Prof zoekt geld

Wetenschappelijk onderzoek kost geld. Om aan dat geld te komen, moeten wetenschappers met elkaar concurreren. De slaagkans is laag, de competitie intens. Eos peilde naar de gevolgen van dat systeem. ‘Ik ben meer bezig met geld zoeken dan met onderzoek.’

Sommige professoren spenderen jaarlijks weken tot zelfs maanden werktijd aan de zoektocht naar geld om onderzoek te kunnen doen, tijd die ze liever aan het onderzoek zelf zouden besteden. Dat blijkt uit een enquête onder proffen aan Vlaamse universiteiten.

"Geld binnenhalen is ons doel, wetenschap beoefenen wordt een persoonlijke hobby"

Vrijwel al het geld voor onderzoek wordt in Vlaanderen via competitie verdeeld. Wetenschappers moeten aanvragen indienen en commissies beslissen wie geld krijgt. De dossiers zijn vaak dik, de slaagkansen laag - soms lager dan 15 procent. 'Te veel goede wetenschappers zijn te veel bezig met financieringsaanvragen schrijven in plaats van onderzoek te doen', getuigt een professor. 'Geld binnenhalen is ons doel', verzucht een andere wetenschapper. 'Wetenschap beoefenen wordt een persoonlijke hobby.'

Dodelijk voor de vooruitgang

Ruim 70 procent van de deelnemers aan de bevraging vindt dat die competitie een negatieve impact heeft op de vooruitgang van de wetenschap, onder meer doordat het systeem risico's nemen ontmoedigt. 'Het is een conservatief systeem, dat geld geeft aan wie veilig onderzoek voorstelt.' 'Je moet het probleem al ongeveer hebben opgelost om kans te maken op steun', schrijft een andere professor. 'Dat is dodelijk voor de vooruitgang van wetenschap.'

Het is bovendien de vraag of het huidige systeem de beste besteding van de schaarse financiële middelen garandeert. Wat heb je aan een prof die geen onderzoek kan doen, vraagt een professor zich af. ‘Wetenschappers die geen middelen krijgen, zijn niet productief maar worden wel betaald door de gemeenschap.’ Er gaat niet alleen veel tijd - en dus geld - verloren aan het schrijven van niet-gehonoreerde onderzoeksprojecten, al die dossiers moeten ook door collega's worden gelezen en geëvalueerd. 'We gooien fortuinen weg', merkt een professor op.

Geen vrijheid

De bevraging geeft inzicht in hoe de inhoudelijke eisen van financieringskanalen de richting van wetenschappelijk onderzoek beïnvloeden. Op de vraag of dat het geval is, antwoordt bijna 70 procent van de deelnemers positief. ‘Je hebt geen vrijheid: je doet onderzoek in de domeinen waarin je denkt wat meer kans te maken op financiering.’ 'De vrijheid van onderzoek wordt beknot door commissies die bepalen wat zinvol is', aldus een andere professor.

"Aanvragen schrijven is een discipline op zich geworden, zoals ‘sales’ in het bedrijfsleven. Goede verkopers zijn nochtans niet noodzakelijk goede onderzoekers"

De lage slaagkansen bij verschillende financieringskanalen leiden tot frustratie. In de eerste plaats bij de wetenschappers die hun goede voorstellen geweigerd zien. Sommige proffen trekken de waarde van de beoordelingen in twijfel. ‘Aanvragen schrijven is een discipline op zich geworden, zoals ‘sales’ in het bedrijfsleven. Goede verkopers zijn nochtans niet noodzakelijk goede onderzoekers.’ Maar ook de reviewers, die goede voorstellen moeten weigeren, zitten met de situatie verveeld. ‘We moeten op zoek naar het kleinste mankementje in een voorstel of in iemands cv om een aanvraag te kunnen weigeren. Dat geeft een slecht gevoel. Gelukkig mogen wetenschappers achteraf niet om uitleg vragen, want ik zou geen bevredigend antwoord kunnen geven.’

Sommige ondervraagden getuigen over hoe de strijd om geld vooral onder jonge proffen tot stress en frustratie leidt. 'Beloftevolle onderzoekers geven op wegens gebrek aan toekomstperspectieven en werkzekerheid.' Meerdere wetenschappers geven aan omwille van de extreme competitie al overwogen te hebben de universiteit te verlaten. In de academische wereld gaan dan ook steeds meer stemmen op voor een alternatief systeem, dat een deel van het onderzoeksgeld op een niet-competitieve manier verdeelt.

Meer over ons onderzoek naar de financiering aan Vlaamse universiteiten in het nieuwste nummer van Eos.