Maakt bemesting ook ons groter?

Een nieuwe studie wijst erop dat onze bemesting niet alleen onze gewassen en ons vee verrijkt aan nutriënten.

Deze week verscheen er een opzienbarend nieuw wetenschappelijk artikel in het tijdschrift Scientific Reports. We wisten al dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de lengte van de bevolking in verschillende landen, waarbij de bevolking van de rijkste landen ter wereld een pak groter is dan de bevolking in armere landen. Zo blijken de grootste mannen in Nederland en Denemarken (gemiddeld 183 cm) te wonen, de kleinste mannen in Guatemala en Vietnam (gemiddeld 160 cm). Nu blijken deze verschillen echter ook toe te nemen, waarbij mensen in rijke landen relatief alsmaar groter worden. Maar waarom? En wat zijn de gevolgen?

De Guamalteek Carlos Mejía zal niet snel een kopbalduel winnen van de Nederlander Nick Viergever. Met 163 en 183 cm vertegenwoordigen zij zowat de gemiddelde lengte voor mannen in  hun land.

 

Lengte is een belangrijke menselijke eigenschap. Onderzoek heeft aangetoond dat grotere mensen gemiddeld een betere opleiding genieten en meer verdienen. Ze leven ook langer en hebben een lagere risico op hart- en vaatziekten en ademhalingsziekten. Dit komt omdat grotere mensen binnen een bepaald land gemiddeld uit kansenrijkere groepen komen.

Naast genetische en omgevingsfactoren speelt voeding immers een belangrijke rol in hoe groot iemand zal worden. In het bijzonder de opname van de bio-elementen stikstof (N) en fosfor (P) tijdens de jeugd blijkt een belangrijke predictor van de volwassen grootte. Zo heeft ook het dieet van een zwangere moeder een invloed op de snelheid waarmee een pasgeborene groeit: kinderen van moeders die meer P ter beschikking hebben, groeien sneller.

Hoewel fosfor en stikstof zowel in plantaardig als dierlijk voedsel aanwezig zijn, zijn N en P toch meer aanwezig in of beter opneembaar uit voedsel van dierlijke oorsprong. Bovendien bevatten heel wat voedseladditieven fosfor. Hierdoor zullen inwoners van ontwikkelingslanden algemeen een lagere nutriëntenopname vertonen dan inwoners van de rijkere landen. Die verschillen worden gestuurd door een belangrijke globale impact van de mens: bemesting. Door de doorgedreven intense bemesting in rijkere landen zijn de eco- en landbouwsystemen er een heel pak rijker aan N en P.

Natuurlijk wordt de grootte van mensen ook potentieel gestuurd door andere factoren, zoals de ontwikkelingsstatus van een land, die nauw samengaat met de algemene gezondheid van de bevolking. Daarom gingen de onderzoekers niet over één nacht ijs, en onderzochten ze ook de invloed van verschillende andere mogelijk sturende factoren, zoals bijvoorbeeld de ‘Human Development Index’ (een sleutel tot de economische, gezondheids- en ontwikkelingsstatus van een land), de hoeveelheid mensen die in steden wonen (waar hogere pollutie tot verminderde gezondheid kan leiden) of het Bruto Binnenlands Product (als een indicator van de rijkdom van het land).

In alle analyses bepaalde de stikstof en fosforbeschikbaarheid in het dieet echter veruit het best de verschillen tussen landen. Het aller-opzienbarendste resultaat was dat de verschillen ook verder toenemen: sinds de jaren 60 werden mannen in Japan 6 cm, en mannen in Denemarken en Portugal 3 cm groter. Helemaal aan het andere uiteinde van het spectrum vinden we Togo en Madagascar, waar mannen gemiddeld 3 en 2 cm krompen.

De meeste mensen associëren N en P met beter groeiende planten. Weinig mensen realiseren zich dat globale bemestingspatronen ook tot uiting komen in de lengte van de bevolking.

 

Het lijkt er dus op dat onze bemesting niet alleen onze gewassen en ons vee verrijkt aan nutriënten. Je zou kunnen stellen dat we ook onszelf bemesten, waardoor we almaar groter worden. Een rijker gevarieerd en meer nutriëntenrijk dieet in ontwikkelingslanden zou de verschillen kunnen uitvlakken tussen verschillende landen. Dit zou logischerwijze gepaard moeten gaan met toenemende bemesting en/of meer dierlijk voedsel.

Maar dat plaatst ons voor andere problemen: veeteelt is één van de belangrijkste sturende factoren in de klimaatverandering, en bemesting heeft een zware impact op bodemleven, rivieren, estuaria en kustzones. Je zou zelfs kunnen spreken van een nieuw ‘Grenzen aan de groei’-hoofdstuk, waarbij onze eigen lengte symptomatisch is voor de uitputtende impact die we hebben op onze planeet. Ten koste van de natuurlijke rijkdommen, maar ook ten koste van andere bevolkingsgroepen (in onze geglobaliseerde wereld is er een netto flux van nutriënten van ontwikkelingslanden naar de rijkere landen), worden we zelf alsmaar groter. Maar hoe groot kunnen we eigenlijk worden zonder de uitputting te ver te drijven? Laat ons maar hopen dat we dat nooit te weten komen…