingen is heel laag. De laatste tijd openen er toch een aantal verpakkingsloze winkels. Daar moet je je eigen potjes en flessen mee naartoe nemen. Eigenlijk is het ook maar een kleine moeite om je eigen broodzak mee te nemen naar de bakker. Dat zijn we niet gewoon. Een mentaliteitswijziging zal moeite kosten, maar ik denk dat ze noodzakelijk is.’