Zo’n vijftigduizend jaar geleden verspreidde de moderne mens zich vanuit Afrika over Europa en Azië. Eerdere migraties liepen op niets uit. Waarom lukte het die keer dan wel?
Van de Sahara in Noord-Afrika over het Arabisch schiereiland tot de Tharwoestijn in India sterkt zich een lange gordel aan dorre en droge gebieden uit. Die woestijnen vormden een lastig obstakel voor de mens om het Afrikaanse continent te verlaten. In het verleden kromp die woestijngordel verschillende keren, meestal in periodes tussen de ijstijden. Fossiele vondsten laten zien dat de mens al eerder tijdens die groenere periodes uit Afrika migreerde. Maar die migraties doofden uit zonder sporen na te laten, totdat het vijftigduizend jaar gelden wel lukte.
De woestijnen van Noord-Afrika en het Arabisch schiereiland zijn dan ook niet de enige hindernissen, vertelt professor Eleanor Scerri, evolutionair archeoloog verbonden aan het Max Planck Institute of Geo Anthropology. ‘Europa en Azië hebben totaal andere ecosystemen, met elk hun eigenheid aan planten en dieren. Daarnaast werden mensen geconfronteerd met nieuwe ziektes waar neanderthalers en denisovamensen zich al aan hadden aangepast. De periode waarin de moderne mens uiterlijk Afrika verliet, zo’n vijftigduizend jaar geleden, was ook klimatologisch niet het meest ideale tijdstip. De woestijngordel kromp wel een beetje, maar niet bijster veel. Waarom het juist toen wel lukte, bleef tot nu toe een open vraag.’
Nieuwe niches
Om daarop een antwoord te vinden, stelden Scerri en haar team een model op. Op basis van archeologische en klimatologische data van de laatste 120.000 jaar konden ze daarmee veranderingen opsporen in de ecologische niches die mensen innamen. Hun analyse, gepubliceerd in Nature, laat zien dat er zeventigduizend jaar geleden iets fundamenteel veranderde. Dat vertelt co-auteur Michela Leonardi, biodiversiteitsanalist aan het Londense Natural History Museum. ‘Ook voor die periode beperkte de mens zich niet tot één enkel type ecosysteem. Maar wel volgde de mens klimatologische schommelingen die zijn leefgebied deden krimpen of uitbreiden.’
‘Groepen mensen uit verschillende ecologische niches stonden met elkaar in contact en leerden van elkaar’
‘Ook zeventigduizend jaar geleden veranderde het klimaat, maar de mens reageerde anders. We zien dat mensen nieuwe ecologische niches innamen als antwoord op veranderende omstandigheden. Die expansie bleef niet beperkt tot een bepaald type leefgebied of regio. De mens vestigde zich zowel in de regenwouden van West- en Centraal-Afrika, als in de randen van de woestijn van Noord-Afrika. De geografische en ecologische reikwijdte van menselijke leefgebieden nam sterk toe.’
Moderne trekken
Het lijkt aannemelijk dat niet enkel de diversiteit aan ecologische niches waarbinnen mensen leefden toenam, maar ook het contact tussen verschillende groepen. Fossiele overblijfselen laten zien dat de uiterlijke kenmerken van moderne mensen zich in die periode definitief aftekenen, zo vertelt Scerri. ‘Voorheen vertonen fossielen een mix tussen moderne trekken en een waaier aan archaïsche kenmerken. Meer onderling contact tussen groepen mensen leidde waarschijnlijk tot genetische uitwisseling, met als gevolg dat gedeelde moderne uiterlijke kenmerken de bovenhand kregen.’
Toegenomen contact betekent ook meer culturele uitwisseling, vult Leonardi aan. ‘Groepen mensen uit verschillende ecologische niches stonden met elkaar in contact en leerden van elkaar. Zeventigduizend jaar geleden nam dus zowel de ecologische als de culturele reikwijdte van de mens sterk toe. Die evolutie schiep de condities die het voor de mens mogelijk maakten om zich aan te passen aan de sterk verschillende ecologische niches in Europa en Azië. Dat speelde volgens ons dus een sleutelrol in het succes van een migratie twintigduizend jaar later uit Afrika.’