Wanneer graafmachines aan hun nachtrust beginnen, daalt Frederik Mollen af in diepe bouwputten. Gewapend met een schop en een zeef speurt hij naar fossielen, en reist zo miljoenen jaren terug in de tijd. Wat voor hem ooit begon als kinderspel, groeide uit tot paleontologie van wereldklasse. Al blijft het gewoon een hobby.
‘Makohaai!’ Trots vist Frederik een vlijmscherpe tand uit zijn zeef. Zijn ogen fonkelen nog even enthousiast als achtendertig jaar geleden, toen hij als tienjarige natuurvriend samen met zijn buurmeisje Goedele fossiele haaientanden ging zoeken langs het Netekanaal in Lier. ‘We fietsten er na de schooluren naartoe. Een schop vastgebonden aan het kader en een zeef op de bagagedrager. Ik ben eens gevallen op weg terug naar huis. De inhoud van mijn rode OXO-doosje lag verspreid over het wegdek. Mijn topvondst van de dag, een tand van de grauwe haai, was kapot. Tot op vandaag voelt dat als een trauma.’
‘Alles wat we hier tussen het zand vinden, neemt ons twintig miljoen jaar terug in de tijd’
Het meisje is vandaag zijn vrouw en Frederik Mollen groeide uit tot een wereldautoriteit in de evolutie van haaien en roggen. Hij deed dat via een ongewoon parcours. Frederik studeerde toegepaste economie, en werkt vandaag bij Natuurpunt als beleidsmedewerker ruimtelijke ordening. Zijn expertise als paleontoloog bouwde hij volledig op ‘na zijn uren’, toen de kinderen in bed lagen, in het weekend en zelfs op vakantie.
‘Zoeken naar haaientanden werd een passie. Ik zocht niet alleen in de grond, maar ook op vismarkten. Op vakantie met mijn ouders sprak ik ooit een koppel aan dat net een rog had gekocht. Ze fronsten eerst toen ik vroeg of ik de kop mocht hebben, maar een kwartier later stond ik wel in hun keuken. Blij dat ik was!’
Van hobbyist naar wereldautoriteit
Mollen kwam als achttienjarige terecht bij het Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Hij leerde daar over taxonomie – de wetenschap van het indelen – en fylogenie – de studie van de ontstaansgeschiedenis van een groep organismen. ‘Na een tijd ging ik zelf nieuwe soorten ontdekken en beschrijven in internationale vakbladen – tientallen intussen, waarvan acht nieuwe soorten. Ik vergelijk mijn vondsten met die van nog levende haaien en roggen.’ Sinds 2008 heeft Mollen daarvoor thuis ook een federaal erkend paleolab, waar hij intussen meer dan 1.250 haaien en roggen ontleedde. ‘Ik zag zoveel moderne haaien dat ik als CITES-expert de douane help om haaienresten uit illegale handel in bedreigde soorten te identificeren.’ Voor de duidelijkheid, nog altijd in zijn vrije tijd. ‘Ik ben en blijf een amateur.’

Een trotse amateur die aanstekelijk enthousiast kan vertellen over zijn hobby. Dat ondervind ik hier vandaag in Antwerpen. Frederik en zijn collega-amateurpaleontoloog Bert Gijsen hebben me uitgenodigd op de werf aan de Royerssluis, een belangrijke scheepvaartverbinding tussen de Schelde en het Albertkanaal. We bevinden ons op de bodem van de bouwput, ongeveer elf meter onder straatniveau. Het is 19 uur. De graafmachines zijn net gestopt met brullen, en de werklieden verlaten ietwat uitgelaten de bouwput. Nu is het aan ons. Frederik en Bert hebben toestemming gevraagd aan de werfleider om hier na de werkuren te mogen graven. Ze doen dat nog altijd op dezelfde manier: met een schop en enkele zeven. Bert legt drie scheppen grond op een zeef, Frederik schudt die voorzichtig uit en scant geconcentreerd de vrijgekomen brokstukjes.
‘Tijgerhaai!’
‘Makohaai!’
Zowat elke zeefbeurt levert iets op. ‘Alles wat we hier tussen het zand vinden, neemt ons twintig miljoen jaar terug in de tijd. Toen lag hier een ondiepe kustzee, druk bevolkt met walvissen, roggen en haaien. Nadat het water wegtrok, bleven de fossielen in de bodem achter. Alle onaangeroerde grond in Antwerpen is daarom ontzettend interessant voor amateurpaleontologen zoals wij. Als er bouwwerven zijn, proberen we daarom altijd toestemming te krijgen om het terrein te doorzoeken.’
Dat is niet zo eenvoudig. ‘Tot een aantal jaren geleden kon je als amateurpaleontoloog in tientallen lokale zand-, klei- en mergelgroeven terecht. Uitbaters kenden de verzamelaars en lieten ze meestal toe, ook tijdens het weekend. Zo kon je je na jaren zoeken in dezelfde groeve een goed beeld vormen van de fauna die in de regio voorkwam. Door schaalvergroting en mondialisering in de markt van grondstoffen zijn veel groeves de afgelopen jaren gesloten. Van de tientallen interessante groeven uit de jaren 1990 blijven er amper een handvol over. Dit dwong ons om tijdelijke werven op te zoeken, en dat betekent telkens weer aannemers overtuigen. Zij zijn vaak terughoudend tegenover fossielenjagers. Ze vrezen dat we in de weg zullen lopen, of verwarren ons met archeologen die een werf kunnen stilleggen als ze belangrijke vondsten doen.’
Gelukkig zijn er nog voldoende aannemers die er wel voor open staan. ‘We hebben de voorbije jaren ook een reputatie opgebouwd. We kunnen persberichten voorleggen over vondsten op andere werven. Veel aannemers zien dat soort positieve aandacht wel zitten. Sommigen bellen ons intussen zelfs om te melden dat ze aan een nieuw project beginnen en dat hun kranen voor ons klaar staan.’
Meer geregel dan vroeger
Voor beginners is het niet zo evident. ‘Zij sluiten zich best aan bij een lokale fossielenclub. Een club heeft meer onderhandelingskracht, en soms organiseren ze ook zoekdagen voor een breder publiek.’
‘Fossielen zoeken kan vandaag helaas niet meer zo spontaan als vroeger. Ooit konden we onze kinderen of nieuwkomers makkelijk meenemen naar een lokale groeve. Op een werf kan dat niet meer. Meestal mogen we met een handvol mensen binnen, onder begeleiding van een veiligheidscoördinator. Ik begrijp dat wel, maar het is ook jammer want zo kan ik de passie voor paleontologie moeilijk doorgeven aan nieuwe generaties.’


Op werven moet het ook vooruitgaan. ‘We hebben weinig tijd om te zoeken. Meestal beperken we ons tot prospectie: we zoeken verspreid, en als we veelbelovende vondsten doen, proberen we ons zoekwerk elders voort te zetten. We vragen aan de werfleider of die een paar vrachtwagens grond op de rand van de werf kan leggen, waar we niet in de weg lopen. Als dat niet kan, huren we zelf enkele vrachtwagens om grond op een andere plek op het gemak te zeven.’
Ook dat is de laatste jaren moeilijker geworden. ‘Iedereen is bang voor Antwerpse grond: er zit toch geen PFAS in? Vorig jaar hadden we een ontzettend interessante werf naast het treinstation van Antwerpen-Berchem. We hebben toen vier vrachtwagens grond laten storten op een weide dicht bij mijn huis. We waren vier maanden zoet om alles te verwerken.’
Ik heb intussen een plastic bakje met daarin een tiental haaientanden in mijn hand. De fossielen liggen hier echt voor het rapen. Toch kan het nog beter. We stappen richting een uithoek van de werf. Frederik en Bert gaan uit hun dak wanneer ze een afgeschraapte laag vol schelpen zien. ‘We zitten nu boven op een geologische laag, in plaats van in de wand te moeten zoeken. Ongetwijfeld vinden we hier…’
‘Megalodon! Volledig!’
Nog voor Frederik zijn zin kan afmaken, wordt hij onderbroken door Bert, die intussen al een haaientand ter grootte van zijn handpalm heeft gevonden. Zonder zeef. De tand lag gewoon voor het rapen, maar is helaas ook beschadigd door de graafmachine. Door de topvondst wakkert het vuur in Frederik ineens op volle kracht. Hij. Moet. NU. zeven. En jawel, hij heeft onmiddellijk prijs: een veel kleinere, maar intacte tand van een zevenkieuwshaai.

‘De megalodon is iconisch. Het dier werd tot wel twintig meter lang, de grootste haai ooit. Zo’n tand ziet er dan ook echt indrukwekkend uit. Anderzijds, de grote haaientanden zijn al zeer uitgebreid gedocumenteerd. De echte ontdekkingen doen we tegenwoordig bij de extreem kleine tanden. De zeven hadden vroeger bredere openingen, waardoor kleine tanden niet bleven liggen. Nu zeven we tot op de millimeter en dat residu nemen we mee naar huis om onder een vergrootglas te bestuderen. Daar, gewoon aan de keukentafel, doen we tegenwoordig de meest spraakmakende ontdekkingen.’
‘Onsterfelijke’ haaien nu toch onder druk
Terwijl Frederik de kleine tand in het plastic verzamelpotje stopt, vertelt hij bijna terloops iets heel confronterends. ‘De megalodon stierf ongeveer 3,5 miljoen jaar geleden uit, maar de zevenkieuwshaai en ook de makohaai komen vandaag nog voor. In tegenstelling tot de dinosauriërs deden de haaien het goed in de evolutie. Ze stierven niet uit, maar perfectioneerden zich. Veel soorten overleefden honderd miljoen jaar probleemloos, maar in de afgelopen dertig jaar kregen ze het moeilijk door menselijk toedoen. Een derde van alle nog levende haaien zijn vandaag bedreigd of lokaal uitgestorven. Paleontologie gaat dus niet alleen over vroeger, het kan ons ook een spiegel voorhouden en hopelijk motiveren om actie te ondernemen.’
Het wordt plots heel stil in de bouwput. Frederik doorbreekt het moment door voorzichtig te schudden met het plastic doosje vol haaientanden. ‘Die mag je straks meenemen naar huis. Geef ze een mooi plekje. Wie weet wakkert het je interesse in paleontologie verder aan.’ Ik neem het geschenk dankbaar aan, en gaf het intussen al een ereplaats in de kamer van mijn zoon.
Het is niet zo dat Frederik voortdurend zijn vondsten uitdeelt. Meestal houdt hij ze zelf bij. ‘Een kwart van ons huis is gereserveerd voor fossielen. Het was destijds zelfs een vraag voor onze architect: zorg dat er na de verbouwing voldoende plaats is voor fossielen. Intussen heb ik van sommige soorten wel duizend tanden. Dat lijkt er misschien wat over, maar tanden soort per soort bijhouden leert ons ook iets over soortenverhoudingen in een bepaald tijdperk of bepaalde regio. Verkopen doe ik nooit. Het zou veel van mijn kosten kunnen compenseren, maar ik doe het principieel niet. De meest bijzondere vondsten schenk ik trouwens altijd aan het Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel.’

Hoewel Frederik Mollen aan geen enkel onderzoeksinstituut verbonden is, werkt hij wel vaak samen met professionals. ‘In mijn beginperiode was dat zeker niet makkelijk. Mijn allereerste manuscript werd niet geaccepteerd voor publicatie. Een deel van de kritiek was terecht, maar een deel ook niet. Ik kreeg van een professionele paleontoloog het verwijt dat ik nog nooit een haai in het echt had gezien, terwijl ik er toen al honderden had ontleed. Het vergde doorzettingsvermogen, maar bijna twintig jaar later liggen de kaarten omgekeerd. Ik kan de vragen van tijdschriften om manuscripten van andere professionele paleontologen te reviewen niet meer bijhouden. En heel grappig: af en toe vraagt een doctoraatstudent mij of ik promotor wil worden. Ik krijg dan een mailtje met ‘Beste professor Mollen’. Ik moet hen teleurstellen, ik ben een amateur en ik heb geen diploma paleontologie dus ik kan ook geen promotor van een doctoraat zijn.’
Hoewel Mollen graag prof was geworden, beseft hij ook dat het amateurbestaan waarschijnlijk nog mooier is. ‘In tegenstelling tot professionele onderzoekers voel ik geen druk om fondsen of publicaties in vaktijdschriften te verzamelen. Ik kan doen waar ik goesting in heb, de ene maand is dat misschien graven, de andere maand schrijven. Die vrijheid is voor mij zeer motiverend.’
Op vlak van tijdsbesteding is het een uitdaging, er zitten nu eenmaal niet zoveel uren in die ‘na de uren’. ‘Fossielen komen voor mij maar op de derde plaats: na het gezin en het werk. Pas nadat de kinderen in bed liggen, en de rust in huis is teruggekeerd, kruip ik achter de binoculair of de laptop om tot in de late uren fossielen te bestuderen. Tijdens gezinsvakanties probeer ik wel de combinatie te maken. Dan kiezen we een bestemming waar ik een bevriend wetenschapper kan bezoeken, een groeve kan ontdekken of een museumcollectie kan inkijken. En ik vind mijn werk bij Natuurpunt ook ontzettend zinvol. Ik kan daar een verschil maken voor onze levende natuur. Zonder natuurbescherming hebben we over enkele jaren geen haaien en roggen meer in onze oceanen, en resten ons enkel herinneringen aan uitgestorven soorten. Zolang ik het kan combineren, zijn mijn nachten maar wat korter.’

Kriebelt het?
Als je ook zin hebt om fossielen te zoeken of zelfs nieuwe soorten te ontdekken, dan ga je volgens Frederik Mollen best langs in een fossielenvereniging: de Belgische Vereniging voor Paleontologie, HONA of Nautilus in Gent bijvoorbeeld, maar er zijn er nog. Die verenigingen organiseren voordrachten, uitstappen of meerdaagse expedities. Ze richten zich uiteraard op veel meer dan haaientanden alleen, en je kan ook meer doen dan graven of zeven. Sommige vrijwilligers prepareren fossielen aan het KBIN of het Oertijdmuseum in Boxtel. Je kan ook je eigen vondsten of die van anderen bestuderen, beschrijven en publiceren. Er zijn nog ontzettend veel nieuwe zaken te ontdekken.
Waarom fossiliseren sommige organismen wel en andere niet?
Lees het antwoord op ikhebeenvraag.beDe renovatie van de Royerssluis gebeurt in opdracht van het departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse Overheid en Port of Antwerp-Bruges.