Prematuurtjes niet optimaal behandeld

06 juli 2016 door Eos-redactie

Potentieel levensreddende ingrepen worden vaak achterwege gelaten.

Vier eenvoudige ingrepen kunnen de overlevingskansen van premature baby’s verhogen: de moeder laten bevallen in een gespecialiseerde materniteit, corticoïden toedienen om organen sneller te laten ontwikkelen, onderkoeling vermijden en ademhalingsproblemen voorkomen. Maar minder dan zestig procent van de premature baby’s ondergaat die combinatie van levensreddende ingrepen. Dat meldt een internationaal team wetenschappers in het British Medical Journal.

De onderzoekers onderzochten de toepassing van de maatregelen in 11 Europese landen en regio’s, waaronder Nederland en Vlaanderen. Van de ruim 7000 kinderen die in 2011 en 2012 werden geboren tussen de 24ste en de 31ste week van de zwangerschap onderging slechts 58 procent alle vier de ingrepen. In Vlaanderen en Nederland ging het respectievelijk om 59 en 49 procent.

De onderzoekers berekenden dat 18 procent van de sterfgevallen na vroeggeboorte zouden kunnen worden voorkomen, als alle prematuurtjes optimaal zouden worden behandeld. Volgens Patrick Van Reempts (UZ Antwerpen), die aan de studie meewerkte, zorgt vooral een gebrek aan kennis ervoor dat dat niet altijd het geval is.

‘Het duurt een tijdje vooraleer iedereen op de hoogte en overtuigd is van het nut van die maatregelen’, aldus Van Reempts, die eraan toevoegt dat op medische congressen en bijscholingen geregeld aandacht wordt besteed aan deze problematiek. ‘De gegevens die we gebruikten zijn intussen al enkele jaren oud, en er is beterschap merkbaar.’

‘Moeders met een verhoogd risico op vroeggeboorte worden bij ons vrij systematisch doorverwezen naar een speciaal daarvoor uitgerust ziekenhuis’, aldus Van Reempts. ‘Ook het toedienen van corticoïden is vrij goed ingeburgerd. Minder gangbaar zijn het monitoren van de lichaamstemperatuur van de pasgeborene en het toedienen van surfactanten, stoffen die de longblaasjes openhouden en zo de ademhaling ondersteunen. Daar is nog ruimte voor verbetering.’

Het is volgens Van Reempts ook nuttig dat niet alleen artsen maar ook ouders in spe op de hoogte zijn van het nut van deze ingrepen. ‘Aarzel niet om te vragen of het ziekenhuis die toepast.’ (ddc)