Eos Blogs

Van scalpel naar scan: 3D-anatomie als antwoord op overvolle dissectiezalen?

Het aantal anatomiestudenten groeit sneller dan de logistieke capaciteit. Het nalatenschap van Vesalius, de grondlegger van het huidige anatomieonderwijs, wankelt. Kan 3D-technologie zijn erfenis nieuw leven inblazen en de toekomst van het anatomieonderwijs veiligstellen?

Eind september. Het is weer zover. Een nieuwe lichting eerstejaars geneeskundestudenten verzamelt zich voor de deur van de dissectiezaal. Spierwitte jassen, en gezichten die bij sommigen net zo kleurloos zijn. Dit jaar zijn ze met meer dan ooit. Ruim vijfhonderd studenten aan de Universiteit Gent. Rond elke tafel wordt het drummen om een glimp op te vangen van de wonderlijke, maar piepkleine structuren die ons lichaam opbouwen. Terwijl ik hen als docent van deze praktijkles observeer, vraag ik me af: hoe lang blijft deze onderwijspraktijk nog houdbaar in zijn huidige vorm?

Tijdens de COVID-19-pandemie kreeg ik de opdracht om na te denken over de toekomst van het anatomieonderwijs, op een moment dat afstand plots de norm werd.  Terwijl hoorcolleges zich vlot naar het digitale domein verplaatsten, botste het praktijkonderwijs op zijn grenzen. Hands-on dissecties vormen het fundament van anatomie, en dat liet zich niet eenvoudig vertalen naar een scherm.

Bestaande apps tonen vooral een ideaalbeeld van het menselijk lichaam. Wie ooit in een echte dissectiezaal stond, weet beter: het echte lichaam is veel chaotischer

Bijkomend besliste de Vlaamse regering in 2022 om de startquota voor artsen en tandartsen te verhogen. Een jaar later zaten we met twaalf procent meer studenten dan voordien, en dat aantal blijft elk jaar groeien. De Vlaamse universiteiten kampen echter met een beperkte capaciteit: zowel de opslag van lichaamsdonoren als de beschikbare ruimte en het personeelsbestand kunnen die groei nauwelijks volgen. Resultaat: studenten die letterlijk over elkaars schouders heen moeten kijken om iets te leren.

Het was duidelijk dat er iets moest veranderen. We besloten te experimenteren met digitale anatomie. “Maar bestaan daar niet al apps voor?”, hoor ik je denken. Klopt, maar die tonen vooral een ideaalbeeld van het menselijk lichaam: bloedvaten keurig rood en blauw, zenuwen zonnig geel. Wie ooit in een echte dissectiezaal stond, weet beter: het echte lichaam is veel chaotischer, subtieler, en tegelijk oneindig mooier. Wij wilden studenten juist dat échte, complexe beeld tonen.

Met dat idee gingen we aan de slag. Zo kwamen we terecht bij oppervlaktescanning, een techniek waarmee je het oppervlak van anatomiepreparaten digitaal vastlegt om er levensechte 3D-modellen van te maken. In een klein stoffig kamertje, dat meer weg had van een archief dan van een hightech lab, begonnen we te scannen. Gewapend met een toestel dat verdacht veel op een futuristisch strijkijzer leek, legden we elk bot uit het menselijke skelet digitaal vast. Na een half jaar hadden we een volledige digitale bibliotheek van echte menselijke botten. Elk groefje, elk bultje, elk oneffen randje was vereeuwigd in 3D.

Opbouw van een digitaal 3D-model van de heup: bovenaan links en rechts een heupmodel met respectievelijk minder en meer geometrisch detail, in het midden hetzelfde model zonder en mét kleur, onderaan variaties in belichting voor een realistische eindweergave.

Maar werkte het ook? We lieten studenten leren met onze realistische 3D modellen en vergeleken hun resultaten met die van studenten die studeerden met de gestileerde versies uit commerciële apps. De resultaten verrasten ons: gemiddeld leerden studenten even goed met beide types modellen, maar het verhaal bleek genuanceerder. Studenten met een sterk ruimtelijk inzicht haalden meer voordeel uit de realistische versies. Hun hersenen konden de extra details vlot verwerken. Studenten die dat inzicht minder hadden, raakten juist sneller overprikkeld. Voor hen was het draaien en interpreteren van het model in drie dimensies al een mentale workout, waardoor de realistische details hen ontgingen.

Dat inzicht is belangrijk. Het toont dat digitale vernieuwing niet voor elke student hetzelfde werkt. Voor de ene student is ze een springplank, voor de andere een muur. Als docent moeten we daar zorgvuldig mee omgaan: technologie als maatwerk, niet als dogma. Ze hoort te ondersteunen, niet te overweldigen. En misschien, als we even mogen dromen, kan artificiële intelligentie straks wel uitgroeien tot een slimme bondgenoot die leeromgevingen kan afstemmen op de unieke sterktes en leerstijlen van elke student.

De snijtafel blijft in elk geval nog even staan, maar naast het scalpel ligt nu ook de computermuis. Vesalius zou het ongetwijfeld met belangstelling hebben gevolgd.