Sinds de eerste proefbuisbaby in 1978 heeft de fertiliteitswetenschap grote stappen vooruit gezet. Via spermadonatie en nieuwe technieken zoals het inschakelen van AI en mitochondriale donatie is meer mogelijk dan ooit. Maar die technieken brengen ook risico’s en ethische dilemma’s met zich mee.
Spermageddon. Zo omschrijven sommige media de gestage verslechtering van het mannelijke zaad. Tussen 1973 en 2018 halveerde de spermaconcentratie bij mannen van meer dan honderd miljoen naar vijftig miljoen zaadcellen per milliliter. Dat concludeerde een overzichtsstudie uit 2021. De crisis, die zich overigens niet beperkt tot de westerse wereld, lijkt de voorbije jaren enigszins te stabiliseren. De mogelijke oorzaken zijn niet weg: overgewicht en slechte voedingsgewoonten, hormoonverstorende stoffen of chemische resten van fossiele verbranding in het milieu. Nu, over deze cijfers is er geen consensus. Het ontbreken van een uniforme meetmethode maakt volgens sommigen echte vergelijking moeilijk. En je kan al helemaal niet concluderen dat het voortbestaan van onze soort in gevaar is.
Als de spermakwaliteit wereldwijd achteruitgaat, dan ook die van potentiële donoren. Belgische vruchtbaarheidscentra gaan door het gebrek aan voldoende kwalitatief zaad van eigen bodem al langer shoppen in het buitenland. Dat beperkt zich in de praktijk tot Scandinavië, en meer bepaald Denemarken. Bijna driekwart van het donorsperma komt uit dat land. Twee grote multinationals slaagden erin om er een succesvol exportproduct van te maken, schreef De Tijd onlangs onder de sprekende kop Lego, bier en sperma. De monopolies leiden niet alleen tot een kunstmatig hoge prijs, maar houden ook gezondheidsrisico’s in. Zeker als men de quota per donor niet respecteert. In België zijn minstens 52 kinderen geboren waarvan de Deense zaaddonor een kankerverwekkend gen droeg. Normaal mocht zijn zaad maar tot zes bevruchtingen leiden.
De dalende spermakwaliteit kan koppels die hun kinderwens uitstellen in een lastige situatie brengen. De leeftijd waarop vrouwen een eerste kind krijgen stijgt al jaren, van gemiddeld vijfentwintig jaar in 1980 tot dertig nu. Als koppels pas op hun vijfendertigste vaststellen dat een spontane zwangerschap niet lukt, dan is het ook voor een fertiliteitsbehandeling vijf voor twaalf. Het aantal zaad- en eicellen ligt niet alleen een stuk lager, het risico op chromosoomafwijkingen van de embryo's neemt sterk toe met de leeftijd. Zowel in België als in Nederland geldt een leeftijdsbeperking tot 43 jaar voor de vrouw, omdat nadien de kans op een gezond embryo bijna nihil is.
Toch hoeven wensouders niet te wanhopen, want sinds de geboorte van de eerste proefbuisbaby Louise Brown in 1978 heeft de fertiliteitswetenschap grote stappen vooruit gezet. Vaak zijn die voor de buitenwereld weinig spectaculair, zoals het succesvol inschakelen van AI in de selectie van het beste embryo. Mitochondriale donatie, waarbij vrouwen met een specifiek defect in hun eicellen geholpen worden, is wel een spraakmakende innovatie. De kinderen hebben drie biologische ouders. Met crispr kunnen fertiliteitsartsen nog veel meer sleutelen aan de embryo's. Onzekerheid over de veiligheid van de technologie en ethische bezwaren maken dat de wetgevers hen voorlopig tegenhouden.