Menselijke resten in Belgische collecties onder de aandacht: ‘Dit vraagt om een maatschappelijk debat’

Het wereldwijde debat over dekolonisatie zet ook overheden en onderzoekers in België ertoe aan om de eigen collecties met menselijke resten te inventariseren en de context te onderzoeken waarin ze zijn verzameld.

Beeld: Schedels van middeleeuwse monniken van de abdij Ten Duinen in Koksijde, bewaard in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Begin negentiende eeuw werd Saartjie Baartman, een slavin afkomstig uit het huidige Zuid-Afrika, als menselijke attractie opgevoerd in Engeland en Frankrijk. Na haar dood werd ‘Sawtche’ tentoongesteld in het natuurhistorisch museum van Parijs. Pas in 2002, liefst 192 jaar nadat ze uit haar geboortestreek werd meegenomen, werd haar stoffelijk overschot teruggegeven. De repatriëring bewees toen al hoe waardevol die teruggave kan zijn voor familieleden, betrokkenen en staten.

Ook Belgische musea, universiteiten, openbare of private instellingen en privépersonen bewaren menselijke resten van over de hele wereld en uit verschillende periodes. Een deel van de publieke collecties werd tijdens de koloniale periode verzameld, een ander deel is afkomstig van archeologische opgravingen en sommige menselijke resten zijn door privépersonen aan musea geschonken.

Een onderzoeksteam onder leiding van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) werkt nu aan een grote inventaris. Binnen dat zogeheten HOME-project (Human Remains Origin(s) Multidisciplinary Evaluation) wil het team de personen identificeren, de omstandigheden kennen waarin hun resten zijn verzameld, en in enkele gevallen de vroegere levenswijzen, zowel cultureel als biologisch, beter begrijpen.

De Zuid-Afrikaanse Sawtche werd begin 19de eeuw opgevoerd als attractie en na haar dood tentoongesteld in het natuurhistorisch museum van Parijs.

Meer dan 25.000 individuen

‘We speuren in bewaarzalen, archiefkasten en databanken’, zegt antropoloog Tara Chapman (KBIN). ‘Zo kammen we samen met het AfricaMuseum de collecties van het KBIN uit met een inventaris van het toenmalige Musée du Congo in de hand. We vonden in een lade ook een heleboel documenten over deze Afrikaanse collectie. Ze bevat meer dan vijfhonderd menselijke resten, voornamelijk schedels. Voor de volledige collecties van de Belgische staat gaat het wellicht om een paar duizenden individuen, voornamelijk uit België zelf. We willen begrijpen wie deze resten ‘verzamelde’ en waarom, en hoe ze in musea en instituten in Brussel terechtkwamen.’

Een grote inventaris aangevuld met archiefmateriaal moet helpen om méér individuen te identificeren en om de omstandigheden waarin ze werden verworven beter te begrijpen. ‘Onze oproep viel niet in dovemansoren: al meer dan vijftig musea, universiteiten en andere instellingen hebben onze enquête beantwoord en we hopen op nog meer deelnemers’, zegt Chapman. ‘Het valt ons wel op dat veel musea en kennisinstituten geen volwaardige inventaris hebben, door een gebrek aan middelen. En bestaande inventarissen zijn vaak niet meer up-to-date en bevatten zeer weinig informatie.’

‘Bestaande inventarissen zijn vaak niet up-to-date en bevatten zeer weinig informatie’

Niet alleen op federaal, maar ook op Vlaams niveau zijn onderzoekers nu volop de archeologische skeletcollecties in kaart aan het brengen, ook als deel van een ander project, genaamd MEMOR. De nood aan overzicht is hoog, nu het aantal opgravingen met menselijke resten de voorbije jaren enorm toenam. Het gaat intussen over meer dan twintigduizend individuen.

Daartussen zitten veel kleine collecties van één of enkele exemplaren, maar ook enórme verzamelingen zoals die van het Sint-Romboutskerkhof in Mechelen: meer dan vierduizend individuen. Ook in de Duinenabdij van Koksijde en het Sint-Niklaaskerkhof van Ieper zijn telkens meer dan duizend skeletten opgegraven. Het MEMOR-project bouwt aan een voor iedereen toegankelijke databank (www.memor.be) met informatie over de opgravingen, de historische context, de bewaarmethodes, beschikbare documentatie en de al uitgevoerde studies.

Buitenland als gids

Wat vandaag ook ontbreekt, is een wettelijk kader om menselijke resten in collecties terug te geven aan familieleden, instellingen of landen van origine. Met het HOME-project wil het KBIN experts inschakelen die zo’n kader voor restitutie of repatriëring zullen onderzoeken. Juridische experts en sociale antropologen zullen bekijken hoe landen binnen en buiten Europa menselijke resten teruggeven en welke juridische procedure zij daarvoor volgen.

‘De voorbije decennia hebben onder meer Frankrijk, Duitsland en Zwitserland menselijke resten teruggegeven op vraag van familieleden of van staten’, zegt hoofdconservator Patrick Semal (KBIN), die het project coördineert. ‘Zulke cases hebben vaak tot wetswijzigingen geleid om de teruggave mogelijk te maken, vooral voor de resten die deel uitmaakten van het openbaar domein, zoals Sawtche of de Maori-hoofden in Frankrijk.’

Door met verschillende belanghebbenden te praten, willen de onderzoekers alle meningen over teruggave in kaart brengen. ‘Die kennis zal helpen bij beslissingen over mogelijke teruggave’, zegt Semal. ‘Menselijke resten teruggeven aan familieleden, instellingen of staten is complex. Verschillende partijen kunnen geïnteresseerd zijn in hetzelfde stoffelijk overschot of verschillende meningen hebben over restitutie.’ Het AfricaMuseum zet vandaag samen met partners in Kinshasa en Lubumbashi een netwerk op omwille van de centrale rol van de Democratische Republiek Congo in het restitutiedebat.

Onderzoekers hebben al verschillende casestudies geïdentificeerd. Samen met de belanghebbenden, onder wie familieleden en deskundigen uit de landen van herkomst, zijn ze die nu aan het uitdiepen. De mogelijke restitutie en de modus operandi zullen dan worden besproken.

Eén case is de schedel van Lusinga Iwa Ng’ombe, de onthoofde leider van de Tabwa. Op het einde van de negentiende eeuw nam soldaat Emile Storms die mee naar België als oorlogsbuit. De schedel wordt vandaag in het KBIN bewaard. In 2018 diende een afstammeling van Lusinga uit Lubumbashi een eis tot teruggave in bij de Belgische koning. Die eis werd hernieuwd door hoogleraren van de Universiteit van Lubumbashi (de Groep Murumbi).

De voorbije jaren nam het aantal opgravingen met menselijke resten enorm toe. De nood aan overzicht is hoog

Veel collecties zijn publieke eigendom en behoren tot het openbare domein. Wat als een voormalige Belgische kolonie gebruiksvoorwerpen of kunst terugvraagt die in die koloniale tijd zijn geroofd en in die collecties terechtkwamen? En wat als iemand een legitieme aanvraag doet om een betovergrootvader in die collecties te repatriëren en te begraven?

‘Om de resten terug te geven zal de publieke eigenaar eerst moeten beslissen om ze uit het publieke domein te halen’, zegt Marie-Sophie de Clippele, specialist cultureel-erfgoedrecht aan de Université Saint-Louis Brussel. Zij en een team van juristen keken naar hoe andere staten dat hebben geregeld en deden in mei 2020 een voorstel voor een wettelijk kader voor de restitutie van koloniale federale museumcollecties. ‘We stelden een wettelijk kader voor waarin België of een deelstaat dat regelt in een bilateraal akkoord met de staat van herkomst, met input van cultuurgemeenschappen.’ Dat kader laat zowel actieve restitutie (aangezwengeld door onderzoek) als passieve restitutie (als er een vraag komt) toe.

Op 30 juni 2022 keurde de Kamer een wetsvoorstel goed, dat op initiatief van de federale regering was ingediend. ‘Dit wetsvoorstel is gestoeld op bilaterale akkoorden met de voormalige Belgische kolonies (Congo, Rwanda, Burundi), maar sluit menselijke resten en archieven uit. Het betrekt bovendien uitsluitend Staten, en niet cultuurgemeenschappen, bij de restitutie, en dat is anders dan het academische voorstel.’ Er moet dus nog een andere regeling komen voor de repatriëring van mensenresten. ‘Het zou bovendien interessant zijn in ons burgerlijk recht de waardigheid na de dood te erkennen. Het gaat immers ook over hoe je ethisch omgaat met lichamen van overledenen. Dit zou voer voor discussie moeten worden in een breder maatschappelijk debat.’

Het bekladde standbeeld van generaal Storms in Brussel. Storms bracht eind 19de eeuw onder meer de schedel van Tabwa-leider Lusinga Iwa Ng’ombe mee naar België, als oorlogsbuit.

Culturele identiteit

De Université Libre de Bruxelles heeft met de Université de Lubumbashi in Congo alvast een overeenkomst gesloten om veertien schedels terug te geven uit haar collecties biologische antropologie – verzameld eind negentiende en begin twintigste eeuw.

‘Het is vandaag al mogelijk om zonder wettelijk kader menselijke resten terug te geven aan andere landen’, zegt De Clippele. ‘Maar een juridische context is wenselijk. Het geeft een houvast aan de kleinere publieke eigenaars, zoals gemeenten. Zij kunnen dan de vastgelegde etappes volgen. Zo wordt de verantwoordelijkheid voor die collecties ook gedeeld met de overheid. Wetgeving zorgt er ook voor dat restitutie minder afhankelijk wordt van de politieke wind die waait.’

Privé-eigenaars van collecties vallen niet onder zulke wetgeving. Het eigendomsrecht – dat beschermd is in onze grondwet – zou dan immers veel meer in het gedrang komen. ‘Je zou veeleer via de rechtbank moeten gaan.’

Tot nu toe is er maar één geval van repatriëring van menselijke resten geweest: op 20 juni 2022 droeg de onderzoeksrechter - in bijzijn van de Belgische en de Congolese Staten - de (vermoedelijke) tand van Patrice Lumumba over aan familieleden. De tand van de in 1961 vermoorde eerste minister van het pas onafhankelijk geworden Congo, zal worden begraven in zijn geboorteland.

Valt een vloed van aanvragen te verwachten zodra een restitutiewet is gestemd? ‘Ik zie het niet direct gebeuren’, zegt De Clippele. ‘De discussie gaat niet alleen over hoe om te gaan met dit koloniale verleden, maar ook over hoe je mensen betere toegang geeft tot hun erfgoed, en hoe je ze helpt hun culturele identiteit te begrijpen.’

Belangrijk is ook dat er respectvol wordt omgegaan met menselijke resten en de families van die overledenen. ‘Dat kan alleen door op gelijkwaardige manier samen te werken. Ik denk ook aan het delen van onderzoeksmethodes en data, het uitwisselen en opleiden van personeel of het opzetten van brede culturele projecten enzovoort.’

Onderzoekster Katrien Van de Vijver inventariseert een deel van de menselijke resten in de collecties van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Stilte en respect

Parallel aan het HOME-project werkte de cultureel-erfgoedsector in juni 2021 ethische richtlijnen uit voor de teruggave van problematische koloniale cultuurgoederen, inclusief menselijke resten. ‘Richtlijnen zijn niet afdwingbaar, maar wel hoognodig’, vindt Katrijn D’hamers van FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. ‘Het geweld waarmee landen en hun bewoners zijn gekoloniseerd, heeft zijn sporen nagelaten.’

‘Dat zie je onder andere in de collecties van erfgoedinstellingen. Die staan nu voor een uitdaging: het eigen verleden en de verzamelgeschiedenis kritisch bekijken, en zorgen voor een evenwichtige en ethisch correcte relatie met de landen en regio’s waar de objecten vandaan komen, en met de diaspora.’ De richtlijnen (www.restitutionbelgium.be) moedigen aan om prioriteit te geven aan de teruggave van menselijke resten.

De richtlijnen – opgesteld door een breed netwerk van academici en museumwerkers – dagen naast teruggave ook andere aspecten van erfgoedwerking uit: het onderzoek, het beheer, de scenografie, het taalgebruik en de publiekswerking. ‘Hopelijk grijpen musea en instellingen ze aan om een beleid te ontwikkelen, in samenspraak met onder andere de diaspora en gemeenschappen uit de regio’s van herkomst.’

Ook het deskundigenverslag van de bijzondere parlementaire commissie bevat verschillende aanbevelingen over restitutie, zoals een samenwerking op gelijke voet met brongemeenschappen, de oprichting van een onderzoeksinstituut voor koloniale collecties, en een (digitale) restitutie van archieven, gebaseerd op noden in DR Congo, Rwanda en Burundi.

Sprekende mummies

Wat inventarissen en archiefdocumenten ons niet vertellen, kan DNA soms wel. Genetische analyses binnen het HOME-project van onder meer het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen helpen relaties bloot te leggen tussen individuen in collecties onderling. ‘We hopen binnenkort bevestiging te krijgen dat een Egyptische mummie in het Museum voor Kunst en Geschiedenis familie is van twee andere mummies in buitenlandse musea’, zegt onderzoeker Caroline Tilleux van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG).

Door de snelle technologische vooruitgang kunnen we steeds meer te weten komen over dat eeuwenoude materiaal. Zo gingen in 2017 zeven Chileense en Peruviaanse mummies van het Museum voor Kunst en Geschiedenis onder de scanner, waaronder het exemplaar dat Hergé inspireerde voor het personage Rascar Capac in twee Kuifje-albums.

‘De mummies kwamen zo’n 180 jaar geleden in onze collectie terecht, met heel weinig informatie’, zegt Serge Lemaître, conservator van de verzamelingen Amerika in het KMKG. ‘CT-scans geven ons nu meer inzicht in de manier waarop men destijds doden mummificeerde en begroef. En dat zonder de mummies te beschadigen. Door sporen van insecten en parasieten op de mummies en de begrafenisbundels (doeken) te onderzoeken kun je zelfs berekenen hoeveel tijd er verliep tussen overlijden en begrafenis. Met C14-dateringen van stukjes huid kun je de mummies chronologisch in de tijd plaatsen.’

Voor de precolumbiaanse individuen bleek dat tussen de tiende eeuw vóór en de vijftiende eeuw na Christus. ‘Toxicologisch onderzoek van het haar laat dan weer zien dat verschillende individuen cocabladeren hadden gegeten, die een psychotropisch effect hebben.’ In 2020 nog voorspelden onderzoekers het geslacht van die mummies op basis van CT-scans en 3D-reconstructies van het bekken. ‘Stukje bij beetje reconstrueren we wie die mensen waren, hoe ze leefden en hoe die oude beschavingen eruitzagen.’

Ook archeologen op het terrein in Vlaanderen missen eenduidige richtlijnen als er menselijke resten worden gevonden. Neem nu los botmateriaal zonder contextgegevens: dat mag volgens het huidige onroerenderfgoeddecreet verwijderd worden, omdat de wetenschappelijke waarde ervan beperkt is. Maar is dat ethisch gezien de beste keuze?

‘En wat als er bij onderhoudswerkzaamheden in de kerk een skelet of los botmateriaal wordt gevonden?’, vraagt adviseur religieus erfgoed Jonas Danckers (Parcum) zich af. ‘We moeten voor kerkfabrieken en alle andere actoren in de archeologische sector duidelijk maken wat de goede stappen zijn, juridisch en ethisch gezien.’

Ook om bijvoorbeeld genetisch onderzoek te mogen doen op de skeletten zijn er vaak nog tegenstrijdige adviezen van juristen en ethische commissies. ‘Die onduidelijkheid leidt ertoe dat onderzoekers zich geremd voelen om een wetenschappelijk project op te starten’, getuigt genetisch genealoog Maarten Larmuseau (KU Leuven).

En stellen musea menselijke resten wel met genoeg context en met genoeg respect tentoon? ‘Daar is in Vlaanderen minder aandacht voor dan in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, waar er duidelijke richtlijnen zijn’, aldus nog Larmuseau. ‘Een bordje waarschuwt de bezoeker dat er in de volgende zaal mummies te zien zijn. En er wordt ook stilte en respect gevraagd.’

Een enquête bij bezoekers van het Museum voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, waar in 2017 een tentoonstelling over Egyptische mummies liep, gaf aan dat bezoekers wel degelijk mummies willen zien, in het bijzonder als de historische context wordt uitgelegd. Het KMKG zal aanbevelingen formuleren voor de studie, de bewaring en de tentoonstelling van zulke menselijke resten.

Partners in het HOME-onderzoeksproject: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, Université Saint-Louis, Université Libre de Bruxelles, Université de Montréal, FARO en het onderzoeksproject MEMOR (syntheseproject agentschap Onroerend Erfgoed).

Dit artikel is een geüpdatete versie van het artikel dat eerder in de Eos special over kolonialisme verscheen.

Is de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste oorzaak van de snelle dekolonisatie na 1945?

Lees hier het antwoord