Kans op jongen of meisje is niet 50/50

Je hebt al twee jongens, maar wil zo graag een meisje. Zou het met een derde zwangerschap wel lukken? Nieuw onderzoek laat zien dat de kans op het andere geslacht dan niet vijftig procent is.

Het geslacht van een kind wordt bepaald door de spermacel die als eerste een eicel bevrucht. Bevat de mannelijke zaadcel het X-chromosoom, dan wordt het een meisje. Bij een Y-chromosoom groeit de embryo uit tot een jongetje. Zo is de kans op beide geslachten 50/50, toch? Zo simpel is het niet, blijkt uit nieuw onderzoek.

Amerikaanse onderzoekers analyseerden de data van ruim 58.000 vrouwen die twee of meer kinderen hadden gekregen tussen 1956 en 2014 - meerlingen uitgesloten. Daarbij keken ze naar de leeftijd op het moment van de zwangerschap, het geslacht van het kind en naar de DNA-gegevens van de moeder. In totaal ging het om zo'n 146.000 zwangerschappen. Uit die data bleek dat de kans op een bepaald geboortegeslacht bij een ‘extra’ kind niet 50/50 was: vrouwen die al jongens hebben, hebben meer kans om nog een jongen te krijgen. Hetzelfde geldt voor meisjes.

Wanneer ze de data corrigeerden door het jongste kind niet mee te nemen in de analyse, was dit effect nog sterker. Vrouwen kunnen immers beslissen om geen kinderen meer te nemen nadat ze een kind van het gewenste geslacht hebben of wanneer het geslacht van de kinderen ‘in balans’ is.

pH-waarde

Bovendien bleek dat dit effect groter is wanneer de moeder op relatief latere leeftijd kinderen krijgt. Van relatief oudere vrouwen is bekend dat hun folliculaire fase korter duurt en dat de pH-waarde van hun vagina wat zuurder is. Dat zijn aspecten die de overleving van respectievelijk een Y- en een X-chromosoom kunnen begunstigen. Bij de ene vrouw zou het eerste aspect sterker doorwegen dan het tweede, en vice versa. Dat verklaart mogelijk waarom relatief oudere vrouwen vaker kinderen krijgen van hetzelfde geslacht.

Volgens de onderzoekers beïnvloeden daarnaast twee specifieke SNP's (enkel-nucleotide-polymorfisme, een variatie in het DNA van slechts een enkele nucleotide lang) het geboortegeslacht. Zo wordt de SNP in het gen NSUN6 gelinkt aan vrouwelijk nageslacht, terwijl de SNP in het gen TSHZ1 zou leiden tot overwegend mannelijke baby's.

Die genetische variaties zouden bijvoorbeeld de overlevingskans van een mannelijk of vrouwelijk embryo kunnen beïnvloeden, maar om het exacte mechanisme daarvan te achterhalen is meer onderzoek nodig.