Voeding

Bevatten landbouwgewassen tot 50 procent minder voedingsstoffen dan vijftig jaar geleden?

Een Ierse hoogleraar beweert dat verschillende groenten, fruitsoorten en granen minder rijk aan voedingsstoffen zijn geworden. En dat rood vlees eten de gezondheid beschermt. Klopt wat ze zegt? 

Het Nederlandse nieuwsplatform Foodlog neemt op 6 januari een artikel over van de Britse krant The Guardian en kopt de quote: ‘rood vlees van belang omdat groenten te weinig voedingsstoffen bevatten’. 

Het blijkt om een quote te gaan die door de Ierse hoogleraar cardiovasculaire farmacologie, Alice Stanton, zou zijn gezegd in de Britse zondagkrant de Observer. In een artikel op de website van The Guardian wordt uit het artikel in de Observer gequote: ‘In plantaardig voedsel zit tot 50 procent minder vitaminen en belangrijke elektrolyten sinds de afgelopen vijftig jaar door de genetische selectie op grotere volumes en uniformiteit, zodat ze er goed uitzien in de supermarkt, maar er is niet geselecteerd op voedingsstoffen’. Ze zegt in het artikel ook dat twee tot vier keer per week rood vlees eten beschermt tegen hartaanvallen, beroertes en kanker. En dat voedingsstoffen in rood vlees van vitaal belang zijn voor kinderen in de eerste drie levensjaren. Het verband dat je rood vlees zou moeten eten omdat plantaardig voedsel minder voedingsstoffen zijn gaan bevatten, legt Stanton dus niet, zoals de kop van Foodlog suggereert. 

Twee dagen later is de Ierse hoogleraar in een lezing op een landbouwcongres in Oxford voor ministers, boeren en milieuactivisten een stuk milder. Ze stelt dat er volgens een studie uit 2004 bij verschillende gewassen ‘een afname van gemiddeld 20 tot 40 procent is van eiwitgehalte, calcium, fosfor, ijzer, vitamine B2 en vitamine C in de afgelopen vijftig jaar.’ En over roodvleesconsumptie zegt ze: ‘rood vlees met mate lijkt de gezondheid van de mens te beschermen. Wat met mate inhoudt is niet helemaal duidelijk. 

In eerdere artikels namen we al onder de loep hoe gezond of ongezond rood en bewerkt vlees zijn. Daar bleek de conclusie dat rood vlees past binnen een gezond voedingspatroon, maar niet in de mate waarin we het nu eten. Bovendien is het niet noodzakelijk voor een goede gezondheid. In haar lezing blijkt Stanton zich te baseren op twee observationele studies die confounding niet kunnen uitsluiten en dus alleen geschikt zijn om verbanden te leggen. Deze verbanden zijn niet per se oorzakelijk. 

Zijn plantaardige producten ongezonder geworden?

Dan de afgenomen hoeveelheid voedingswaarden bij verschillende fruitsoorten, groenten en granen. ‘Deze verhalen komen met regelmaat bovendrijven en zijn op weinig gebaseerd’, valt Theo Niewold, hoogleraar Voeding en Gezondheid aan de KU Leuven, met de deur in huis.

En inderdaad, dit is niet de eerste keer dat er naar dalende voedingswaarden in groenten en fruit verwezen wordt. Volgens een artikel in New Scientist van 2015 ligt het aan selectie waardoor groenten steeds minder bitter geworden zijn. Dit zou gepaard gaan met een afname van ‘fytonutriënten’ of bioactieve stoffen in planten. Ook de Britse food journalist Bee Wilson schrijft in een artikel uit 2019 dat moderne ‘ontbitterde’ groenten en fruit minder fytonutriënten bevatten, waarin juist veel berschermende gezondheidsvoordelen zitten.

Op de website van het Nederlandse Voedingscentrum staat echter te lezen, dat in tegenstelling tot voedingsstoffen bioactieve stoffen, zoals bitterstoffen, niet noodzakelijk zijn voor het functioneren van een lichaam. Ze hebben invloed op het lichaam, maar welke juist is vaak niet duidelijk. Ook is van veel bioactieve stoffen onvoldoende onderzocht en bekend of het lichaam ze wel voldoende opneemt en verwerkt. In een artikel op de website van Harvard Medical School uit 2019 staat een lijst opgesomd met mogelijke gezondheidsvoordelen van verschillende fytonutriënten, maar waarschuwt eveneens dat die voordelen zijn afgeleid van associaties – geen causaal verband - tussen het dieet van mensen en gezondheidsvoordelen. 

Niewold zegt daarover: ‘dat spruitjes minder bitter zijn geworden wil niet zeggen dat ze daarom ongezonder zijn, laat staan dat wij er ongezonder door zijn geworden. Aangenomen wordt dat het juist die bitterstoffen zijn die zo goed zijn voor de gezondheid, maar daar mag je heel grote vraagtekens bij zetten. Dat is nooit aangetoond. Mensen die veel groenten en fruit eten zijn over het algemeen gezonder dan mensen die alleen maar steak en fastfood eten. Het kan zijn dat je gezonder bent door iets is dat in groenten en fruit zit, maar je kunt ook zeggen dat mensen ongezonder zijn omdat ze alleen maar met een zak chips op de zetel zitten.’ Voedingsdeskundige Patrick Mullie staat hem daarin bij: 'We weten onvoldoende over bioactieve stoffen om er uitspraken over te doen. Veel zorgwekkender dan minder bittere groenten is dat de hoeveelheid groenten op ons bord achteruit gaat'. 

Professor Maurice De Proft van het laboratorium voor plantenteelt aan de KU Leuven zegt daarover nog in een artikel in De Standaard dat bijvoorbeeld minder bitter geworden witloof niet per se minder bitterstoffen hoeft te bevatten: ‘Door de toename van de zoetstoffen proeft het minder bitter, maar er zitten nog altijd evenveel bitterstoffen in witloof.' 

"Dat spruitjes minder bitter zijn geworden wil niet zeggen dat ze daarom ongezonder zijn, laat staan dat wij er ongezonder door zijn geworden"

Ook het wetenschapstijdschrift Scientific American wijdt in 2011 een artikel aan of plantaardige voedingsmiddelen ongezonder zijn geworden. Daarin staat dat dalende voedingswaarden te wijten zouden zijn aan uitputting van de bodem. Dit wordt onderbouwd door onder andere te verwijzen naar dezelfde studie als waar professor Stanton zich op baseert in haar lezing. Namelijk een studie uit 2004 van Donald Davis en zijn team van onderzoekers van de Universiteit van Texas van het Departement Chemie en Biochemie in Austin. Ze bestudeerden voedingsgegevens van het Amerikaanse ministerie van Landbouw uit zowel 1950 als 1999 voor 43 verschillende groenten en fruit en vonden de afgelopen halve eeuw ‘betrouwbare dalingen’ in de hoeveelheid eiwitten, calcium, fosfor, ijzer, riboflavine (vitamine B2) en vitamine C.

‘Ook dit is heel moeilijk onderzoek. Data uit 1950 en 1999 is vergeleken, maar er spelen allerlei factoren mee die invloed hebben, zoals veranderend klimaat, rassen die zijn gebruikt, verschil van geografische locatie en seizoen…. De onderzoeksmethoden zijn bovendien in vijftig jaar tijd drastisch veranderd’, stelt Niewold. ‘En zelfs als we aannemen dat die getallen kloppen, dat er bijvoorbeeld 20 procent minder calcium in groenten zou zitten, wat betekent dat dan voor de gezondheid van de mens? Van calcium uit groenten en fruit is bekend dat het geen goede bron van calcium is. Dat wat er in zit, nemen we sowieso weinig op.’

De Nederlandse voedingsexpert Martijn Katan verwijst ons door naar een column van zijn hand uit 2015, naar aanleiding van de claim dat je kraanwater moet drinken omdat daar mineralen inzitten die je in groenten en fruit vandaag de dag niet meer vindt. Daarin schrijft hij dat je gecontroleerde experimenten nodig hebt om aan te tonen of gewassen minder gezonde voedingswaarden zijn gaan bevatten. Voor tarwerassen zijn die er. Landbouwkundig onderzoekers verzamelen bijna twee eeuwen de zaden van tarwerassen en andere granen. Die oude tarwesoorten hebben ze recent opnieuw in de grond gestopt en ter vergelijking hebben ze op dezelfde akkers moderne rassen geteeld. De oude soorten leverden 50 procent minder tarwe dan de moderne, maar ze bevatten wel een kwart meer ijzer, zink en andere mineralen, en meer eiwit. Het gehalte aan vitamines verschilde niet. De zaadveredeling heeft dus geleid tot meer tarwe met minder mineralen. 

Voor groenten en fruit zijn er weinig van die experimentele gegevens, schrijft Katan. Wel rapporteerden voedingsmiddelentabellen uit het midden van de vorige eeuw dat er meer mineralen en minder water in groenten zit dan we tegenwoordig aantreffen. Dat kan deels liggen aan veranderde onderzoeksmethoden en omstandigheden, maar, schrijft hij, dat vermoedelijk ook het gehalte aan mineralen gedaald is. 

Katan geeft Stanton dus gelijk, maar vraagt zich net als Niewold af, is dat erg? De waargenomen dalingen betreffen vooral ijzer, calcium en zink in granen en groenten. Ook Katan geeft aan dat we calcium vooral uit zuivel halen, en voor ijzer en zink vlees een goede bron is. Zelfs veganisten krijgen geen tekorten aan mineralen zolang ze de juiste combinaties kiezen van granen, bonen, groenten en fruit. Wie dat te ingewikkeld vindt kan namaakvlees kopen waar mineralen aan zijn toegevoegd. Daar zitten ook de vitamines in die in plantaardig voedsel ontbreken. Voor ons mensen in het westen maakt wat minder of meer mineralen uit groenten of granen niet uit. 

Conclusie

Dus, bevatten landbouwgewassen tot 50 procent minder voedingsstoffen dan vijftig jaar geleden? Sowieso gaat de data waarop Stanton zich baseert niet over de afgelopen vijftig jaar, maar over voedingswaarden in Amerika tussen 1950 en 1999. Dat plantaardige gewassen inderdaad minder van bepaalde vitaminen en mineralen bevatten lijkt te kloppen, hoewel moeilijk te bepalen, maar belangrijker: maken die plantaardige producten als ze minder voedingsstoffen bevatten ons ongezonder? Dat niet. ‘Als je de situatie in 1950 en 1999 met elkaar vergelijkt, dan zou je juist tot de omgekeerde conclusie kunnen komen’, geeft Niewold aan. ‘Die hogere productiviteit waarop groenten en fruit geselecteerd zijn, heeft juist een heel aantal mensen geholpen. Met name omdat groenten en fruit gigantisch veel goedkoper zijn geworden. Zodat ook armere mensen zich het kunnen veroorloven. Dat staat als een paal boven water.’