‘Geologische en biologische koolstof door elkaar halen is een denkfout’

Toen milieujournalist en ecoloog Bart Crezee in 2017 in De Volkskrant las dat er een enorme CO2-bom onder het tropische regenwoud in het Congobekken lag, besloot hij dat van dichtbij onder de loep te nemen. Het kon toch niet dat zo’n belangrijk deel van de koolstofhuishouding van de aarde zo lang verborgen was gebleven? Acht jaar, een doctoraat en een boek later heeft hij antwoorden en nieuwe vragen voor de wereld. 

Eind juni verscheen het boek van Crezee, Koolstofkoorts, waarin hij zijn wedervaren als PhD-student in het Congobekken vertelt én uit de doeken doet hoe dat nu eigenlijk zit met tropische wouden, koolstofvoorraden en emissiehandel. Voor Eos een goede reden om de ecoloog om uitleg te vragen over de koolstofcyclus van wouden, venen en bosaanplantingen. Waar liggen de groene longen van de aarde nog? Hoelang gaan zij ons beschermen tegen de klimaatopwarming? En hoe doen ze dat eigenlijk?

Van journalist Crezee willen we weten hoe het zit met die bomen die je plant als compensatie voor je vliegreis. Zoals het een journalist betaamt, heeft Crezee een hele hoop kanttekeningen bij de simplistische manier waarop de wereld met koolstof rekent. ‘Je mag geologische en biologische koolstof niet door elkaar halen. Die zijn totaal verschillend.’

Uw onderzoek draaide rond de veenbossen in het Congobekken. Dat was een ontdekking die overal de pers haalde. Hoe bent u daarbij betrokken geraakt?

‘Mijn persoonlijke aanleiding was een bericht in de Volkskrant, in 2017. Wetenschappers in Centraal-Afrika hadden een mogelijke CO2-bom – zoals dat daar genoemd werd – onder het regenwoud ontdekt. Ik ben opgeleid als milieuwetenschapper, maar ik was op dat moment milieujournalist. Ik dacht: blijkbaar zijn er nog heel veel dingen die we niet weten – hoe het klimaatsysteem in bredere zin functioneert, welke componenten daarin zitten. En dit is een heel belangrijke component, omdat die heel veel koolstof vasthoudt.’

‘Simon Lewis, hoogleraar aan de University of Leeds en aan het University College in Londen, was de drijvende kracht achter het onderzoek in de regio. Terwijl hij de koolstofopslag in bomen in het regenwoud aan het meten was, besefte hij dat er een groot moeras ligt in het midden van het Congobekken. Greta Dargie heeft als promovendus aan de University of Leeds het eerste onderzoek naar het moeras geleid in de Republiek Congo. Dat leidde tot die publicatie in Nature in 2017 en die media-aandacht.’

Bart Crezee

Bart Crezee (1991) is journalist en milieuwetenschapper. Hij bestudeert en schrijft over veranderingen in het milieu. Als ecoloog is hij geïnteresseerd in het behoud van koolstofrijke ecosystemen, zoals regenwouden en veengebieden. Als journalist schrijft hij over koolstofmarkten, emissiedoelstellingen van bedrijven, ontbossing en natuurbehoud.

‘Dargie voorspelde echter dat twee derden van het moeras in de Democratische Republiek Congo lagen. Dat moest bevestigd worden en daar kwam een promotiepositie voor vrij. Daar heb ik voor gesolliciteerd en toen kon ik een paar maanden later zelf naar Congo. Ik ben eerst naar Lokolama geweest. Dat dorp, dat centraal staat in het boek, werd een uitvalsbasis voor mijn onderzoek. Die plek is interessant omdat ze relatief makkelijk bereikbaar is, maar er ligt wel een groot veenmoeras achter, dat ook meteen diep is.’

‘Daar kwamen we al snel achter in 2018. Aanvankelijk moesten we het gebied letterlijk in kaart brengen: op verschillende plekken het moeras in lopen en meten hoe diep die veenlaag was. Wij zaten al snel aan vijf tot zes meter, dieptes die in Congo-Brazzaville pas na twintig kilometer bereikt werden. In de Democratische Republiek Congo ligt dus echt heel veel koolstof opgeslagen.’

Hoe zit dat nu eigenlijk met koolstof in een bos? Waar zit die allemaal in? Hoe komt die daarin en hoe gaat die daaruit?

‘Bomen nemen CO2 op, via de fotosynthese maken ze daar hout en bladeren uit. Op het moment dat de bomen afsterven, komt een deel daarvan weer vrij in de lucht, als CO2. Een deel verdwijnt in de bodem, een deel blijft ook onderdeel van het bossysteem. Dat is een koolstofvoorraad, een koolstofbuffer. Het regenwoud zelf, los van dat veengebied, bevat al veel koolstof van zichzelf. Dat is waarom ontbossing zo’n groot probleem is: een deel van die opgeslagen koolstof komt vrij, dus er komt extra CO2 in de lucht. Minder bomen betekent ook minder mogelijkheid om CO2 uit de lucht op te nemen.’ 

‘Met veenecosystemen is dat principe hetzelfde, maar op een grotere schaal. Veenecosystemen zijn de koolstofrijkste ecosystemen ter wereld. En we kunnen wel zeggen dat dit veenbos, de combinatie van het veen en de bomen, tot de meest koolstofrijke plekken op aarde behoort. Als dat ecosysteem dus vernietigd wordt of verloren gaat, dan kan er in één keer heel veel koolstof vrijkomen. En dat leidt tot een extra impuls voor de klimaatopwarming.’

‘Eigenlijk zijn er altijd twee dingen gaande. Je hebt de koolstofvoorraad. Als je het bos vernietigt, komt die in één keer vrij, dan heb je een groot probleem qua klimaatverandering. En je hebt de koolstofstromen, dus hoeveel er wordt opgenomen en weer vrijkomt. Om de klimaatverandering tegen te gaan is het relevant of het bos en de veenbodem netto meer koolstof opnemen dan dat er vrijkomt als CO2 of als methaan, dat de stroom dus netto positief is. Die twee punten moet je uit elkaar houden en die worden nog wel eens door elkaar gehaald door politici.’

Klopt het dat dat in de tropische bossen van het Amazonewoud en in Azië al geen netto opname meer is?

‘Ja. In principe nemen veenbossen in de tropen netto meer koolstof op dan dat ze uitstoten. De veenpakketten zijn sinds millennia gegroeid. Er komt methaan vrij, maar de opname van CO2 is groter. Tropische regenwouden over het algemeen waren lang in balans, ze stootten evenveel CO2 uit als ze opnamen. Maar dat is veranderd.’

‘Doordat wij meer CO2 in de lucht zijn gaan pompen, de CO2-concentratie in de atmosfeer is toegenomen, zijn de bomen sneller gaan groeien. Dat wordt het CO2 fertilisation effect genoemd: we hebben extra meststof aan bomen gegeven. Al tien, twintig jaar nemen de bomen in alle tropische gebieden meer CO2 op dan ze uitstoten. Dat is gunstig voor ons, want ze helpen daarmee het klimaatprobleem afzwakken.’

‘De vraag is hoelang dat doorgaat. Het kan niet oneindig zo doorgaan, want als het warmer of droger wordt, vertraagt de boomgroei. In de Amazone is de opnamecapaciteit sterk aan het afnemen. In intacte stukken regenwoud is die nu nog wel positief, maar ook daar daalt ze. In het Congobekken is die een stuk stabieler.’

‘Neem je ook de menselijke impact op het regenwoud mee, dan is het Amazonewoud al geen koolstofspons meer’

‘Maar als je ook de menselijke impact op het regenwoud meeneemt, de bosbranden, de ontbossing en de bosdegradatie, dan krijg je een heel ander verhaal. Dan is het Amazonewoud al geen koolstofspons meer. Hetzelfde geldt voor de regenwouden in Azië, waar heel veel CO2 verloren is gegaan, ook door het draineren van veenbossen. In Congo is de opnamecapaciteit van het intacte regenwoud nog significant meer dan wat er verloren gaat aan ontbossing. De Congolese politici spreken dan ook graag van de laatste long op aarde.’

‘Traditioneel kan je de CO2-opname meten in het regenwoud door de diktetoename van bomen te meten. Maar idealiter wil je ook de gassen meten, de stromen van methaan en CO2 in en uit het ecosysteem. Daarvoor moet je een toren bouwen die boven het bladerdak uitsteekt, en die precies kan bijhouden wat er vanuit het bladerdak uitgewisseld wordt met de atmosfeer. Die torens zijn er wel, maar in Centraal-Afrika zijn ze zeldzaam. Er staat er eentje in Yangambi in de Democratische Republiek Congo.’

‘In veenbossen zijn ze nog zeldzamer, omdat het heel moeilijk is om zo’n toren te bouwen in een moeras, zonder het bos er omheen aan te tasten. Je wil het niet beschadigen met je werkzaamheden en je bouwmateriaal, want dan ga je metingen doen aan een aangetast bos. Er komt hopelijk een toren in Lokolama, in dat dorp waar ik veel van mijn onderzoek gedaan heb. En dan krijgen we echt een beter beeld van het veenbosecosysteem.’

‘Dat is relevant omdat de vrees bestaat dat door klimaatopwarming niet alleen het regenwoud, maar ook het veenmoeras zelf gaat omslaan naar een bron van CO2. Zo’n veenmoeras is erg afhankelijk van de waterspiegel om alles wat in de bodem zit vast te houden, dus als de regio uitdroogt en de waterspiegel zakt … Die zorgen zijn reëel: we hebben ook paleologisch onderzoek gedaan naar de veenmonsters, kolommen veenbodem van zes meter diep. Zo kan je zien wat er in het verleden gebeurd is. Er is al eens een grote droogte geweest die zo’n drieduizend jaar geduurd heeft, van vijfduizend jaar tot tweeduizend jaar geleden, en daarbij is heel veel koolstof verloren gegaan.’

Dan gaan we toch gewoon bomen planten. Dan is het probleem toch opgelost.

‘Natuurbescherming en bos aanplanten zijn belangrijke acties, daar is in principe niks mis mee. Waar wel iets mis mee is, is bomen aanplanten in een ecosysteem dat een bos van nature niet ondersteunt. In een savanne-ecosysteem bijvoorbeeld – ook koolstofrijk, want dat zijn graslanden waar vaak veel koolstof in de bodem zit opgeslagen, met een complexe dynamiek met grasbranden. Dat ecosysteem raakt verstoord als je daar bomen gaat planten, zeker als dat waterhongerige bomen zijn.’

In het bos daar staat een toren

In het bos daar staat een toren

In het regenwoud van de Democratische Republiek Congo, in Yangambi, staat een klimaattoren, die rechtstreeks meet hoeveel CO2 het bos uitwisselt met de atmosfeer. Bio-ingenieur Pascal Boeckx van de UGent is verantwoordelijk voor het project.

‘De toren staat daar sinds oktober 2020. In het Amazonebekken staan er al zulke torens sinds de jaren 1990, maar in Centraal-Afrika zijn wij de eerste. De toren is zestig meter hoog om boven het kronendak van het bos te kunnen uitkomen. Dat is nodig voor onze metingen. Als je dezelfde metingen doet in een heidegebied, heb je aan tien meter genoeg.’

‘Op de toren staat een heleboel meetapparatuur. Essentieel is de windsnelheidsmeting in drie dimensies, en de CO2-concentratie. De toestellen meten tien keer per seconde, en we middelen de metingen uit naar een waarde per half uur, dus 48 datapunten per dag. We reken de CO2-flux uit, dus hoeveel er in of uit het bos gaat.’

‘Daarna volgt er nog heel wat dataprocessing. Om te beginnen zijn maar dertig tot vijfendertig procent van die halfuurwaarden betrouwbaar. Die methode klopt enkel als we redelijk wat turbulente wind hebben boven het kronendak van het bos. Ook metingen van één dag zeggen nog niets, want op de plaats waar die toren staat, heb je twee droge en twee natte seizoenen per jaar. Het bos reageert verschillend in het droge en in het natte seizoen. Ook is het ene jaar het andere jaar niet. De eerste twee jaar waren we nog aan het opstarten, dus we hebben goede metingen vanaf 2022. Dat was een normaal jaar, maar 2023 en 2024 waren El Niño-jaren.’

‘Wat we meten, is de netto ecosysteemuitwisseling van CO2 van dat bosecosysteem. Het woord netto is belangrijk, want we meten het resultaat van twee grote brutoprocessen: de fotosynthese en de respiratie. Met wiskundige tools kunnen we die twee brutofluxen uit elkaar halen. Fotosynthese of CO2-fixatie is de bruto CO2-opname door dat bos. Je kan dat ook per satelliet inschatten, maar je hebt nog altijd grondvalidatie nodig. En daarvoor is die toren heel belangrijk, omdat er voor Centraal-Afrika geen validatiedata zijn.’

‘We gaan nu pas onze data publiceren omdat het thema heel gevoelig ligt. Het gaat over koolstofkredieten enzovoort, dus iedereen zit op het resultaat te wachten. We zouden de data ook direct kunnen doorsturen en op een website zetten, maar dat vinden we een beetje gevaarlijk. Roxanne Daelman, onze doctoraatsstudente, zal binnenkort haar proefschrift indienen en de data publiceren in een wetenschappelijk tijdschrift.’

‘Een andere kritiek die ik daarop formuleer in mijn boek is hoe bedrijven bosaanplant inzetten om klimaatneutraliteit te bereiken. Bomen groeien, leggen daarbij CO2 vast en dat zou de uitstoot van het bedrijf door de verbranding van olie en gas deels compenseren. Heel problematisch, want daarmee wordt gesuggereerd dat die twee vormen van CO2 gelijkwaardig zijn, en dat is niet het geval.’

‘Alle soorten fossiele brandstoffen die verbrand worden leiden tot extra CO2 in de atmosfeer – die daar anders niet was geweest. We noemen dat ook geologische koolstof, en een boom is biologische koolstof. De eerste blijft in de atmosfeer voor honderden tot duizenden jaren, de tweede circuleert tussen de atmosfeer en de biosfeer op een veel kortere tijdschaal van decennia. Zo’n boom sterft af en dan komt de koolstof over twintig of vijftig jaar weer vrij.’

‘In theorie zou je zo’n bos dus honderden tot duizenden jaren moeten beschermen om die CO2-uitstoot te compenseren. Maar we blijven fossiele brandstoffen verbranden, dus er komt steeds meer geologische koolstof vrij. Dat betekent dat je ook steeds meer bossen aan moet planten die duizenden jaren blijven staan. Dat gaat natuurlijk niet. Bossen zijn kwetsbaar voor bosbranden en droogtes. Nog afgezien van het feit dat je helemaal niet weet wat de politieke situatie is over vijftig jaar. Ze kunnen beslissen om de bescherming te schrappen en de bossen te kappen.’

‘Het hele idee dat je net zero – zoals dat genoemd wordt – kan bereiken door biologische koolstof te gebruiken als compensatie voor die geologische fossiele brandstoffen, is dus een illusie. Bovendien leiden dat soort projecten vaak tot landroof of verdrijving of uitzetting van een inheemse groep of lokale boeren, die daar minimaal of zelfs niet voor gecompenseerd worden.’

‘Je ziet ook veel CO2-compensatieprojecten die als doel hebben om een bestaand bos te beschermen, te behouden wat er is. Dat leidt tot een milieuwinst doordat ze ontbossing voorkomen hebben. An sich is dat goed, maar die milieuwinst kan je niet verhandelen als koolstofkredieten op de internationale markt om fossiele uitstoot mee weg te strepen. Journalistiek onderzoek, deels door mezelf voor Follow the Money, laat zien hoe zulke projecten gewoon niet kunnen waarmaken wat ze zeggen. Maar ik wil niet zeggen dat bos aanplanten of beschermen an sich niet nuttig is. Die nuance is wel belangrijk.’

Wat kunnen we dan wel doen?

‘Ik denk dat we op een kruispunt zitten. We moeten zoeken naar nieuwe modellen om natuurbescherming te financieren, zonder dat daar zo’n marktmechanisme aan de grondslag ligt dat geologische en biologische koolstof door elkaar haalt. Daar wordt steeds meer over nagedacht.’

‘En betrek de lokale gemeenschappen daarbij. Bij dit soort projecten trekken zij dikwijls aan het kortste eind. Zij hebben heel weinig kennis over wat zo’n project doet, hoe het gefinancierd wordt, wie daarvan profiteert. Ze worden gedwongen om hun handtekening bij het kruisje te zetten, vaak bij een contract dat ze niet eens kunnen lezen. Vervolgens zijn er allerlei westerse consultants en westerse ngo’s die dat vormgeven en veel meer kennis en macht hebben. Want zij weten precies hoe al die modellen werken, zij hebben dat opgesteld, zij profiteren daarvan.’

‘Ja, er moet geld naar natuurbescherming, maar we hebben een enorme middenlaag gecreëerd van instituten en organisaties en consultants die daar een goede boterham aan verdienen. Het geld moet zoveel mogelijk terechtkomen bij de mensen ter plekke, zodat die een alternatieve duurzame economie op kunnen bouwen. Zodat de mensen kunnen zeggen: dit is ons bos, wij willen dit beschermen, maar we willen ook economisch beter worden. We gaan dus geld investeren in alternatieven: betere landbouwmethodes, betere toegang tot lokale markten, waardoor mensen meer geld kunnen krijgen voor de producten die ze verkopen.’

‘Het regenwoud bevat al veel koolstof van zichzelf. Bij ontbossing komt er extra CO2 in de lucht’

‘Op de aanstaande klimaattop in Brazilië, die deels daarover gaat, wordt nagedacht over een alternatief financieringsmodel waarvan een deel rechtstreeks naar lokale groepen moet gaan. Daar wordt waarschijnlijk een fonds gelanceerd van ruim vier miljard dollar per jaar voor bosrijke landen in de tropen, die daarmee gecompenseerd kunnen worden als ze een bos laten staan. Er wordt nu hard gelobbyd om te zorgen dat in elk geval een deel van dat geld, twintig procent of misschien meer, niet naar de overheden gaat, of naar allerlei westerse ontwikkelingsorganisaties en ambassades, maar rechtstreeks naar lokale groepen. Dat vind ik een hele hoopvolle ontwikkeling.’

U bent aan de ene kant wetenschapper, aan de andere kant journalist. De morele drijfveren van beiden kunnen soms verschillen en soms samenvallen. Hoe staat u daar tegenover na dit avontuur en dit boek waarin u beide insteken combineert? Hebt u angst dat iemand misbruik van de pure cijfers zal maken om iets mee te verkopen?

‘Dat is een ongemak dat ik had tijdens mijn onderzoek daar. Ik was als ecoloog bezig met het kwantificeren van de hoeveelheid koolstof in zo’n ecosysteem. Indirect is dat ook wat al die consultants doen: ecosystemen kwantificeren en daarmee een economische waarde geven. Dat is de eerste stap naar het verhandelen van die natuurlijke producten. Tegelijkertijd denk ik dat het belangrijk is om de ecosystemen in kaart te brengen en te begrijpen hoe ze werken, zodat we ze kunnen beschermen. En dat begint ermee dat je er een cijfer op plakt en er een kaart van maakt.’

‘Voor mij is het daarom belangrijk om mezelf als journalist te uiten en ook dat maatschappelijke perspectief mee te nemen. Er zit namelijk altijd een spanning in. Als je in een dorp als Lokolama als wetenschapper onderzoek komt doen, creëer je bepaalde verwachtingen bij de lokale bevolking. Alleen al het feit dat wij geïnteresseerd zijn in veen, leidt ertoe dat mensen gaan denken dat het waardevol is, of dat het financieel iets betekent in de ogen van het Westen.’ 

‘Als wetenschappers in een context als deze veldonderzoek doen, moeten ze zich rekenschap geven van de maatschappelijke verwachtingen die dat creëert. Dat is niet altijd te voorkomen, maar het is wel heel belangrijk om jezelf die maatschappelijke context zo veel mogelijk aan te leren.’

Koolstofkoorts
Bart Crezee
Querido