Als een koekjesverkoper weet wat gezond is

De voedingssector serveert de nieuwe voedingsdriehoek af, omdat ze begaan is met wetenschappelijke correctheid en onze gezondheid. Laat u geen onzin inlepelen.

Het liet zich raden dat de nieuwe voedingsdriehoek weerstand zou oproepen. De voedingssector is verbolgen over de aanbeveling om minder rood en bewerkt vlees te eten, en over de ‘negatieve benadering’ van snoep, frisdrank, snacks en fastfood, verbannen naar een rode bol buiten de driehoek.


In tegenstelling tot wat u denkt, is die kritiek niet ingegeven door economische motieven. De verschillende sectorverenigingen wijzen op ‘gevolgen voor de volksgezondheid’ en trekken de wetenschappelijke basis van de nieuwe driehoek in twijfel. Die basis is nochtans stevig. Uit de jongste voedselconsumptiepeiling blijkt dat we te veel zout, suiker en verzadigd vet eten. Het is logisch dat de driehoek dan man en paard noemt, en producten afraadt die veel calorieën, maar weinig voedingsstoffen leveren. De industrie voert graag aan dat ‘alle voedingsmiddelen hun plaats hebben in een evenwichtig voedingspatroon’. Dat neemt niet weg dat er goede en minder goede keuzes bestaan.


Negentig procent van de Belgen eet te veel vlees. Zowel de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als voedingsmodellen in andere landen, maken al veel langer een onderscheid tussen vleessoorten. Wie te veel rood en vooral bewerkt vlees eet, ziet zijn risico op darmkanker lichtjes stijgen. Niet van die aard om van vlees de nieuwe sigaret te maken, zoals slechte documentaires als What the health u willen laten geloven. Maar voldoende om wat te matigen. Als iedereen zich aan de richtlijn zou houden – niet meer dan 500 gram rood vlees per week, en zo weinig mogelijk bewerkt rood vlees – zouden er volgens de Hoge Gezondheidsraad in België jaarlijks 850 à 1.700 nieuwe gevallen van darmkanker minder zijn.
Wat de critici bovendien schijnen te vergeten, is dat de driehoek voor het eerst rekening houdt met de milieu-impact van ons menu. Ook op dat vlak scoren gevogelte en plantaardige alternatieven beter.

De boodschap ‘eet meer plantaardige en minder dierlijke producten’ heet te ongenuanceerd te zijn. Ze is vooral duidelijk, en komt evenmin uit de lucht vallen. De WHO beveelt een gevarieerd voedingspatroon aan, ‘vooral van plantaardige oorsprong’. In de recentste voedingsrichtlijnen van de Nederlandse Gezondheidsraad is ‘eet volgens een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon’ de eerste suggestie. Vast ook allemaal experts die hun huiswerk niet goed hebben gemaakt.


Als we bovendien van iemand geen lessen hebben te leren over wetenschappelijke onderbouwing, dan wel van de voedingsindustrie, die met gesponsorde studies en een selectieve lezing van de wetenschappelijke literatuur geen kans onbenut laat om de eigen winkel te verdedigen.
De Federatie van de Belgische Voedingsindustrie (Fevia) werpt zich in een reactie op als een partner die de consument op weg wil helpen naar een ‘gezondere en evenwichtigere levensstijl’ en die van ‘de gezonde keuze de gemakkelijke keuze wil maken’. Nochtans verzette de sector zich op Europees niveau met succes tegen de invoering van verkeerslichtlabels, die met een groen, oranje of rood label in een oogopslag duidelijk maken of een product een goede keuze is. Te ongenuanceerd. We moeten de consument helpen, maar blijkbaar ook niet te veel.


De industrie beroept zich op haar engagement om kinderreclame te beperken en om door ‘innovatie’ het caloriegehalte van haar producten te verminderen. Een grammetje vet minder hier, een procentje suiker daar. We zijn er – letterlijk en figuurlijk – vet mee. Als we overgewicht willen tegengaan, zullen we anders en minder moeten eten. Weinig innovatief, weinig winstgevend, wel doeltreffend.

De kleine vrijwillige stapjes van de industrie zijn volgens cynischere critici dan ikzelf vooral bedoeld om door de overheid opgelegde, betekenisvolle veranderingen tegen te houden. Intussen prijken reusachtige granen, noten en vruchten op producten waarin je die ingrediënten met een vergrootglas moet zoeken. Tekenfilmfiguurtjes op de verpakking maken de weinig voedzame inhoud onweerstaanbaar voor kinderen. Sportfiguren promoten wat ze zelf niet zouden aanraken. Van alles wat de Rode Duivels bij het jongste EK aanprezen – van snoep en choco tot mayonaise en cocktailworstjes – mochten ze zelf wellicht alleen de tricolore pasta en kerstomaatjes eten. Het vet- en suikergehalte wordt op verpakkingen uitgedrukt op basis van porties die niemand eet – of kent u iemand die geen kleuter is en na 30 gram cornflakes genoeg heeft? Onthoud: dit komt allemaal uit de koker van een sector die u de gezonde keuze wil laten maken.


De voedingsindustrie roept op om een ‘brede groep stakeholders te betrekken’. Lees: ze had graag zelf mee aan tafel gezeten. Dat was bij de totstandkoming van de nieuwe driehoek voor het eerst niet het geval, en terecht. Wat gezond is wil ik horen van een wetenschapper, niet van een worstendraaier of koekjesverkoper.


De voedingsindustrie maakt lekkere producten en maakt daar winst mee. Dat is prima, maar kom ons niet vertellen dat ze begaan is met wetenschappelijke correctheid of onze gezondheid.

 

Gesponsorde studies

Tekenfilmfiguurtjes op verpakkingen