Ruiken vogels hun weg naar het zuiden?

De vraag hoe vogels hun weg vinden op hun lange tochten naar warmere gebieden houdt wetenschappers al lang bezig. Nieuw onderzoek wijst uit dat reuk een belangrijke rol speelt.

Vogels hebben een inwendig kompas dat het magnetisch veld van de aarde volgt, dat is wat algemeen wordt aangenomen. Maar het magnetisch veld helpt hen enkel navigeren in de noordzuidelijke richting. Andere factoren moeten dus een rol spelen in hun oostwestelijke oriëntatie.

Een onderzoeksteam onderzocht of het reukvermogen van trekvogels een rol speelt bij hun jaarlijkse overtocht naar het zuiden. Voor hun onderzoek volgden de wetenschappers 32 pijlstormvogels. Deze vogels broeden in het Middellandse Zeegebied en overwinteren aan de Westkust van Afrika of aan de kusten van Brazilië. De vogels vliegen dus heel wat kilometers over de Atlantische Oceaan zonder veel rust en waar herkenningspunten niet beschikbaar zijn.

De vogels werden in drie groepen opgesplitst: een groep die tijdelijk niet meer kon ruiken, een groep die kleine magneten met zich meedroeg en een controlegroep. Een kleine GPS-tracker aan de poot van iedere vogel volgde hun bewegingen.

Bij het arriveren van de winter, werd het voor de vogels tijd om zuidwaarts te vliegen. Vooral voor de vogels die niet meer konden ruiken, verliep de trip over zee moeizaam. De vogels volgden een vreemd traject, dat wel rechtdoor was, maar niet naar hun bestemming georiënteerd. Het leek alsof ze een foutief kompas volgden.

"Geur blijkt vooral belangrijk voor oriëntatie boven zee, boven land hebben de vogels heel wat meer herkenningspunten"

Wanneer er land in zicht kwam, leken de vogels weer beter hun weg te vinden. Dit geeft aan dat reuk vooral belangrijk is voor oriëntatie boven zee. Boven land hebben ze heel wat meer herkenningspunten.

Verplaatsen onder natuurlijke omstandigheden

In tegenstelling tot eerdere onderzoeken konden deze 32 vogels ongestoord hun gang gaan. Vorige studies verplaatsten de vogels vaak doelbewust om na te gaan of ze hun weg nog terugvonden. Dit gaf veel inzicht in hoe vogels hun weg terugvonden zonder informatie van buitenaf.

In dit onderzoek konden vogels waarvan één zintuig onbrak, nog steeds gebruiken maken van hun andere zintuigen om hun weg te vinden op vertrouwd terrein. Bovendien beslisten de vogels vrijwillig om hun tocht te ondernemen. Natuurlijke omstandigheden werden hierdoor zo goed mogelijk nagebootst.