Gebruiksaanwijzing voor een drukbevolkte planeet: 7 inzichten voor duurzaam landgebruik

Hoe gebruiken we het beschikbare land in onze eigen regio, en welke impact heeft dat elders? Die vraag is van cruciaal belang voor onze voedselvoorziening, armoedebestrijding, natuurbehoud en de strijd tegen klimaatverandering. Maar helaas bestaan er veel misverstanden over landgebruik.

Landsysteemwetenschapper en geograaf Patrick Meyfroidt (Université Catholique de Louvain) en een team internationale collega’s brachten de blinde vlekken in het debat over landgebruik in kaart. Wat blijkt? Duurzaam omgaan met land is geen kwestie van simpele win-wins, maar van moeilijke keuzes. Zeven inzichten kwamen naar voren die elke beleidsmaker – en eigenlijk ieder van ons – zou moeten kennen.

1. Zowat al het bruikbare land is al in gebruik

De mens drukt al vele duizenden jaren zijn stempel op de natuur. Zelfs diep in de Amazone vonden wetenschappers de afgelopen jaren duidelijke sporen van menselijke invloed op de vegetatie. Op ruim de helft van het ijsvrije land op de planeet wordt er gegraasd, gekapt, gejaagd of verzameld, en nog eens een kwart werd door mensen bedekt met nederzettingen en wegen, weiden, akkers en mijnen. Van wat overblijft is de helft nauwelijks productieve woestenij, en dus resten er ons nog maar zo’n dikke tien procent land waar diverse natuur min of meer onaangeroerd is, vooral in de tropen en het Hoge Noorden. Zelfs daar hebben we echter een impact door klimaatverandering en vervuiling.

Die wildernis is cruciaal voor onze watervoorziening en de opslag van overtollige koolstof, en ze heeft voor veel mensen ook culturele en zelfs intrinsieke waarde, los van wat ze ons oplevert. Dat wil zeggen dat veranderingen in landgebruik, zelfs op schijnbaar ongebruikte plaatsen, vaak niet alleen maar voordelen hebben voor mens en natuur, ook al gebeuren ze met de beste bedoelingen.

Win-winsituaties zijn dan ook relatief zeldzaam in landgebruik. Dat geldt bijvoorbeeld voor veel koolstofopslagprojecten zoals het verbouwen van brandstofgewassen of het aanplanten van bomen, waarbij vaak systematisch onderschat wordt hoeveel koolstof wilde natuur op dezelfde plek vanzelf had kunnen absorberen. Door creatief beheer is het soms mogelijk om land voor verschillende doeleinden te gebruiken – zoals natuurbehoud en recreatie, of landbouw en koolstofopslag – maar alles tegelijk optimaliseren is onhaalbaar. Goed doordachte en onderhandelde keuzes zijn dus nodig.

2. Landgebruik heeft langdurige gevolgen die zich ver uitstrekken

Sommige veranderingen zijn eeuwenlang onomkeerbaar. Het kappen van oude bossen is een evident voorbeeld, en intensieve landbouw kan de bodem dermate uitputten dat herstel enkel nog haalbaar is door een gebied jarenlang niet meer te cultiveren. Ook industrie of mijnbouw kunnen grond voor lange tijd onbruikbaar maken. Denk aan de PFAS-vervuiling in Zwijndrecht, vervuilende ertsenwinning of open mijnen waar de vruchtbare toplaag volledig wordt afgegraven.

Die onomkeerbaarheid wordt vaak niet als dusdanig erkend vanwege wat je ‘collectief ecologisch geheugenverlies’ zou kunnen noemen. ‘Na enkele generaties is het besef van hoe het vroeger was bijna geheel verdwenen, en wordt de huidige toestand als normaal beschouwd’, zegt Meyfroidt.

‘Het zal essentieel zijn om onze consumptie aan te passen, bijvoorbeeld door minder vlees te eten, want het verbouwen van veevoer vergt erg veel land’

Het status quo is ook sociaal, cultureel en economisch erg weerbarstig, zegt landbouwecologe Cecilia Zagaria van de Nederlandse Wageningen Universiteit. ‘Denk aan de industriële landbouw, een sector met machtige bedrijven en sterke banden met de overheid die maatschappelijk zo genormaliseerd is dat we nauwelijks nog kunnen bedenken hoe het anders kan.’ Doordat mensen en landschappen wereldwijd met elkaar verbonden zijn, hebben op het eerste gezicht positieve veranderingen op de ene plek soms aanzienlijk negatieve gevolgen op de andere. Voorstanders van het huidige landbouwmodel in de Benelux gebruiken dat vaak als argument: als wij hier gaan bioboeren en daardoor minder produceren, zullen andere landen die productie overnemen, en de kans is reëel dat ze dat minder efficiënt en milieuvriendelijk gaan doen. En als wij hier bos planten, zorgen we er maar beter voor dat dat elders niet voor meer ontbossing zorgt. Er is onder natuurbeschermers daarom veel discussie rond de vraag of we landbouw verder moeten intensifiëren, zodat er meer land beschikbaar komt voor natuur, of daarentegen de landbouw zo moeten organiseren dat meer soorten in de marge ervan kunnen overleven, wat bijna onvermijdelijk tot een verminderde productie zal leiden. Maar het verbeteren van de opbrengst is niet zonder risico, waarschuwt Meyfroidt. ‘Het kan er op korte termijn toe leiden dat er net meer natuur sneuvelt voor landbouwgebied, bijvoorbeeld voor oliepalm, ook op plekken waar dat voorheen niet de moeite leek.’ Het is goed als landbouwers ruimte laten voor plattelandsnatuur, maar natuurgebieden zonder landbouw zijn ook nodig. Daarnaast zal het essentieel zijn om onze consumptie aan te passen, zegt hij, bijvoorbeeld door minder vlees te eten, want het verbouwen van veevoer vergt erg veel land. Zagaria is het daarmee eens. ‘Duurzamere landbouw zal mogelijk inderdaad leiden tot minder opbrengst op dezelfde oppervlakte. Een verandering in ons eetpatroon kan helpen om dat op te vangen. Waar we geen veevoer meer kweken, kunnen we dan opnieuw gewassen verbouwen die we zelf eten.’ Ze doet op elf locaties in Europa onderzoek naar onder meer strokenteelt, waarbij verschillende gewassen worden aangeplant in stroken tot ongeveer twintig meter breed. ‘Deze diversiteit trekt de natuurlijke vijanden aan van gewasbeschadigende soorten, waardoor er minder behoefte is aan pesticiden.’ De afwisseling is mogelijk ook beter voor de natuur, zeker als die zelf ook af en toe een strookje krijgt. Verstedelijking en landbouw hebben vaak een invloed die veel verder reikt dan de oppervlakte die ze strikt gezien innemen, door het afval, de uitstoot en de vervuiling die ze produceren en de energie en materialen die ze nodig hebben. De aanleg van wegen is een ander bekend voorbeeld – omdat ze een regio ontsluiten, verhogen ze vaak de druk op het land van zowel legale als illegale activiteiten. Tegelijkertijd kunnen ze een cruciale opstap zijn naar een leefbare lokale economie – je verdient nauwelijks wat aan de prachtige vruchten die je kweekt of de enorme vissen die je vangt als je er de hele dag mee aan de kant van de weg moet staan in de hoop er een handvol te verkopen.

3. Onze levensstijl vergt veel meer land dan ons toekomt

Meer en meer land wordt ingezet ten voordele van mensen in de stad, vaak zelfs in andere landen. Internationale handel maakt zo’n kwart van de wereldwijde economie uit, en daardoor minstens eenzelfde deel van het landgebruik en het verlies aan biodiversiteit, mogelijk zelfs aanzienlijk meer. Internationale handel biedt voordelen voor voedselzekerheid: als de productie door een ramp op de ene plek instort, kan een andere regio dat opvangen. Tegelijkertijd kan import aan dumpingprijzen de lokale productie ook ondermijnen, waardoor mensen in de problemen komen als de aanvoer hapert – zo kwamen heel wat arme landen in de problemen toen de graanexport vanuit Oekraïne stilviel. Als bepaalde lokale producten heel populair worden, zoals de vanille van Madagascar, de avocado’s uit Michoacán in Mexico of de cacao uit West-Afrika, zet dat ook veel druk op het land. Op de workshop in Cambridge kwam duidelijk naar voren dat de discussies hierover zelfs onder idealisten vaak ingewikkeld zijn.

De avocadoteelt in Michoacán zet de Mexicaanse regio sterk onder druk.

Langs de ene kant worden de landen in de EU vaak terecht met de vinger gewezen omwille van de gigantische hoeveelheid land in andere continenten die nodig is om hun consumptie te ondersteunen, en de impact daarvan op mens en milieu. Langs de andere kant ligt een verstrenging van de voorwaarden voor import naar de EU ook erg gevoelig, en volgt dan al snel het verwijt dat het continent op neokoloniale wijze ver buiten de grenzen zijn wil blijft opleggen.

Die kritiek is niet altijd fair: duurzaamheidsvereisten zijn noodzakelijk als de EU-landen hun globale impact willen verbeteren. En sommige ondemocratische regimes die gul zijn met dit soort verwijten, zijn zelf kolonisten van hun eigen land geworden, die zich vooral laten leiden door zakenlobby’s en niet echt wakker liggen van de impact van hun handel en wandel op de bevolking. Toch is de claim dat we door de regels te verstrengen een ‘gelijk speelveld’ creëren voor bedrijven binnen en buiten de EU niet helemaal zuiver op de graat, zegt Emmanuel Acheampong, professor bosbeheer aan de Kwame Nkrumah Universiteit in Ghana. ‘Veel kleine producenten in andere continenten hebben niet de middelen om aan al die voorwaarden te voldoen en dat ook nog eens te documenteren zoals gevraagd. Dus die vallen gewoon af, en alleen de grote bedrijven blijven over.’

Beter zou daarom zijn als de EU bij de invoer van nieuwe regels ook een budget zou vrijmaken om kleine ondernemers te helpen om eraan te voldoen (wat ze in de nieuwe verordening rond ontbossing ook doet, red.), zegt duurzaamheidsexperte Ximena Rueda van de Universidad de los Andes in Colombia. ‘Anders lost de EU de problemen niet op, ze vergroot alleen de ongelijkheid, ondanks de goede intenties. Het zou veel beter zijn om druk te zetten op grote bedrijven als Nestlé, Unilever en Cargill, die weliswaar buiten de EU hun hoofdzetel hebben, maar wel heel veel importeren naar de EU.’ Bovendien zou het de EU sieren om haar eigen export veel strenger te reguleren. ‘Een Europees bedrijf als Bayer exporteert volop toxische pesticiden die in de EU verbannen zijn.’ Een deel van het budget hiervoor zou kunnen komen van het Europese landbouwbudget, dat veel geld uitdeelt om productie te subsidiëren die de draagkracht van het continent ver overstijgt. Zo is onze uitzonderlijke stikstofcrisis het gevolg van het feit dat we uit de hele wereld stikstofhoudend veevoer en kunstmest invoeren. Wereldwijd verarmt de bodem daardoor, hier is hij oververzadigd. ‘Ik ben absoluut niet tegen handel,’ zegt Rueda, die al jaren onderzoek doet naar internationale toeleveringsketens, ‘maar het moet kunnen op een faire, minder schadelijke manier dan vandaag.’ Discussies over de duurzaamheid van producten als palmolie, cacao, koffie en hout zijn inmiddels ingeburgerd. Maar één zeer omstreden sector onttrekt zich daar bijna volledig aan, zegt Rueda: de cocaïnehandel. Wie ervoor kiest cocaïne te gebruiken, moet goed beseffen welke schade dat aanricht. De illegale status van het product maakt dat het qua duurzaamheid dramatisch scoort. ‘In pakweg de koffiehandel is alles geoptimaliseerd, van productie tot transport,’ zegt Rueda, ‘maar de transportketens van cocaïne zijn voortdurend in beweging om aan de veiligheidsdiensten te ontsnappen, en vernietigen daarmee gemeenschappen van Bolivia tot Californië. De drugshandel besmet alles – de illegale economie neemt de boel over, het hele landschap wordt aangetast. Door die voortdurende verschuivingen is de voetafdruk van de productie en transport ontzaglijk.’

‘Waar we geen veevoer meer kweken, kunnen we opnieuw gewassen verbouwen die we zelf eten’

Een vorm van regularisering lijkt daarvoor de beste oplossing. ‘De productielanden zijn daar klaar voor – al het lijden en bloedvergieten is voor ons. Maar de consumptielanden moeten mee willen.’

4. Toegang tot land is vaak omstreden, de vruchten ongelijk verdeeld

Onderzoekers schatten dat mogelijk twee derde van de wereldwijde landoppervlakte volgens het gewoonterecht aan lokale of inheemse mensen toebehoort, maar slechts tien procent daarvan is ook officieel in hun eigendom. Daardoor zijn er vaak overlappende claims op stukken grond.

In Brazilië, waar langs de rafelranden van het Amazonewoud nog een echte kolonistenmentaliteit heerst, is dat het geval voor zowat de helft van het geregistreerde territorium, en ook in landen als Peru, Kameroen en Indonesië blijft het een aanzienlijk probleem. Ook in de wereldwijd uit hun voegen barstende steden hebben veel mensen met hun allerlaatste spaarcenten huizen gebouwd op land dat officieel niet van hen is. In een studie van twaalf landen met een laag of gemiddeld nationaal inkomen bleek zowat een vijfde van de gebieden waarop bedrijven grootschalige land- of bosbouw bedreven te overlappen met inheemse of gemeenschapsgrond. Zelfs in België zijn landbouwers zelden volledig eigenaar van hun grond. Vaak pachten ze minstens een deel van particuliere eigenaren of de overheid. ‘Toch zijn veel EU-landbouwsubsidies nog steeds gebaseerd op de hoeveelheid land die een landbouwbedrijf bezit’, zegt Zagaria. ‘Dat vergroot de ongelijkheid en bemoeilijkt de transitie naar een duurzamer systeem. Er gaan nu stilaan meer stemmen op om alvast dat systeem te hervormen.’

Zo’n 84 procent van de boerderijen wereldwijd bewerkt minder dan twee voetbalvelden land, op slechts twaalf procent van de wereldwijde landbouwoppervlakte – en niet de meest geschikte, dat kon u wel raden. Meer dan zeventig procent van de landbouwgrond is in handen van de een procent grootste landbouwbedrijven. Amazon-baas Jeff Bezos bezit in zijn eentje zo’n 170.000 hectare land in de Verenigde Staten. Die ongelijkheid is sinds de jaren 1980 flink toegenomen, al ontbreekt het op veel plaatsen aan goede data. Die kleine bedrijfjes zijn niet per se minder productief – één studie in 55 landen schatte dat de kleinste boeren op een kwart van de landbouwgrond bijna een derde van het voedsel produceren. Maar boeren die alleen voor zichzelf verbouwen zijn ook niet per definitie duurzamer dan grote bedrijven, zegt Acheampong. ‘Vaak is hun land sterk gedegradeerd. Ze zijn voor hun inkomsten en voedselvoorziening afhankelijk van wat het land jaarlijks opbrengt, en dus is het moeilijk om hen te overtuigen op langere termijn te denken.’ Duidelijke regels over aan wie het land toebehoort zouden kunnen helpen, denkt hij. ‘Als je je land elk moment weer kan kwijtspelen, ben je minder geneigd er goed voor te zorgen dan wanneer je zeker weet dat je het aan je kinderen kan nalaten.’

EU-landen worden terecht met de vinger gewezen omwille van de gigantische hoeveelheid land in andere continenten die nodig is om hun consumptie te ondersteunen

Etnobotanicus Siddappa Setty werkt met de inheemse gemeenschap in enkele natuurreservaten in de erg biodiverse Westelijke Ghats in Zuid-India. Zo’n tweeduizend boerenfamilies kregen daar vijftien jaar geleden officieel het eigendom over hun land toegewezen. ‘Het einde aan hun onzekere situatie betekende voor hen een mentale ommezwaai’, vertelt Setty. Hij werkt nu met hen samen aan duurzamere manieren om het land te bewerken. ‘Er worden hier traditioneel meer dan 150 planten gekweekt’, vertelt hij. ‘Die moeten we beschermen tegen grootschalige monoculturen en de kunstmest, pesticiden en insecticiden die daar steevast bijhoren.’ Opvolgen hoe het met de bodem, de watervoorraden en de natuur gesteld is doen de mensen zelf. ‘Zo zijn ze veel meer betrokken dan wanneer consultants van buitenaf een rapport zouden komen opstellen’, weet hij. Ondanks de toegenomen welvaart is er geen toename van de populatie zoals elders in India, zegt Setty. ‘De mensen hier krijgen traditioneel niet meer dan twee kinderen, en ze vinden het belangrijk dat die naar school kunnen. Inmiddels hebben meer dan 250 lokale jongeren hogere studies gevolgd, en verschillende van hen leiden nu duurzame ondernemingen in de streek.’ Het opmerkelijkste project is Weeds to Wealth. Lokale mensen oogsten lantana, een door de Britten geïntroduceerde tuinplant die het inheemse bos overwoekert, en maken er meubelen en beelden mee. Zestig levensgrote olifanten tooiden een tijd geleden een park in de grote stad Bangalore, als onderdeel van een festival rond het samenleven van mensen en wilde dieren.

5. Wat wettig is, is daarom nog niet rechtvaardig

Veel grootgrondbezitters of grote bedrijven houden zich strikt genomen netjes aan de regels. Maar als ze door zoveel land in te palmen het levensonderhoud van de bevolking in het gedrang brengen, is dat moeilijk rechtvaardig te noemen. En als ze de bodem onherroepelijk beschadigen of vervuilen, de biodiversiteit vernietigen of het klimaat opwarmen, is dat onrechtvaardig tegenover de volgende generaties. Ook daar moeten overheden, bedrijven en consumenten dus aan denken.

Acheampong geeft het voorbeeld van jatropha, een energiegewas dat een vijftiental jaar geleden even een hype was. Ook een Belgisch bedrijf kocht destijds land op in Ghana om dat gewas te verbouwen. ‘De manier waarop deze bedrijven land verwierven was verre van ideaal, want het systeem van grondbezit in Ghana is complex.’ Zowat vier vijfde van het land is volgens het gebruiksrecht eigendom van lokale mensen. Dat wordt doorgaans beheerd door een plaatselijke chef.

‘Veel bedrijven hadden een soort huurovereenkomst met die chef,’ zegt Acheampong, ‘maar vaak had die niet overlegd met de mensen die op die grond aan landbouw deden.’ Wel wettig dus, maar niet rechtvaardig, en dat leidde tot heel wat confrontaties, soms met geweld. Toen ook de opbrengst tegenviel, trokken de geldschieters uiteindelijk hun steun in. De bedrijven gingen failliet. Maar omdat het land helemaal was kaalgekapt, wisten veel mensen niet meer welk land ooit van hen was.

Hoewel het vaak heel rationeel en objectief overkomt om enkel de wettelijkheid en doeltreffendheid van een nieuwe maatregel te beoordelen, mogen dat niet de enige criteria zijn, zegt Meyfroidt. ‘De rechtvaardigheid komt dan vaak in het gedrang. Soms gaat het zelfs ten koste van mensenrechten.’ Het is bovendien belangrijk dat niet alleen rechthebbenden bediend worden, maar ook groepen die historisch vaak aan het kortste eind trokken. ‘Landhervorming kan helpen om dat recht te zetten.’

Zestig levensgrote olifanten tooiden een tijd geleden een park in de grote stad Bangalore, als onderdeel van een festival rond het samenleven van mensen en wilde dieren.

‘Milieuproblemen zijn heel vaak ook een probleem van sociale rechtvaardigheid,’ zegt Rueda, ‘en voor de plaatselijke bevolking zijn er doorgaans wel degelijk ook economische voordelen van verbeteringen op milieuvlak. Mensen voelen zich vaak ook zelf beter bij een duurzamere aanpak. Wanneer we hen vragen wat er voor hen verbeterd is, benoemen ze dat vaak spontaan. Die eigen motivatie is veel krachtiger dan meer geld krijgen voor je product, al helpt dat natuurlijk ook.’

6. De waarde en betekenis van een stuk land is voor iedereen anders

De waarde en het nut van een stuk grond verschilt al naargelang wie je het vraagt, en ook in die zin zijn er dus geen ‘optimale’ oplossingen. ‘Schattingen van de totale gedegradeerde landoppervlakte varieerden de afgelopen tien jaar van tien tot zestig miljoen vierkante kilometer’, zegt Meyfroidt. ‘Hetzelfde stuk land kan door een intensieve landbouwer als productief en gezond beschouwd worden zolang het opbrengt, terwijl het voor een natuurliefhebber een soortenarme nachtmerrie is.’

Wat we als normaal beschouwen verschuift ook: niemand kan zich nog echt voorstellen hoe de natuur hier eeuwen geleden was – hoe uitgestrekt de bossen waren, hoe soortenrijk de graslanden, hoe groot de vissen. En dus beschouwen we alles wat groen is al snel als natuur, hoe artificieel of beschadigd ook. ‘Ik hou erg van de Ardense bossen - grotendeels onnatuurlijke fijnsparplantages’, zegt Meyfroidt. ‘Pas als je de oude bossen elders ziet, realiseer je je hoe verarmd ze bij ons zijn.’

Hetzelfde geldt natuurlijk in andere landen ook. Wat voor de een een braakliggend stuk land is dat dringend ontwikkeld moet worden, is voor de ander mogelijk een plaats om hout te sprokkelen, kleine dieren te vangen, medicinale planten te verzamelen of eer te betonen aan de voorouders.

‘Veel Ghanezen wonen liever in een klein huisje op het land van hun voorouders dan in een gloednieuwe woonst elders,’ zegt Acheampong, ‘vanwege hun culturele band met het land.’

Het is dus belangrijk dat maatregelen worden doorgepraat en liefst ook samen vormgegeven met de mensen die ter plaatse wonen en leven – dat lijkt evident, maar dat is het vaak allesbehalve. Initiatieven om wereldwijd een biljoen bomen te planten of een derde van het aardoppervlak tot reservaat uit te roepen zullen alleen succesvol zijn als ook de lokale bevolking mee aan boord is.

‘Als je je land elk moment weer kan kwijtspelen, ben je minder geneigd er goed voor te zorgen dan wanneer je zeker weet dat je het aan je kinderen kan nalaten’

Dat wil daarom niet zeggen dat iedereen die in de buurt woont zijn vrije gang moet kunnen gaan. Veel natuurrijke gebieden herbergen niet alleen inheemse mensen die er al vele generaties wonen, maar ook migranten op zoek naar nieuwe kansen die mogelijk veel minder duurzaam te werk gaan.

Ten slotte moet ook de natuur vertegenwoordigd worden aan de onderhandelingstafel, net als de wetenschap. Ook bij ons gaat dat lang niet altijd goed – op de recente rondetafelgesprekken over het Europese landbouwbeleid werden de natuurorganisaties en universiteiten nauwelijks betrokken.

7. Niet alles verloopt volgens plan

De precieze gevolgen van een goedbedoelde ingreep om ons landgebruik te verduurzamen zijn vaak moeilijk te voorspellen. Het is daarom belangrijk om transparant te zijn over de doelstellingen, zegt Meyfroidt – wat bedoel je precies met ‘herbebossing’ of ‘geen netto uitstoot’? - en de impact goed op te volgen. Moderne technologie zoals satellieten vol camera’s en meetinstrumenten en artificiële intelligentie kunnen daarbij helpen, al blijft overleggen met alle betrokkenen minstens even essentieel.

Nieuwe methoden maken het ook mogelijk om regelmatig te evalueren hoe het gaat – dus niet pas na afloop van een project. Wat goed blijkt te werken kan dan al uitgebreid worden, wat niet blijkt te werken bijgestuurd of beëindigd. Het is daarom doorgaans ook best om een pakket aan maatregelen te nemen, zegt Meyfroidt, in plaats van alles in te zetten op één bepaalde aanpak. Dat laatste is vaak makkelijker uit te leggen of te verkopen, maar het is zelden de meest duurzame strategie gebleken.

Het is daarnaast ook belangrijk om vol te houden, zegt Rueda. ‘Ik heb vele jaren onderzoek gedaan naar de impact van duurzaamheidscertificaten, maar vandaag hebben veel mensen hun geloof daarin verloren. Met als gevolg dat bedrijven hun eigen zogenaamde duurzaamheidsinitiatieven starten, die niet onafhankelijk gecontroleerd worden. Door hyperkritisch te zijn dreigen we zo veel te verliezen. Een label kan je bekritiseren, en hopelijk wordt het dan verbeterd. Zonder label gebeurt er niks.’

Vaak gaat het zo: een nieuwe aanpak wint aan populariteit, wordt overal omarmd, maar blijkt dan later toch niet perfect. Wetenschappers, pers en activisten documenteren de problemen en bekritiseren maatregelen en projecten tot hun populariteit instort – dat voelt dan als een soort triomf. Maar in de plaats komt er iets nieuws, dat zijn deugdzaamheid nog niet bewezen heeft. ‘Terwijl het vaak beter is om projecten gaandeweg te verbeteren dan telkens opnieuw te beginnen’, zegt Rueda.

Tot slot zijn er natuurlijk ook grenzen aan wat je kan bereiken binnen de grenzen van de huidige systemen, zegt Meyfroidt. Handel in uitstootrechten of betalingen aan wie op zijn land de natuur beschermt, werken vaak maar tijdelijk als de wortels van het probleem niet worden aangepakt. Een vooruitstrevend beleid met een visie op de toekomst dat erop mikt om in overleg met alle betrokkenen het systeem te veranderen is daarom cruciaal, zegt hij, want de consensus is vaak aan de conservatieve kant. ‘We hebben nood aan moedige maatregelen. Maar wel altijd in overleg.’