Wanneer je op een klok of kalender kijkt, dan lijkt de tijd iets heel concreets: meetbaar en precies. Maar wanneer het gaat om onze ervaring van tijd, is dat volledig anders. Hoe kan dat?
De tien minuten die ik moet wachten op een vertraagde trein: ze voelen eindeloos. Maar de zes jaar die verstreken sinds ik weer in Gent woon, na een korte tijd in Londen, lijken voorbij geflitst. En het moment dat ik slecht nieuws kreeg twee maanden geleden, voelt nog steeds alsof het gisteren was. Ik zie alles nog levendig voor me: waar ik stond, welk weer het was, wat ik aan had … terwijl ik nauwelijks nog weet wat ik vorige week heb gegeten. Dat lijkt alweer zó lang geleden.
Tijd. Wanneer je op een klok kijkt, of op een kalender, dan lijkt het iets heel concreets: meetbaar en precies. Maar wanneer het gaat om onze ervaring van tijd, is dat volledig anders. Zo is het een bekend psychologisch fenomeen dat het leven sneller lijkt te gaan naarmate je ouder wordt. Dat voelt verdrietig: het leven is al zo kort en dan gaat het ook nog eens steeds sneller? Waarom eigenlijk?
Al in de negentiende eeuw stelden psychologen dat onze beleving van een bepaalde tijdsperiode voor een groot deel afhangt van de intensiteit en afwisseling van gebeurtenissen die we daarin meemaken. In onze jeugd beleven we veel voor de eerste keer, reageren we vaak emotioneler en zijn onze dagen over het algemeen gevarieerder. Dat alles zou ons gevoel voor tijd oprekken. Naarmate we ouder worden, zijn er minder mijlpalen en hebben we een groter aantal jaren om op terug te kijken, waardoor een zestigjarige één jaar als relatief veel korter beleeft dan een twintigjarige. Mogelijk hangt dat samen met het fenomeen ‘telescopie’: mensen onderschatten vaak hoe lang bepaalde nieuwsfeiten geleden zijn. Zoek maar eens op in welk jaar Michael Jackson overleed.
Uiteindelijk trekt de tijd zich nergens iets van aan; die kruipt onverschillig verder en wint uiteindelijk altijd
Verder lijkt het erop dat de biologische klok in ons lichaam langzamer gaat tikken met de leeftijd. De signaalstof dopamine, waarvan er minder vrijkomt in onze hersenen naarmate we ouder worden, blijkt hierbij een belangrijke rol te spelen. Dopamine zou de waargenomen tijd namelijk versnellen, waardoor we (ook los van onze leeftijd) grote verschillen in de perceptie van tijd ervaren. Interessant genoeg zeggen mensen met ADHD, van wie we weten dat hun dopaminesysteem anders functioneert, vaak een verstoorde tijdsbeleving te hebben. Zo kunnen ze moeilijker inschatten hoe lang ze nodig hebben voor een bepaalde taak en komen ze bovengemiddeld vaak te laat. Algemeen gesproken komt dopamine vrij wanneer we gemotiveerd zijn, zoals wanneer we volledig opgaan in een interessante bezigheid, maar ook als we ons beloond voelen, bijvoorbeeld door lekker eten of een fijne ontmoeting met vrienden. En inderdaad, op zulke momenten lijkt de tijd voorbij te vliegen.
Aan de andere kant lijken saaie of stressvolle gebeurtenissen de tijd juist uit te rekken. In het geval van een saaie bezigheid kan dat komen door een laag dopamineniveau, maar bij stress en andere negatieve emoties is er een andere verklaring. Die brengen ons brein in een staat van paraatheid. In die staat verwerken onze hersenen meer informatie dan anders, waardoor het lijkt of er meer tijd is verstreken, en waardoor we ons vervelende gebeurtenissen later vaak zo goed herinneren.
Wie er zelf voor wil zorgen dat het leven gevoelsmatig langer duurt, komt dus voor een dilemma te staan. Je kunt natuurlijk proberen continu nieuwe, memorabele dingen mee te blijven maken, zoals in je kinderjaren. Maar daar zit duidelijk een paradox: ging de tijd niet juist sneller als we plezier maakten? Moeten we dan vertragen door saai en monotoon te gaan leven? Dat kan toch ook niet de oplossing zijn. Uiteindelijk trekt de tijd zich nergens iets van aan; die kruipt onverschillig verder en wint uiteindelijk altijd. We kunnen dus maar beter genieten van het leven, hoe kort of lang het ook duurt.