Met één sessie van je zorgen af?

De wachtlijsten voor psychische hulp staan overvol. Kan Single Session Therapy hun leed verzachten? 'Het is geen peptalk, je doet geen valse belofte, je stelt geen diagnose.'

Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn: met één sessie of consult bij een psycholoog van je mentale problemen af raken. Toch lijkt dat min of meer de belofte van de zogeheten Single Session Therapy (SST), een therapievorm die in de jaren tachtig van de vorige eeuw in de Verenigde Staten ontstond. Veel mensen, zo wijst de praktijk al decennia uit, zoeken niet vaker dan één keer hulp voor hun psychische problemen. Een groot aantal van hen is daar verrassend vaak tevreden over. Wat nu als je van die ene sessie een gamechanger kunt maken, dat iemand daarna weer verder kan, een zetje in de goede richting krijgt?

Begin dit jaar verscheen onder leiding van psycholoog Jessica Schleider (Northwestern University, VS) een eerste overzichtsstudie over SST, gebaseerd op ruim vierhonderd experimenten beschreven in 24 systematische reviews. Toepassing van SST, zo concluderen Schleider en haar collega’s, heeft in het gros van de afzonderlijke studies positieve uitwerkingen op angststoornissen, depressies, eetstoornissen, problematisch middelengebruik en zelfmoordgedachten en -gedrag. En dat niet alleen direct na afloop van de eenmalige interventie, maar veelal ook na enkele weken tot twee jaar.

Pim Cuijpers, emeritus hoogleraar klinische psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en een van ‘s werelds meest vooraanstaande depressie- en psychotherapieonderzoekers, zit in de redactie van het vakblad. Hij had Schleider persoonlijk voorgedragen deze studie over ‘single session interventies’ te schrijven, reageert hij desgevraagd. ‘Ik vind het een mooi overzicht.’

Ook Arnold van Emmerik, universitair docent klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en bestuurslid van de European Association for Behavioural and Cognitive Therapies, toont zich onder indruk. ‘Ik had er eerlijk gezegd nooit van gehoord, totdat ik SST zeer onlangs voorbij zag komen op sociale media en in het cursusaanbod van RINO Amsterdam, een opleidings- en nascholingsinstituut voor ggz-professionals.’

De claims die Schleider op basis van haar overzichtsstudie doet, vindt Van Emmerik overtuigend en realistisch. ‘Voor veel mensen zal één sessie niet genoeg zijn, veel anderen zullen in elk geval enig profijt van SST kunnen hebben. Het is belangrijk verwachtingen over SST goed te managen en duidelijk te zijn over doelen en mogelijkheden. Zolang die aansluiten bij de data, is er geen probleem. En dat is het geval bij deze studie.’

Keerpunt

In tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS, Australië en Canada, zijn eenmalige klinische gesprekken in het ggz-behandelaanbod in België en Nederland nog nauwelijks ingeburgerd, laten woordvoerders van enkele beroepsverenigingen weten. Psycholoog Helen van Empel, oprichter van het collectief van psychologen en coaches Yet-One Session, introduceerde SST in Nederland. Onder de gelijknamige titel schreef ze het eerste Nederlandse handboek over deze therapievorm, dat in februari dit jaar verscheen.

Single Session Therapy kan helpen bij angst, depressie, eetstoornis, verslaving en zelfmoordgedachten

Van Empel opent haar boek met een vraag aan een aantal Amerikaanse grondleggers van deze stroming – een vraag waarmee ze zelf steevast haar SST-trainingen voor het RINO begint: ‘kun je een voorbeeld geven van één gesprek, van één moment in je leven dat je heel erg heeft geholpen?’

Psycholoog Michael Hoyt antwoordt dat hij als tiener vaak botste met zijn ouders. Met tegenzin ging hij één keer mee naar een therapeut. Wat zij zei, veranderde alles, aldus Hoyt: ‘Ze keek me aan, de recalcitrante puber die ik was, en vroeg: ‘Denk je dat je nog steeds boos zult zijn op je vader als hij dood is?’’ Die vraag raakte hem diep. Het zette alles in perspectief en hielp Hoyt de relatie met zijn ouders te verbeteren. Dat ene moment liet hem de kracht van therapie zien en inspireerde hem om zelf psychotherapeut te worden.

Desgevraagd benadrukt Van Empel dat SST ‘geen nieuwe therapeutische stroming’ en evenmin ‘een vervanging van psychotherapie’ is. ‘Je moet SST beslist niet zien als quick fix. Sterker, er is helemaal geen fix! Een cliënt kan zelf voor SST kiezen voor een probleem dat hij of zij op dat moment heeft. Of dat nu een hardnekkig schuldgevoel is, zorgen over een naderende depressie of burn-out, of bepaalde belemmerende angsten.’

In dat ene diepgaande en vaak confronterende gesprek staat het probleem centraal waarvan iemand last heeft en wat daartegen te doen kan zijn, vervolgt Van Empel. ‘Verandering is onvoorspelbaar, ook voor een therapeut. Met SST zet je bescheiden in. Het is geen peptalk, je doet geen valse belofte, je stelt geen diagnose.’ Eén interventie kan genoeg zijn voor een cliënt om voorlopig weer verder te kunnen, aldus Van Empel, maar soms is ook een vervolg nodig. ‘Of dat nu een langer therapietraject is, nog een op zichzelf staande interventie of iets anders. Het idee achter SSI is dus niet one and done maar one at a time.’

Beschouw SST als aanvulling op het reguliere behandelaanbod, zegt Van Empel. ‘Het streven is om met dat ene gesprek voor een keerpunt in iemands leven te zorgen.’ Kan een gesprek met een vriend of familielid datzelfde effect niet ook hebben? ‘Ik ben erg pro goede gesprekken’, glimlacht Van Empel, ‘maar als professional hebben we wel iets toe te voegen. Bovendien verlenen cliënten ons een deskundigheidsmandaat. Dat is bij een vriend of familielid doorgaans niet het geval.’

Therapie of coaching?

De naam Single Session Therapy laat uitschijnen dat het gaat om ‘echte en hele psychotherapie’. Van Empel: ‘Dat is nu eenmaal de naam in de vakliteratuur. Zelf spreek ik liever van een interventie. Die term is breder en ik vind het zonde als de aandacht gaat naar de vraag of SST wel of niet therapie is.’

Die vraag stelde onder meer Chiara Staal zich wel. Zij is psycholoog en in opleiding tot gz-psycholoog. ‘Het verraste me dat ik SST in het RINO-cursusaanbod aantrof. Ik kende het niet, maar ik kan me zo moeilijk voorstellen dat het om een behandeling gaat.’ Waarmee Staal niet wil zeggen dat cliënten niets aan zo’n consult kunnen hebben, hoewel ze vermoedt dat het alleen geschikt is voor een beperkte groep. ‘Het kan zijn dat ik mijn werk niet goed doe, maar na één sessie met een cliënt weet ik nog niet goed wie er tegenover me zit. Omdat er geen diagnose wordt gesteld, lijkt SST mij eerder coaching dan therapie.’

In één diepgaand en vaak confronterend gesprek staat het probleem centraal waarvan je last hebt, en wat je eraan kunt doen

Ook voor Eefje Rondeel, psycholoog en medeauteur van het pas verschenen boek Zin en onzin over coaching, is SST nieuw. Ze kan zich voorstellen dat Staal SST associeert met coaching. ‘Er is altijd wel discussie over waar coaching ophoudt en therapie begint.’ Het belangrijkste onderscheid zit volgens Rondeel in de doelgroep. ‘Bij coaching zijn dat mensen zonder ernstige psychische problematiek. Ook is coaching vaker gericht op de toekomst en therapie vaker op het verleden. Maar er is een groot grijs gebied waarbij je kunt discussiëren of iets therapie of coaching is.’

Arnold van Emmerik is ‘niet zo van het scherp afbakenen van wat wel of geen therapie of psychotherapie is, of van specifieke inhoudelijke stromingen’. Er circuleren diverse definities en Van Emmerik snapt dat om administratieve redenen afbakeningen voor zorgverzekeraars nodig zijn. ‘Maar inhoudelijk en in de praktijk zijn de grenzen niet zo scherp, ook niet tussen psychotherapie en coaching. Veel mensen zullen waarschijnlijk vinden dat SST geen psychotherapie is, omdat veel psychotherapeutische processen tijd vragen die er niet is in SST.’ Dat laatste staat volgens hem buiten kijf. ‘Maar is het daarmee geen psychotherapie? Net zo goed buiten kijf staat immers dat SST wel degelijk therapeutisch kan werken.’

In die stellingname kan Pim Cuijpers zich prima vinden. ‘Wat therapie is, verschilt nogal per land. Het hangt er maar van af welke betekenis je hecht aan therapie.’ Cuijpers, die zelf ook spreekt van een interventie, heeft er evenwel geen moeite mee om SST therapie te noemen. ‘Het gaat immers om mensen met een probleem die je probeert te helpen in dat ene gesprek.’

Laagdrempelig

Cuijpers vindt SST vooral interessant vanwege de laagdrempeligheid. ‘Het kan de toegang tot goede zorg verbeteren, met name voor ‘moeilijke’ doelgroepen zoals jongeren, ouderen en mensen uit minderheidsgroepen.’

Daarnaast benadrukt hij dat onderzoek geen verband laat zien tussen het aantal sessies van een therapie en hoeveel het helpt. Hij heeft dat zelf bijvoorbeeld nagegaan voor depressie, met een database met alle effectstudies naar allerlei therapievormen voor diverse psychische aandoeningen die onder leiding van Cuijpers zelf is opgezet. ‘Als je daar selecteert op psychotherapie voor depressie, dan kun je de studies selecteren waarin één sessie is toegepast. Dan kun je niet anders concluderen dan dat de effecten van dergelijke interventies gewoon goed zijn.’ De database (op www.metapsy.org) is overigens voor iedereen toegankelijk, dus wie dat wil kan zelf ook een en ander nagaan.

Het idee van eenmalige sessies wordt eveneens toegepast in het Caring Universities-project, vervolgt Cuijpers, een samenwerkingsverband tussen negen Nederlandse hogescholen en universiteiten om studenten die kampen met angst, stress, somberheid of studiegerelateerde problemen met digitale tools bij te staan. ‘Overigens is het bij fobieën en problematisch alcoholgebruik al veel langer gebruikelijk om heel korte interventies toe te passen. Er is geen reden te veronderstellen dat die interventies niet effectief kunnen zijn.’

'SST kan de toegang tot goede zorg verbeteren, vooral voor jongeren en mensen uit minderheidsgroepen'

Ook een langer coachingstraject is zeker niet altijd effectiever dan één sessie, weet Rondeel op basis van onderzoek. ‘Gemiddeld omvat een traject zeven sessies. Maar ook een kort coachtraject kan effectief zijn, hoewel dat wel weer afhangt van het type vraagstuk waarmee iemand komt.’

De SST-aanpak zal vooral heel zinvol zijn als er weinig tijd of geld is, stelt Rondeel zich voor. ‘Bijvoorbeeld voor de ondersteuning van jongeren met mentale problemen of van werknemers binnen organisaties. De laagdrempeligheid zal aanspreken. Toch merk ik wel dat ik zelf bij SST voornamelijk denk aan mensen zonder ernstige psychische problematiek…’

Wachtlijsten

Als SST zo laagdrempelig is en mensen er overduidelijk bij gebaat zijn, dan mag je verwachten dat daarmee de lange wachtlijsten in de ggz mogelijk kunnen worden aangepakt. ‘Verzekeraars zullen dat vast fantastisch vinden’, vermoedt Staal. ‘Die zien er wellicht een nieuwe standaard in. En mocht SST niet helpen, dan mag je alsnog langer in therapie.’

Mocht het zover komen, dan heeft Staal daar wel bedenkingen bij. ‘Ik denk dat mensen die met één gesprek echt geholpen zijn, niet op een wachtlijst staan. Therapieën zoals SST worden de wereld in geholpen om een probleem op te lossen, maar het is maar de vraag of ze dat ook kunnen.’

Van Emmerik is een stuk milder. ‘De data zijn simpelweg gunstig voor de inzet van SST. Daar volgt dan logisch uit dat het ook een gunstig effect op de wachtlijsten kan hebben. Als sommige mensen profijt hebben, dan zal dat de wachtlijsten verkorten, ook al is moeilijk te zeggen hoeveel precies. En anders is het een manier om de wachtlijstperiode te overbruggen.’

Maar hij waarschuwt dat ‘SST geen excuus mag worden om langer durende zorg te beperken. Maar dat is geen reden om de ogen te sluiten voor de voordelen van SST.’

Volgens Van Empel is het de moeite waard een onafhankelijk onderzoek op te zetten om uit te zoeken of met SST de wachtlijstproblematiek inderdaad structureel kan worden aangepakt. ‘In Nederland wachten tienduizenden op mentale hulp. Stel dat SST voor een paar procent van nut is, dan bereik je dus al een grote groep mensen.’

Van Empel noemt zichzelf bewust geen SST-therapeut. ‘Het is een dienst die ik aanbied. En ik hoop dat meer psychologen dat, als onderdeel van het ggz-systeem, gaan doen. Zo maken we als beroepsgroep duidelijk dat mensen met psychische problemen snel terecht kunnen en een eerste check kunnen laten doen hoe ernstig hun problemen zijn en wat constructieve vervolgstappen kunnen zijn.’