‘Me’, ‘mezelf’ en ‘ik’: taalgebruik is mogelijk een indicator van schizofrenie

Mensen met schizofrenie gebruiken opvallend vaker eerste persoonsvoornaamwoorden, blijkt uit een nieuwe grootschalige studie. Dat overmatige gebruik kan wijzen op een verstoord zelfbeeld – kenmerkend voor schizofrenie – en kan dus een mogelijke indicator zijn voor de psychische aandoening.

‘Me’, ‘mezelf’ en ‘ik’. Mensen met schizofrenie gebruiken opvallend vaker eerste persoonsvoornaamwoorden in vergelijking met mensen zonder deze psychische aandoening. Dat blijkt uit een nieuwe grootschalige meta-analyse van tachtig jaar onderzoek. In totaal werden 13 onderzoeken met 917 deelnemers geanalyseerd. Er werd een significant verschil in taalgebruik gevonden. De auteurs stellen dat dit taalverschijnsel een mogelijke vorm van hyperreflectiviteit is. Het wordt daarnaast ook vaker gezien bij mensen met bijvoorbeeld een depressie, en zou dus een transdiagnostische marker kunnen zijn voor het bepalen van psychische stoornissen waarbij het zelfbeeld verstoord is.

‘Het is logisch dat mensen die zich slecht voelen minder aandacht hebben voor hun omgeving of andere mensen. Al hun energie gaat naar het omgaan met hun eigen problemen’

‘Eerder is al uit verschillende andere studies gebleken dat mensen met schizofrenie vaker naar zichzelf verwijzen. Het onderwerp van hun gesprekken betreft vaker zichzelf’, aldus Iris Sommer, professor Cognitieve psychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zelf doet ze ook onderzoek naar het taalgebruik van mensen met schizofrenie. ‘Maar we gaan zelfs breder, we kijken naar mensen met psychoses en hoe hun taal anders is dan bij mensen die misschien ook aan schizofrenie lijden maar geen psychoses hebben. Het doel van ons onderzoek is om ooit digitaal te gaan monitoren. Mensen die een psychose gehad hebben, zullen wij vragen om wekelijks iets in te spreken. Ze zullen dan vragen moeten beantwoorden zoals wat ze gedaan hebben of gaan doen, bijvoorbeeld. Zo willen we kunnen voorspellen of er weer een psychose zit aan te komen en hen zo op tijd waarschuwen.’

Objectievere marker

Ook bij de mensen met psychoses zien Sommer en haar team een ander taalgebruik. ‘Zij praten ook meer over zichzelf. Daarom denk ik dat het vaker gebruiken van eerste persoonsvoornaamwoorden niet enkel specifiek bij mensen met schizofrenie voorkomt, maar dat het in het algemeen bij mensen waarbij het mentaal slechter gaat kan voorkomen. Eigenlijk is het logisch dat mensen die zich slecht voelen minder aandacht hebben voor hun omgeving of andere mensen. Al hun energie gaat immers naar het omgaan met hun eigen problemen’, verklaart Sommer.

Het analyseren van taalgebruik kan in de toekomst helpen bij het vroegtijdig opsporen van onder andere schizofrenie en psychoses, zeker als het steeds meer via kunstmatige intelligentie automatisch geanalyseerd kan worden. ‘Nu gaat dat veel sneller dan vroeger, wat het makkelijker maakt. Maar we moeten nog steeds individueel per persoon kijken, aangezien schizofrenie zich bij elke persoon anders uit. Er zijn twee stromingen in de academie, de ene die denkt dat schizofrenie echt voor een taalstoornis zorgt en de andere die denkt dat taal een van de vele domeinen is die erdoor wordt aangetast. Een psychische aandoening is heel moeilijk om te meten, in tegenstelling tot een fysieke aandoening. Welke symptomen er uit een gesprek met een patiënt komen, hangt ook erg af van de psychiater in kwestie. In die zin zou een taalanalyse een veel objectievere marker zijn die kan helpen bij de diagnostiek en monitoring van patiënten.’

Wat is het verschil tussen schizofrenie en een dissociatieve identiteitsstoornis?

Lees het antwoord op ikhebeenvraag.be