Meer hittegolven in de Noordzee: ‘Oceanen zijn geen oneindig vat waar je maar dingen in kan blijven storten’

Afgelopen zomer werd de Middellandse Zee geteisterd door een intense mariene hittegolf. Waar minder over werd bericht, was dat ook in de Noordzee zo’n hittegolf plaatsvond. De Noordzee behoort dan ook tot de snelst opwarmende gebieden ter wereld. Wat zijn de gevolgen van die ‘onzichtbare’ hittegolven?

Zwemmers aan de Belgische kust kregen deze zomer een bijzondere waarschuwing: draag watersandalen als je de zee ingaat. Het was begin juli en een zonnige schoolvakantie was net van start gegaan. De waarschuwing kwam er omdat er zevenmaal meer kleine pietermannen gespot waren dan gebruikelijk voor de tijd van het jaar. Die visjes, die in de zomer tot in de strandbranding komen, graven zich overdag in op de zeebodem en kunnen steken toebrengen met hun giftige stekels.

Het advies kwam van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), dat de opmars van de kleine pietermannen weet aan hun voorkeur voor warmer water. ‘Een snel opwarmende Noordzee (+2 °C in de voorbije zestig jaar) en strandwatertemperaturen dit jaar van 20-22 °C al heel vroeg in de zomer, spelen in de kaart van deze soort’, luidde het.

Verschuivingen in de ecosystemen

De opmars van de kleine pietermannen is geen losstaand fenomeen. ‘We hebben de afgelopen vijf tot tien jaar dramatische veranderingen waargenomen in de Noordzee’, vertelt Jan Mees, algemeen directeur van het VLIZ. ‘Die hebben te maken met de hogere temperaturen, die toch wel een halve tot een hele graad hoger zijn dan normaal. Dat is veel.’

Wat is een mariene hittegolf?

Mariene hittegolven zijn periodes waarin het zeewater abnormaal warm is. Volgens de meest gangbare definitie is er officieel sprake van zo’n hittegolf wanneer de oppervlaktetemperatuur van de zee gedurende minstens vijf opeenvolgende dagen hoger is dan het negentigste percentiel van de lokale, seizoensgebonden temperatuurverdeling (op basis van een historische referentieperiode van dertig jaar).

Hoe hard zijn de temperaturen in de Noordzee de afgelopen decennia gestegen?

De Noordzee behoort tot de snelst opwarmende gebieden ter wereld. De afgelopen zestig jaar is de gemiddelde temperatuur er met twee graden Celsius gestegen.

De oppervlaktetemperatuur van het zeewater stijgt sinds 1982 met ongeveer 0,38 °C per decennium. Sinds 2013 warmt de oppervlaktetemperatuur dubbel zo snel op als in de periode 1982-2012.

Hoeveel mariene hittegolven hebben er al plaatsgevonden in de Noordzee?

Tussen 1982 en 2023 vonden 76 mariene hittegolven plaats in de Noordzee, waarvan de meeste na 2000. Dat bleek uit het onderzoeksproject NORTH-HEAT van de Universiteit van Luik.

In 2023 werden twee mariene hittegolven waargenomen: een in de winter (1 tot 22 januari) en een in de zomer (13 juni tot 3 juli). Die laatste was de sterkste mariene hittegolf sinds 1982, met temperaturen tot vier graden Celsius boven het seizoensgemiddelde en gemiddeld een stijging van twee graden Celsius voor de Noordzee als geheel.

Wat is de situatie tot nu toe in 2025?

In mei 2025 vond een nieuwe mariene hittegolf plaats in de Noordzee, met zeewatertemperaturen die lokaal tot vier graden Celsius hoger lagen dan normaal. Volgens het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) vertoonde deze hittegolf gelijkenissen met die van 2023 en werd ook deze veroorzaakt door klimaatverandering in combinatie met zwakke wind.

In de Waddenzee, waar de zeewatertemperatuur al gemeten wordt sinds 1861, is 2025 ook al een opvallend jaar geweest. Er zijn dit jaar nog geen records verbroken, maar april was met 11,20 °C de op een na warmste april sinds 1861. Alleen april 2007 was warmer met 11,77 °C. Ook mei was met 14,91 °C de op een na warmste mei. Alleen mei 2024 was warmer met 15,31 °C. En juli was met 20,73 °C de op een na warmste juli. Alleen juli 2006 was warmer met 20,76 °C. Dat blijkt uit metingen van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ).

De zeewatertemperatuur van het Marsdiep, het zeegat tussen Den Helder en Texel, in jaarlijkse gemiddelden sinds 1861. De zwarte lijn is het vijfjarig gemiddelde signaal.

Het zijn niet alleen de warme maanden die warmer worden, stelt Mees vast, maar ook de koude maanden. ‘Je hebt dus eigenlijk een jarenlange verhoging van de temperaturen die zich al een aantal decennia aan het voortzetten is.’ Die trend wordt gedreven door de opwarming van de aarde. Negentig procent van de overtollige hitte die geproduceerd werd sinds de industriële revolutie is opgenomen door de oceanen. ‘Het is een enorme dienst die de oceaan ons bewijst. Maar we beginnen toch te merken dat daar grenzen aan zijn.’

De gevolgen van die consequent stijgende temperaturen zijn onder meer verschuivingen in de ecosystemen. Sommige diersoorten migreren naar het noorden en tegelijk komen er in onze contreien soorten aan vanuit warmere gebieden. ‘Dat is ondertussen voor veel soorten al goed gedocumenteerd’, vertelt Mees. ‘Vooral de mobiele dieren zoals vissen zien we gemakkelijk migreren.’ Overbevissing speelt daarbij zeker ook een rol, maar de klimaatverandering versterkt die trend.

Mees haalt de kabeljauw aan als voorbeeld. ‘Dat is een typische klimaatsoort die eigenlijk niet meer voorkomt hier, die echt verdwenen is richting het noorden.’ De grijze garnalen wacht hetzelfde lot. ‘Onze beroemde garnaal van de tomate-crevettes zien we nu ook meer en meer in de problemen geraken. De meeste garnalen die we nu eten komen al van Denemarken. Die zijn echt de Lage Landen aan het verlaten.’ Uit de omgekeerde richting komen onder meer ansjovis en inktvis nu veel meer voor aan de Belgische kust.

Een vraag die Mees vaak krijgt, is of het eigenlijk wel kwaad kan dat de leefgebieden van sommige soorten veranderen. Kan het niet net kansen bieden voor de visserij dat er hier nu nieuwe soorten voorkomen?

Het probleem is dat ecosystemen niet in hun geheel verschuiven, antwoordt de VLIZ-directeur daarop. ‘Een bepaalde soort gaat bijvoorbeeld met een zekere snelheid naar het noorden migreren, maar de traditionele prooisoort daarvan volgt niet even snel. Je krijgt dus mismatches in de levenscycli van organismen die elkaar nodig hebben.’

De nieuwe ecosystemen die zo ontstaan, zullen altijd armer zijn dan de vorige. ‘Je krijgt dan wel de kans om meer inktvis te vangen, maar de hoeveelheid inktvis die je vangt zal altijd minder zijn dan de oorspronkelijke hoeveelheid kabeljauw die je kon vangen.’ Vislarven komen op een specifiek moment uit en hebben een bepaald soort voedsel nodig. Als dat voedsel niet aanwezig is, omdat de ontwikkelingscycli ervan door temperatuurwijzigingen versneld of vertraagd zijn, dan neemt de biomassa van heel dat ecosysteem af.

Wat daartoe bijdraagt is dat niet-mobiele diersoorten minder migreren en dus meer afzien door de hogere temperaturen. Dat stelt Mees ook vast in de Noordzee. ‘Tijdens mariene hittegolven, die steeds intenser en langduriger zijn, zien we dat er zuurstofproblemen ontstaan in het water. Dieren krijgen moeilijkheden om te ademen en vertrekken. Maar dieren die niet kunnen vertrekken, sterven. Dat leidt tot ineenstortingen van populaties van minder mobiele dieren.’

Het VLIZ stelde dat zelf vast in de hete zomers van 2017 en 2018 bij diertjes die onderaan de voedselketen staan, zoals eenoogkreeftjes. ‘Het zijn episodes waarin het water zo lang zo warm is, dat populaties die in de zomer normaal super overvloedig aanwezig moeten zijn, plots helemaal weg zijn. Dat is een volledig nieuw fenomeen.’

Unieke metingen in de Waddenzee

Hetzelfde fenomeen deed zich voor in de Waddenzee, waar in de zomer van 2018 een massasterfte van een minder mobiele soort plaatsvond: de kokkel. Zestig procent van de weekdieren stierf toen. ‘We kennen dit wel van de winter, want de kokkel is een gevoelige soort. Maar in de zomer hadden we dat nooit eerder gezien.’ Aan het woord is professor Katja Philippart, directeur van de Waddenacademie en onderzoeker aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ). ‘Levende kokkels zijn ingegraven in de wadbodem en hebben witte schelpen. Kokkels komen naar het wadoppervlak als ze sterven, dus het was heel zichtbaar.’

Een meetstation in de Waddenzee. Die kan op termijn een voedselarme zoutwaterlagune worden. Dat komt omdat zoet regen- en rivierwater steeds vaker wordt vastgehouden op het land, als buffer voor droge periodes.

De watertemperaturen in de Waddenzee worden al sinds 1861 gemeten vertelt Philippart, waarmee het een van de oudste metingen op zee ter wereld is. Dat biedt unieke inzichten. ‘We hebben maandgemiddeldes die teruggaan tot 1861 en een tijdserie met een hoge resolutie (elke tien minuten een meting) sinds 1990. Zo kunnen we op twee manieren kijken naar langjarige ontwikkelingen en seizoensdynamiek in de zeewatertemperatuur.’

Die metingen gebeuren in het Marsdiep, het zeegat tussen Den Helder en Texel. Bij eb (als het zeewater uit de Waddenzee naar de Noordzee stroomt) wordt de temperatuur van Waddenzeewater gemeten en bij vloed die van Noordzeewater. Het water van de Waddenzee wordt warmer in de zomer en kouder in de winter dan dat van de Noordzee. Dat komt doordat de Waddenzee ondiep is en voor een groot deel droogvalt bij laag water, waardoor er meer warmte-uitwisseling is met de lucht.

De metingen wijzen volgens Philippart een duidelijke trend aan: ‘Je ziet dat het steeds warmer wordt. 2018 was een extreem warm jaar en sindsdien zitten de meeste jaren boven het gemiddelde vanaf 2001.’ De eerste helft van 2025 in de Waddenzee behoort al tot de top vijf van warmste jaren in die periode.

Naast het zeewater meet het NIOZ-team ook de temperatuur in de wadbodem. Dat doen ze omdat de meeste schelpdieren ingegraven zitten, vertelt Philippart. ‘Het is dus niet zozeer de watertemperatuur die van belang is voor ze, maar de bodemtemperatuur.’ Ze steken de thermometers op verschillende dieptes, omdat de dieren ook op verschillende dieptes leven. De kokkel zit bijvoorbeeld net onder het bodemoppervlak, terwijl het nonnetje (Macoma balthica) tot wel dertig centimeter diep kan zitten.

Hogere temperaturen in de bodem leiden bij veel schelpdieren niet enkel tot meer sterfte, maar ook tot minder geboortes. ‘Door een koude winter heb je vaak een hogere voortplanting, maar we hebben steeds minder koude winters.’ Die veranderingen in de timing van de biologische processen zijn heel onvoorspelbaar, onder meer door de complexe relaties tussen verschillende soorten. ‘Zo ontdekken we continu nieuwe gevolgen van de warmere temperaturen. We zien heel veel niet, omdat het zich allemaal onder water afspeelt.’

Philippart ziet wel al een ander onverwacht effect van klimaatverandering op onze zeeën. ‘Een van de nieuwste dingen die we tot nu toe nog niet in het vizier hadden, is het feit dat we ook steeds meer variatie krijgen in neerslag. Er is meer neerslag in de winter en minder in de zomer.’ Ze stelt vast dat zoet regen- en rivierwater steeds vaker door mensen wordt vastgehouden op het land, als buffer voor droge periodes.

‘Dat is begrijpelijk, maar het probleem is dat zowel Vlaanderen als Nederland zich in een delta bevinden. Wij zitten dus helemaal achteraan de pijplijn. Onze kustgebieden zijn zo rijk omdat het zoete water dat er in uitkomt veel voedingsstoffen met zich meebrengt waar de zoutwateralgen van groeien, en zoetwateralgen waar bijvoorbeeld schelpdieren van eten. Als dat vermindert, raken we langzaam de verrijkende invloed van de rivieren op onze kustgebieden kwijt.’ Dat zou er op termijn toe kunnen leiden dat kustgebieden als de Waddenzee een soort voedselarme zoutwaterlagunes worden.

Zeestromingen en weersextremen

De impact van de opwarming van de oceanen is ook nog op andere manieren te voelen.

Professor Gudrun De Boeck is marien bioloog aan de Universiteit Antwerpen. Haar onderzoek richt zich onder meer op de effecten van omgevingsfactoren zoals klimaatverandering op vissen. Ze bevestigt dat de afgelopen jaren uitzonderlijk zijn geweest. ‘We hebben in de laatste tien jaar al verschillende hittegolven gezien, maar zeker in 2023 en 2024 zagen we wereldwijd heel hoge temperaturen en onder meer massale bleaching (of verbleking, koralen verdrijven de algen die in hun weefsels leven, wat leidt tot verlies van kleur en vitaliteit, red.) bij koraalriffen.’

Ook De Boeck heeft de gevolgen van die opwarming opgemerkt in de Noordzee. Ze begeleidt elk jaar de mariene stage van haar studenten biologie in het Noord-Franse Wimereux, vlakbij Boulogne-sur-Mer. De snelle verschuiving van soorten daar heeft haar verrast, vertelt ze. ‘De studenten doen vaak projecten met heremietkreeften. Die gebruiken schelpjes om hun zachte achterlijf te beschermen en hebben één grote schaar. Vroeger vonden we altijd de gewone heremietkreeft (Pagurus bernhardus), die rechtshandig is.’ Plots vonden ze echter alleen nog heremietkreeften met de grote schaar aan de linkerkant, een klassiek kenmerk van de kleine heremietkreeft (Diogenes pugilator), die normaal zuidelijker leeft.

De golfstroom, de onderzeese stroming die warmte transporteert, van de Golf van Mexico naar West-Europa, zou vroeger kunnen stilvallen dan tot nu aangenomen werd.

‘Ik dacht eerst dat de studenten een fout gemaakt hadden, dat ze de verkeerde soort gedetermineerd hadden’, vertelt De Boeck. De foto’s die de studenten gemaakt hadden, bewezen dat ze het bij het juiste eind hadden. ‘Dan bleek inderdaad dat we nu bijna alleen nog maar de kleine heremietkreeft vinden. Dat is op een tot twee jaar volledig omgeslagen.’

De Boeck ziet verhoogde temperaturen in zee als een vorm van vervuiling. ‘Ik denk dat veel mensen de oceanen nog altijd zien als een oneindig vat waar je maar dingen in kan blijven storten en dat het allemaal wel zal absorberen. Daar komt op een gegeven moment een einde aan. Er zijn kantelpunten en eens je daarover gaat, is het heel moeilijk om terug te keren naar de vorige toestand.’

Een voorbeeld daarvan is de verstoring van oceaanstromingen, zoals de Atlantische Golfstroom, die langzamer begint te worden. Die stromingen maken deel uit van de thermohaliene circulatie. Dat is een wereldwijd systeem van oceaanstromingen die worden aangedreven door verschillen in temperatuur (‘thermo-’) en zoutgehalte (‘-haliene’) in het zeewater. De stromingen zorgen er onder meer voor dat warmte herverdeeld wordt over de planeet en ze reguleren zo mee het klimaat.

De Golfstroom zorgt er bijvoorbeeld voor dat onze Noordwest-Europese contreien een relatief zacht klimaat hebben, door warm water dat vanuit de Golf van Mexico getransporteerd wordt naar hier. Uit een nieuwe studie van Nederlandse klimaatwetenschappers blijkt dat de Golfstroom al rond 2060 een kantelpunt zou kunnen bereiken en zou kunnen stilvallen. Dan zou het hier veel kouder worden, terwijl het in het zuiden net warmer zou worden.

De Boeck, die vorig jaar naar Antarctica reisde, licht toe: ‘Antarctica en Groenland zijn de twee drijvende motoren waar diepzeestromen ontstaan. Als het zeewater bevriest en zee-ijs gevormd wordt, blijft zeer zout, koud en zuurstofrijk water achter. Dit water is zwaarder, zakt naar de zeebodem en start zo diepzeestromingen die zich over de hele wereld verspreiden. Als dit water niet meer zo koud is, en er bovendien zoet smeltwater bijkomt van de grote ijskappen die bovenop het land liggen, zakt het niet meer naar beneden en vloeit er dus geen vers, zuurstofrijk water op de zeebodem.’

De opwarming bereikt intussen ook Antarctica. Toen De Boeck er was, zag ze het zelfs regenen terwijl het er normaal enkel zou mogen sneeuwen. Bovendien was er weinig zee-ijs en ook dat werkt verdere opwarming in de hand. ‘Als dat zee-ijs er niet is, dan absorbeert het water, dat donkerder is dan het ijs, nog veel meer warmte van het zonlicht. Zo warmt het water nog sneller op en verwarmt het ook de ijskappen. Daardoor is er nog meer afkalving en gaan we sneller naar het kantelpunt.’

Nog een belangrijk gegeven dat met dit alles samenhangt is het weer. Opwarmend zeewater draagt bij aan meer weersextremen. Het weer dat we op het land ervaren, wordt immers op zee gemaakt. De Boeck legt uit: ‘Door het warmere zeewater is er meer verdamping en in de warmere lucht wordt waterdamp opgeslagen, waardoor je hevigere stormen, orkanen en tyfoons krijgt. Het leidt ook tot regenbommen, zoals we die gezien hebben in Wallonië of in Valencia vorig jaar. Er is nog te weinig besef dat die twee zaken samenhangen.’

Bewustzijn en bescherming

Mariene hittegolven in de Noordzee zijn zichtbaarder dan ooit, als we maar weten waar te kijken. Van veranderingen in de ecosystemen en zoetwatertoevoer, tot verstoorde zeestromingen en extremer weer: onze kusten kraken onder een steeds sneller opwarmend klimaat.

De drie experten waarschuwen dat we snel enkele cruciale kantelpunten aan het naderen zijn. Ze pleiten voor meer bewustzijn rond de impact van die veranderingen en betere bescherming van onze kwetsbare mariene ecosystemen.

Er zijn daarbij redenen om hoopvol te zijn, vindt VLIZ-directeur Jan Mees. ‘Het leven in zee is heel robuust. We weten dat als we mariene ecosystemen met rust laten en de stressoren wegnemen, dat herstel vrij snel kan gebeuren’, stelt hij.

‘We mogen niet blind zijn voor wat we aanrichten aan de oceaan en we moeten beseffen dat de grenzen bereikt zijn van wat dat systeem aankan. Maar we weten wat de problemen zijn en we weten ook wat de oplossingen zijn. Die oplossingen zijn niet onmogelijk, al vragen ze veel politieke wil en maatschappelijke actie. Zolang we in de goede richting bewegen, ben ik bereid om optimistisch te zijn.’