Leidt DNA-onderzoek tot doorbraak in onderzoek bende van Nijvel?

Honderden verdachten en slachtoffers is gevraagd om DNA af te staan in het onderzoek naar de bende van Nijvel, die in de jaren 1980 angst zaaide in België. Wat kun je aflezen uit DNA? We vroegen het aan Peter Claes van de KU Leuven.

Er is al DNA-onderzoek gebeurd in dit dossier. Wat kunnen we nu dat vroeger niet kon?

Het materiaal is wellicht vandaag veel beter uit te lezen dan tien of twintig jaar geleden. Een DNA-profiel afleiden uit een sigarettenpeuk of uit kledij was toen veel moeilijker. DNA van een plaats delict is helemaal iets anders dan ‘het perfecte DNA’ uit een bloedafname. Het is altijd ‘besmet’ met andere DNA-sporen van mensen of dieren. Die sporen kunnen we nu veel beter van elkaar scheiden, zodat je aparte en volledige zogenoemde STR-profielen van personen verkrijgt. Dat zijn korte sequenties uit DNA die per individu uniek zijn. Door bijvoorbeeld DNA van slachtoffers, nabestaanden of getuigen op te vragen, kun je die profielen elimineren en hou je hopelijk vooral profielen van daders over.

Hoe lang blijft DNA goed genoeg om er iets mee te kunnen voor forensisch onderzoek?

DNA kan tientallen jaren heel goed bewaard blijven. Zolang dat in de juiste omstandigheden gebeurt – in een vriezer op -80 graden Celsius. En als het heel snel wordt opgepikt op de plaats delict. Hoe langer het daar aan de omgeving wordt blootgesteld, hoe meer het degradeert.

Het zou gaan om honderden DNA-monsters. Zou het kunnen dat men een zo groot mogelijk groep uit de buurt opneemt om op die manier niet per se de dader te vinden, maar wel met enige zekerheid (verre) familie – en zo dus een nieuw spoor vindt?

Die methode heet DNA fishnetting. Je gaat in een straal van een aantal kilometer rond de plaats delict van zoveel mogelijk mensen DNA vergelijken met het DNA van de dader. Deze methode heeft al tot doorbraken geleid, onder meer in Nederland. Maar hier lijkt me dat minder voor de hand liggend. Gewoonlijk moet je het heel snel doen nadat de misdaad is gebeurd. Het werkt vooral goed bij misdrijven als verkrachting of bij seriemoorden omdat dat soort daders meestal in de eigen omgeving toeslaat.  

Tegelijk zou het natuurlijk kunnen dat de bendeleden uit de buurt kwamen. Lokale mensen die gefrustreerd waren en tegen het systeem in opstand kwamen. Misschien moeten we het niet te ver zoeken.

Maar voor een goede fishnetting heb je geen honderden, maar duizenden DNA-monsters nodig.

Kun je uit het DNA van de plaats delict afleiden om wat voor persoon het gaat?

Dat heet DNA-fenotypering: op basis van DNA probeer je uit te zoeken hoe iemand eruitziet. Dat is waar ik zelf onderzoek naar doe. Momenteel kunnen we al met grote zekerheid de oog- en haarkleur vaststellen, en de etnische afkomst. En uiteraard kun je ook het geslacht te weten komen. 

Die fenotypering is in België momenteel verboden – afgezien van het geslacht. Maar die regel is voor het onderzoek naar de bende van Nijvel al met de voeten getreden. Er is al DNA naar een lab van de politie in Lyon gestuurd om het daar te laten uitlezen. In Frankrijk mag dat wel. Mogelijk verandert de wetgeving binnenkort ook in België. Minister van justitie Koen Geens is in elk geval voorstander. 

In de Verenigde Staten is deze methode al veel verregaander toegepast, om een soort robotfoto te maken op basis van DNA van een plaats delict. Maar daar is het nog veel te vroeg voor. De voorspelling is niet nauwkeurig genoeg. Je verkrijgt vooral ‘gemiddelde’ gezichten, waardoor mensen vals beschuldigd zullen worden.

En wat met de vergelijking van dader-DNA met een databank van DNA-profielen?

Dat gebeurt uiteraard ook. Bij ons kan dat alleen met de databank van justitie, en met vergelijkbare databanken uit andere Europese landen. (In 2016 telde de Belgische databank 40.000 DNA-profielen van veroordeelde criminelen en 47.000 profielen van plaatsen delict, red.) Het mag niet met privé-databanken. 

Dat gebeurt soms wel in de Verenigde Staten. In databanken van bedrijven die genomen analyseren, bijvoorbeeld van mensen die geïnteresseerd zijn in hun stamboom of in hun risico op bepaalde ziekten, zitten inmiddels zoveel profielen dat elke Amerikaan er wel een tweede- of derdegraadsverwant in terugvindt. Als je het DNA van een plaats delict gaat matchen met zo’n grote databank kom je al snel de achternaam van een dader te weten. Tenminste: de vermoedelijk achternaam. Zo’n gevonden verwantschap is nooit honderd procent zeker, het gaat over percentages. Alleen bij een verwantschap in de eerste graad, zoals vader-zoon, is dit een waterdichte methode.

Belandt iedereen die in het kader van dit onderzoek een DNA-monster afstaat, in de Belgische databank?

Nee, je mag in België alleen de profielen bijhouden van wie veroordeeld is voor zware feiten. Na het onderzoek zullen ze wellicht vernietigd worden. Een DNA-monster afstaan is overigens niet verplicht. Al kan de onderzoeksrechter het wel opleggen aan individuen die weigeren. Maar een agent kan dit niet bij Jan en alleman afdwingen. 

Wie weigert, maakt zichzelf natuurlijk wel verdacht. En mogelijk is dat ook een strategie die hierachter zit: het is een psychologisch spel.