Grote historische gebeurtenissen hebben hun stempel gedrukt op de evolutie van het Nederlands. Maar dat geldt evengoed voor Suske en Wiske en het Nederlandse koor Kinderen voor Kinderen. Taalkundige Miet Ooms beschreef het in Van vogala tot noncha.
Toen Miet Ooms werd benaderd door uitgever Borgerhoff & Lamberigts met de vraag om een geschiedenis van het Nederlands te schrijven, was haar eerste reactie ‘nee’. Daar waren al genoeg boeken over verschenen. Maar dit nieuwe boek was bedoeld voor een breder publiek, met een nadruk op sleutelmomenten in de geschiedenis. ‘Dat zag ik wel zitten’, zegt ze.
Om de eerste eeuwen in de geschiedenis van het Nederlands uit te leggen, vertrekt u vaak vanuit concrete voorwerpen. Hoe belangrijk zijn die objecten voor onze kennis van de geschiedenis van het Nederlands?
‘Zeer belangrijk, want ze kunnen een hele taalkundige theorie in vraag stellen. Neem de Negau B-helm uit de eerste eeuw, die is gevonden in Slovenië samen met een aantal andere helmen. Op die helmen stonden Keltische namen, waarschijnlijk die van de eigenaars. Op basis van de woordvorm en de uitgangen zagen wetenschappers dat één naam wel heel Germaans aandeed. Aanvankelijk dachten taalkundigen dat het Germaans, de verre voorouder van het Nederlands, zich pas later had afgesplitst van de andere Indo-Europese talen. Door de ontdekking van die ene helm kwam dat idee op losse schroeven te staan. Zulke vondsten bevestigen of weerleggen de juistheid of timing van reconstructies van de evolutie van een taal.’
Miet Ooms is redacteur, vertaler, podcaster en auteur van verschillende boeken over taal. Ze was werkzaam bij Team Taaladvies (de Taaltelefoon) en werkte mee aan de projecten Woordenboeken van de Limburgse en Woordenboek van de Brabantse dialecten. Ze is vrijwillig wetenschappelijk medewerker bij de onderzoeksgroep Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguïstiek aan de KU Leuven en publiceert een blog met taalkaarten op haar website taalverhalen.be.
Op school leerde ik: Hebban olla vogala is het oudst gevonden zinnetje in het Nederlands. Dat klopt niet. Het is noch de eerste zin, noch geschreven in volledig Oudnederlands. Waarom heeft vogala dan toch zo’n belangrijke plek in ons collectieve geheugen?
‘Wat we nu als oudste Oudnederlands beschouwen, is de zin Maltho, thi âfrîo, lito (Ik laat je vrij, laat, red.). Dat is een stukje van de Salische wet uit de zesde eeuw. Door die zin uit te spreken, kon een heer een halfvrije boer vrij laten. Heel belangrijk, maar veel minder poëtisch dan vogala, dat trouwens wel nog altijd als het eerste literaire zinnetje wordt beschouwd. Toch is het niet volledig Oudnederlands, want we vinden er ook Oudengelse, eigenlijk Oudkentse elementen in terug. Het is echt een mix. Iets wat we niet altijd leren, want het idee van het oudste Nederlandse zinnetje is nogal hardnekkig. Ondertussen zou dat wel mogen, want die nieuwe theorie is ondertussen ook al twintig jaar oud.’

We maken een sprong in de tijd naar de val van Antwerpen. Die heeft een grote invloed gehad op de standaardisering van het Nederlands. Hoe zit dat?
‘Voor de val van Antwerpen was de stad niet alleen een grote havenstad, maar ook een belangrijke drukkersstad. Dankzij de opkomst van het humanisme kregen volkstalen meer prestige. Ook het protestantisme speelde een rol, want gelovigen moesten zelf de Bijbel kunnen lezen. De standaardisering van het Nederlands was dus al volop in gang, zeker in het zuiden. Toen Antwerpen viel verschoof het economische centrum naar het noorden, en daarmee ook de intellectuele beweging.’
‘De standaardisering van het Nederlands werd daar verdergezet. Als basis werd gekozen voor het dialect van de Hollandse elite, dat op dat moment heel prestigieus was.’
Het zuiden kreeg toen een rol als toeschouwer, schrijft u.
‘Ja. Het is een mythe dat het zuiden veel invloed heeft gehad op de standaardtaal. Daar konden niet zoveel mensen lezen. Dat was nergens voor nodig, want de mensen waren katholiek. De drukkers die er wel waren, namen ook de taal van het noorden als voorbeeld. En de mensen die vanuit Antwerpen naar Holland waren getrokken, waren al lang geïntegreerd.’

Een andere mythe die u ontkracht, is dat de Statenbijbel (de eerste officiële Nederlandstalige Bijbelvertaling uit 1647) hét begin van het standaard Nederlands zou zijn. Is er een ander moment dat het begin wel markeert?
‘Een standaardtaal moet gevormd worden. Die kan beschreven worden in grammatica’s, maar je hebt er niks aan als mensen de taal niet gebruiken. De eerste spelling- en grammaticagidsen en de Statenbijbel hadden wel wat invloed. Maar wat vooral veel impact heeft gehad, is de opkomst van het nationalisme in de achttiende en negentiende eeuw. In Nederland begon de overheid zich er toen ook mee te bemoeien, wat resulteerde in de eerste officiële spelling. Niet in Vlaanderen trouwens, want België viel toen onder het Franse rijk.’
Hoe is die spelling dan wel in Vlaanderen terechtgekomen?
‘Toen het huidige België bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden hoorde, werd het Nederlands vanaf 1823 wel als officiële taal gebruikt. Dat werd ingevoerd door Willem I, ook met het idee dat een land één officiële taal nodig heeft. Aan de VUB wordt veel onderzoek gedaan naar die periode. De overgang naar het Nederlands blijkt toen vrij soepel te zijn verlopen. Zeker op lokaal niveau viel het wel mee met die verfransing. Totdat er weerstand ontstond tegen Willem I en het opgelegde Nederlands. Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 verdween het Nederlands weer naar de achtergrond, tot de opkomst van de Vlaamse beweging.’
U wijdt ook een aantal hoofdstukken aan radio- en tv-programma’s, zoals Hier spreekt men Nederlands in de jaren 1960. Hoe belangrijk waren die?
‘Die programma’s hebben de Vlaming niet echt standaardtaal leren spreken. Wel hebben ze mensen kennis laten maken met andere taalvarianten, woorden en klanken. Het idee van het Nederlands als een volwaardige cultuurtaal die naast het Frans kan bestaan, is zo ook tot bij de hele bevolking terechtgekomen. Dat werkte democratiserend.’
Dat idee was zelfs terug te vinden in Suske en Wiske.
‘Ja, dat is echt mijn favoriete hoofdstuk! Suske en Wiske spraken eerst duidelijk Antwerps. Maar de strip verscheen ook in Nederland. Omdat het Antwerps voor Nederlanders niet duidelijk was, kwam er een aparte reeks voor de Nederlandse markt. Begin jaren 1960 heeft de uitgever beslist om die twee versies samen te voegen. Dat paste perfect in de tijdgeest. Het album De nerveuze Nerviërs begint met een plaatje waarop toen nog Tante Sidonie zei: ‘Vanaf nu spreken we beschaafd Nederlands en wil ik Tante Sidonia genoemd worden.’’
Hoe kijkt u naar de toekomst van het Nederlands?
‘Er zijn mensen die vrezen dat het Nederlands over vijftig jaar niet meer bestaat. Ik niet. We zullen Nederlands blijven spreken. Door de verengelsing aan universiteiten verliest het Nederlands wel aan prestige. Een recent onderzoek van de Taalunie laat ook zien dat jongeren het Nederlands minder waarderen. Veel jongeren lezen ook liever in het Engels. Die taal is hip en trendy, terwijl Nederlands op school vaak om begrijpend lezen en signaalwoorden draait. Daar zou ik ook van weglopen.’
‘Toch zie ik in de muziek een kentering, zoals de reeks #LikeMe waarin Vlaamse klassiekers zijn verwerkt. Ook de verkiezingen van Kinderwoord en Tienerwoord van het jaar laten zien dat interesse in taal leeft. Jongeren hebben het Nederlands niet helemaal de rug toegekeerd, maar het is wel iets om in de gaten te houden.’

Van vogala tot noncha. Het historische verhaal van de Nederlandse taal, Miet Ooms. Borgerhoff & Lamberigts