Louise-Marie d’Orléans, de eerste koningin van België (1812 – 1850), vond fonkelende diamanten niet veel interessanter dan gebroken glas. Wel hield zij van juwelen waarin een klein portret, een haarlok of een geheime boodschap werd bewaard. Dit zijn sentimentele juwelen: ze zijn waardeloos als betaalmiddel, maar van onschatbare waarde voor de persoon die ze bezit.
Beeld: Hernieuwd juweel ‘N° 54’. Gemaakt uit zilver en email door Charlotte Vanhoubroeck (2020). Foto’s: © Simon Debbaut-L’Ecluse.
Sentimentele juwelen waren eind achttiende en begin negentiende eeuw uitermate populair. Dit waren persoonlijke objecten die de herinnering aan een dierbare of aan een betekenisvolle gebeurtenis levend hielden. Zo had Louise op het moment van haar dood bijna honderd van dit soort juwelen, wat meer dan een derde was van haar totale juweelverzameling. De stukken omsloten belangrijke informatie. Zo onthulden deze wat voor liefdesrelatie Louise en haar man koning Leopold I hadden. De juwelen verklapten wie van haar vele broers en zussen haar favoriete zus was, dat de Engelse koningin Victoria haar beste vriendin was en hoe zij van het moederschap kon genieten. Samen vormden deze sentimentele juwelen een waar landschap van herinneringen, een miniatuurmuseum van Louises gevoelswereld. Het zijn dus belangrijke artefacten, omdat ze ons iets vertellen over de vrouw achter de koningin – een vrouw die velen onder ons vergeten zijn.
Voor altijd verloren?
Helaas zijn deze juwelen vandaag spoorloos. Zo goed als alle juwelen raakten verspreid in de loop der erfenissen. Enkele stukken bevinden zich wellicht nog steeds in privébezit, maar tal van sieraden werden hoogstwaarschijnlijk ontmanteld, zodat de materialen konden worden verwerkt in nieuwe juwelen. Toch zijn de stukken, en de sentimentele informatie die ze omsloten, niet helemaal verloren. Er bestaan manieren om de juwelen uit de vergetelheid te halen.
Als kunsthistorica kan ik deze sentimentele juwelen nog steeds bestuderen aan de hand van Louises inventaris na overlijden. Dit document is een lijvig boek dat werd opgesteld in 1851. Vandaag wordt het bewaard in het Archief van het Koninklijk Paleis in Brussel. Het beschrijft alle roerende goederen die de koningin op het moment van haar dood bezat. Net zoals de juwelen ooit de sentimenten omsloten, omsluit dit boek nu de sentimentele juwelen. Dit maakt van deze lange lijst een waardevol document, aangezien de juweelbeschrijvingen fragmenten van Louises persona bij elkaar houden.
Het blijft natuurlijk jammer dat er geen tastbare juwelen meer zijn om mee te werken. Enkel de beschrijvingen overleefden de tand des tijds. Als kunsthistorica kan ik dit vervelend vinden. Als kunstenaar zie ik dit anders. Zo hoef ik niet te accepteren dat bepaalde informatie ontbreekt. Het gemis van het object biedt in feite ook nieuwe mogelijkheden, omdat het ruimte openlaat voor verbeelding en ‘hervertelling’.
De kracht van de verbeelding
Als juweelkunstenaar werk ik met wat de beschrijvingen in de inventaris na overlijden onthullen, maar even goed met wat ze niet onthullen. Ik onderzoek wat deze overgebleven informatie – die uit taal bestaat, maar niet uit zichtbare, tastbare objecten – vandaag zowel artistiek als wetenschappelijk kan betekenen. Om dit te doen, zet ik de verbeelding in. Vandaag verkennen en verdedigen veel academici en kunstenaars de mogelijkheden van ‘het imaginaire’. De verbeelding wordt meer en meer gezien als een krachtig instrument dat het feitelijk denken op relevante wijze kan ondersteunen. Fictieve verhalen helpen ons afstand te nemen van de realiteit zoals we die kennen, om zo een ander perspectief te krijgen op de werkelijkheid. Zo kan bijvoorbeeld een liefdesroman, waarin de liefde op een onrealistische manier wordt voorgesteld, ons doen inzien wat we net niet van de liefde mogen verwachten. De verbeelding wordt daarbij ook aangewend in tal van studiedomeinen. Denk bijvoorbeeld aan de wiskundige die een hypothese formuleert. Deze maakt een veronderstelling, die niet persé waar is, maar die wel inzichten kan opleveren die het onderzoek vooruithelpen.
Ik laat mijn gedachten stromen tot ze beelden vormen. Dit kan weken duren
Om het verhaal van Louise te hervertellen – en zo te ontdoen van de koninklijke clichés – benut ook ik de kracht van de verbeelding. Ik ontsluit de sentimenten die de historische juwelen ooit omhulden voor het eerst in een reeks nieuwe, hedendaagse juwelen. Hoe gebeurt dit? Met behulp van de zogenaamde ‘confabulatiemethode’. ‘Confabulatie’ is een woord dat vooral wordt gebruikt in de medische wereld. Wanneer iemand met een geheugenstoornis confabuleert, vult die persoon de gaten in zijn of haar geheugen onbewust op met gefantaseerde informatie, informatie die de persoon zelf als waar aanneemt. Ook als kunstenaar confabuleer ik en wend ik de verbeelding aan om het vergeten verhaal van Louise te herbekijken. Dit verhaal wordt verteld door de juweelbeschrijvingen in Louises inventaris na overlijden, maar is onvolledig, aangezien deze enkel taal – en geen beeld – bevat. Deze onvolledigheden geef ik een nieuwe interpretatie.
Wat een intiem portretjuweel ons vertelt
Een ontroerend juweel dat ik in de loop van dit onderzoek confabuleerde, is het 54ste juweel dat de inventaris beschrijft. De beschrijving gaat als volgt: N° 54 - Un bracelet en chaînes, tressées en or, avec le portrait du Prince Royal défunt. Het gaat om een gouden armband met een miniatuurportret van Louises eerstgeborene, kroonprins Louis-Philippe. Helaas haalde Louises eerste kind zijn eerste verjaardag niet, waardoor deze liefdevolle miniatuurarmband ongewild een zwaarmoedig rouwjuweel werd. Dit stuk onthult iets over wie Louise was als (rouwende) moeder.
Hoe confabuleer ik een nieuw, hedendaags juweel, dat Louise als moeder dichter bij het publiek brengt? Het lezen – en herlezen – van deze inventarisbeschrijving maakt allerlei gedachten, vragen en bedenkingen los. Vanuit de intuïtie interageer ik met de geschreven taal en denk ik na over rouw, gemis en moederschap (zie de foto hieronder). Ook werk ik met de historische context die rond het juweel bestaat. Zo koppel ik de beschrijving bijvoorbeeld ook aan Louises portret dat naar het origineel van Franz Xaver Winterhalter werd geschilderd. Daarop draagt zij immers een miniatuurportret dat lijkt op deze N° 54 (zie openingsbeeld).
Ik laat mijn gedachten stromen tot ze beelden vormen. Dit kan weken duren. Die eerste beelden zetten me vervolgens aan het tekenen en stimuleren me om materialen te verzamelen. In deze creërende fase laat ik me blijvend voeden door de taal in de inventaris, de gedachtestromen en feiten uit de geschiedenis. De geest stuurt de handen – en vice versa – totdat een nieuwe N° 54 tot stand komt. Dit hernieuwde stuk vond zijn nieuwe vorm in een veelvoud van zilveren babysilhouetten. Het nieuwe juweel poogt de verstoorde werkelijkheid van de rouwende Louise te materialiseren – en dus te erkennen. Op een eigenzinnige manier eert het juweel de ondraaglijke leegte die het overleden kind achterliet (zie het openingsbeeld en de foto hieronder).
Samen met nog tal van andere juwelen, werpt deze N° 54 nieuw licht op het verhaal van Louise-Marie d’Orléans. Elk sieraad vertelt een ander facet van haar verhaal: dat van dochter, koningin, geliefde, moeder en vriendin. De juwelen zelf zijn misschien verdwenen, maar de herinneringen die ze bewaarden, schitteren vandaag opnieuw.
Los van Louises verhaal, toon ik met mijn onderzoek in de kunsten aan hoe ook kunstenaars zinvolle dingen kunnen doen met onvolledig archiefmateriaal; met het verloren object. De kunstenaar kan vergeten verhalen actief vormgeven en naar buiten brengen. Zo komt de geschiedenis ons op een geheel nieuwe manier, opnieuw tegemoet.
Charlotte Vanhoubroeck dingt mee naar de Vlaamse PhD Cup 2025. Ontdek meer over dit onderzoek op www.phdcup.be.