Terug actueel

‘Beloon je hond liever met een aai of knuffel in plaats van met een koekje’

Ruim de helft van onze huisdieren is te dik. Op tijd ingrijpen in hun levensstijl is noodzakelijk, anders worden ze nog corpulenter en staan hen allerhande aandoeningen te wachten. Wetenschappers zoeken uit hoe afvallen het best lukt. ‘Als baasje moet je soms streng kunnen zijn.’

De eerste Belgische obesitaskliniek voor huisdieren bestaat één jaar. Eos-redacteur Els Verweire bezocht de kliniek samen met haar hond Oscar. Ze schreef er dit artikel over, dat in november 2021 in Eos is verschenen. 

Foto's: Philip Vanoutrive

Woensdag 1 september. Terwijl de meeste gezinnen druk zijn met de eerste schooldag, heb ik een afspraak in de Healthy Weight Clinic in Merelbeke, de eerste obesitaskliniek voor huisdieren in België. Honden, katten, paarden en pony’s met een maatje meer kunnen er terecht voor een individuele behandeling. Ik ben hier met Oscar, mijn bijna vierjarige Shetland Sheepdog. Door zijn wilde haardos is het moeilijk te zien hoe het met zijn gewicht gesteld is. Maar aangezien ik zijn ribben bijna niet meer voel, vrees ik dat hij al een behoorlijk speklaagje heeft opgebouwd.

Op de parking voor de kliniek lopen baasjes met lijvige viervoeters af en aan. Nog even de pootjes strekken voor ze braaf in de wachtzaal hun beurt moeten afwachten, lijken onze lotgenoten uit ervaring te weten. Oscar is behoorlijk onder de indruk wanneer we bij de lange rij soortgenoten aan het loket aansluiten. Vooral het opdringerige gesnuffel van de uit de kluiten gewassen Duitse herder voor ons vindt hij duidelijk maar niks.

Puppy-oogjes

Even later worden we hartelijk verwelkomd door Diana Brozic. Ze is professor diergeneeskunde aan de universiteit van Zagreb en volgt hier een specialisatie in klinische diervoeding. Nadat ze Oscar een geruststellende knuffel heeft gegeven, neemt ze het formulier door dat ik heb ingevuld. Het moet haar een idee geven over hoe actief mijn hond is, wat en hoeveel hij eet, en of er zaken zijn die zijn gewicht negatief kunnen beïnvloeden.

Dat we samen dagelijks minstens tienduizend stappen zetten door elke ochtend en elke avond te gaan wandelen, levert me goede punten op. Dat ik zijn hondenbrokjes niet echt afweeg en zijn voederbakje de hele dag laat staan duidelijk niet. ‘We hebben het liever dat honden op vaste momenten een afgewogen hoeveelheid voeding krijgen’, zegt Brozic. ‘Dat leert je hond dat eten volgens een vaste routine verloopt. Voor jou als baasje is het dan ook veel sneller duidelijk wanneer hij plots minder eet en wellicht ziek is.’

Geregeld krijgt Oscar dental sticks om zijn tanden schoon te maken. Een maat voor niets, vindt Brozic. ‘Zulke snacks hebben een geschikte vorm om tandplak te verwijderen, maar ze bevatten vaak veel vet en koolhydraten. Die blijven aan de ribben plakken. Bovendien gaan de droge snacks op hun beurt tussen de tanden zitten. Uiteindelijk zetten ze weinig zoden aan de dijk. Dagelijks een halve minuut de tanden van je hond poetsen met een aangepaste tandenborstel is meer dan voldoende voor zijn tandhygiëne.’

Een halve minuut per dag poetsen met een aangepaste tandenborstel is effectiever dan dental sticks.

Ik ben me ervan bewust dat het een slechte gewoonte is dat ik Oscar geregeld iets toestop wanneer ik aan tafel zit en hij met puppy-oogjes naast me komt zitten. Brozic heeft er weinig begrip voor. ‘Wanneer mensen eten, moeten honden wachten. Dat is gewoon een vorm van discipline en respect. Als baasje ga jij toch ook niet naast zijn voederbak zitten om een brokje te bedelen?’

Met mij zijn er veel baasjes die hun hond tussendoortjes geven. Het is een wijdverspreid probleem, geeft Brozic toe. Volgens haar vindt het zijn oorsprong niet zelden in de hondenschool. ‘Aan baasjes wordt gevraagd iets lekkers mee te brengen om hun puppy te belonen als hij een opdracht goed uitvoert. Zo creëren ze al van kleins af aan een moeilijk af te leren gewoonte.’

‘Wil je je hond belonen, dan geef je hem het best gewoon een brokje voer’, vervolgt Brozic. ‘Zodra extraatjes meer dan 10 procent uitmaken van zijn voeding, is het risico groot dat zijn dieet uit balans raakt. Van bepaalde voedingsstoffen krijgt hij dan onvoldoende binnen, en dan kunnen problemen ontstaan. Je kunt hem ook belonen met een aai of knuffel, door een spelletje te spelen, hem te borstelen of ermee te wandelen.’

BMI voor honden

Tijd voor het lichamelijk onderzoek. Ik zet Oscar op de behandeltafel en stel hem gerust wanneer Brozic minutieus de zones bevoelt rond zijn hoofd, schouders, ribbenkast en ruggengraat. Om zijn lichaamsconditiescore – de tegenhanger van onze BMI – te berekenen, maakt ze een inschatting van het vetweefsel dat zich in zijn lichaam heeft opgehoopt.

Omdat Brozic zijn ribben en ruggengraat niet goed kan voelen, geeft ze Oscar een 7 op een schaal van 9. Dat betekent dat hij 20 procent overgewicht heeft (zie kaderstuk: ‘BMI voor huisdieren’). Op basis van dat percentage en van wat de weegschaal straks aangeeft zal ze zijn ideale gewicht berekenen.

Eerst test ze ook zijn spierconditiescore. Daarvoor bevoelt ze de regio’s boven zijn ogen, schouderblad, lendenwervels en bekkenbeenderen. Met zijn spieren blijkt alles dik in orde te zijn. Al had Brozic dat wel verwacht van een jonge herdershond die van nature heel actief is.

Wanneer Brozic verneemt dat Oscar niet gecastreerd is, reageert ze ietwat verwonderd. Onderzoek heeft aangetoond dat dieren die gecastreerd of gesteriliseerd zijn tot 30 procent minder energie nodig hebben dan soortgenoten die niet onder het mes gingen. Blijven ze na de ingreep evenveel eten, dan komen ze aan. Maar dat kan Oscars overgewicht dus niet verklaren. Alles wijst nu in de richting van zijn voeding. Dat zou meteen verduidelijken waarom zijn vacht volgens Brozic iets te weinig glanst. ‘Hij heeft van nature dik en stug haar, maar het is toch wat aan de droge kant.’

En dan het moment van de waarheid: de weegschaal. Bij zijn laatste bezoek aan de dierenarts, zo’n acht maanden geleden, woog Oscar nog 12,9 kilogram. Nu blijft de wijzer hangen op maar liefst 14,6 kilogram. Uit de berekeningen die Brozic me enkele dagen later toestuurt, gebaseerd op zijn gewicht, lichaamsconditiescore, geslacht, ras en grootte, blijkt dat zijn ideale gewicht 12,2 kilogram bedraagt. Oscar is dus al een tijdje te zwaar en het probleem wordt almaar groter. Blijft zijn energieopname te hoog, dan staan hem over enkele jaren allerhande aandoeningen te wachten, waarover later meer. Ingrijpen is de boodschap.

BMI voor huisdieren

Uit onderzoek bij honden en katten blijkt dat ze het gezondst zijn als hun ribben goed voelbaar zijn onder een dunne vetlaag, hun taille van bovenaf goed zichtbaar is, en hun buiklijn van opzij gezien duidelijk oploopt. Deze condities komen overeen met een lichaamsconditiescore – de tegenhanger van onze BMI – van 4 à 5 op een schaal van 9.

Scoort het dier 1 tot 3, dan heeft het te weinig lichaamsvet. Het verliest spiermassa, wat gepaard gaat met minder kracht, een minder efficiënt immuunsysteem en problemen bij wondgenezing. Ligt de score tussen 6 en 9, dan is de vetlaag te dik. Dat verhoogt het risico op allerhande aandoeningen, zoals diabetes en gewrichtsproblemen.

De score stopt bij 9 omdat er geen gevalideerd systeem is dat verder gaat dan dat. Maar in de praktijk zien onderzoekers ook dieren met extreme obesitas. Die
vallen soms buiten de geijkte schaal.

Voor paarden en pony’s zijn er vergelijkbare systemen. Onderzoekers kijken naar vetophoping rond de lendenen, ribben, staartwortel, schoft, nek en schouders. Bij paarden beoordelen ze de vetreserves ter hoogte van de nek nog eens afzonderlijk, en kennen ze die een aparte score toe.

Een huisdier met te veel of te weinig lichaamsvet leeft doorgaans minder lang.

Gebalanceerd dieet

Volgens de richtlijnen die Brozic me bezorgt moet Oscar overstappen op een dieet. Het voer bevat minder vet en meer vezels. Die laatste geven hem sneller een verzadigd gevoel. De aangepaste voeding bevat ook meer eiwitten, zodat Oscar bij het vermageren geen spiermassa verliest.

Ook belangrijk: het dieet bevat veel essentiële voedingsstoffen, zoals vitaminen en mineralen. Daardoor krijgt Oscar ook in kleinere hoeveelheden altijd alles binnen wat hij nodig heeft. Dat zou niet het geval zijn als ik hem gewoon wat minder van zijn gebruikelijke voer zou geven.

Ik krijg de opdracht Oscars oude voer over een periode van een vijftal dagen geleidelijk aan af te bouwen en te vervangen door het nieuwe. Zo vermijd ik dat hij stoelgangproblemen krijgt. Zijn uiteindelijke dieet moet dagelijks exact 115 gram brokjes en 205 gram blikvoer bevatten. Daarvan mag ik niet afwijken, want alle berekeningen zijn erop gebaseerd.

Wel mag ik Oscars voeding aanvullen met 50 gram gekookte pompoen of courgette, 40 gram rauwe komkommer en 40 gram rauwe of gekookte wortel per dag. ‘Dergelijke gezonde hapjes zijn wellicht niet zijn favoriete snack, maar als hij graag eet zal hij er toch gelukkiger van worden’, belooft Brozic. Verder moeten we 30 procent meer bewegen, wat in ons geval neerkomt op een half uurtje extra per dag.

Oscar moet van Brozic wekelijks 1 tot 2 procent van zijn gewicht verliezen. Heeft hij een lichaamsconditiescore van 6 bereikt, dan mag de snelheid omlaag naar 0,5 tot 1 procent per week – hoe minder vetweefsel hij heeft, hoe minder hij er kan verliezen. Uit onderzoek blijkt dat een gewichtsafname van 0,5 tot 2 procent per week ideaal is. Gaat het trager, dan heeft het dieet nauwelijks effect. Gaat het sneller, dan is het risico groot dat er spiermassa verloren gaat.

‘Wanneer mensen eten, moeten honden wachten. Dat is gewoon een vorm van discipline en respect’

Die formule gaat ook op voor andere dieren. Bij een crashdieet kunnen katten bovendien hepatitische lipidose ontwikkelen, een soort leververvetting die levensbedreigend kan zijn. Pony’s die te snel vermageren kunnen hyperlipidemie ontwikkelen. Bij die ernstige aandoening komt een heleboel vetten tegelijk in de bloedbaan terecht, waardoor ze kunnen sterven.

Brozic zal om de maand Oscars vet- en spiergehalte nagaan en zijn dieet aanpassen aan de vorderingen die hij maakt. Wanneer hij de lichaamsconditiescore van 5 behaalt, mag hij overschakelen op een dieet waarmee hij zijn ideale gewicht kan behouden. Dat is, als alles goed gaat, over ongeveer 18 weken.

Idealiter verliest Oscar 0,5 tot 2 procent van zijn lichaamsgewicht per week. Gaat het trager, dan heeft het dieet geen effect. Gaat het sneller, dan is het risico groot dat hij spiermassa verliest.

Stappenteller

Na de consultatie spring ik nog even binnen in het kantoor van Myriam Hesta. Ze is professor voeding van gezelschapsdieren aan de Universiteit Gent. Al meer dan twintig jaar voeren zij en haar collega’s onderzoek naar overgewicht bij huisdieren en begeleiden ze eigenaars bij de behandeling.

In mei richtten de onderzoekers de Healthy Weight Clinic op, waarin naast wetenschappelijk onderzoek ook langdurige behandeltrajecten worden opgezet. ‘We willen meer inzicht verwerven in hoe obesitas bij dieren ontstaat en welke effecten dat heeft’, aldus Hesta. ‘Verder willen we op grote schaal testen welke adviezen werken en welke niet. De slaagpercentages van de huidige behandelingen zijn te laag. We willen manieren vinden om die te ondersteunen en te verbeteren.’

Op dit moment voert Hesta samen met de Vives Hogeschool en dierenartsenpraktijk WelloPet onderzoek naar hoe ze beweging kunnen inzetten om dieren die op dieet staan nog beter gewicht te laten verliezen. ‘De belangrijkste oorzaak van overgewicht bij huisdieren is een verstoorde balans tussen hoeveel energie ze opnemen en hoeveel ze verbruiken. Dat is trouwens niet anders bij mensen’, zegt Hesta. ‘Maar hoeveel activiteit hebben huisdieren tijdens een vermageringstraject nodig? Op die vraag hebben we nog geen eenduidig antwoord.’

Voor het onderzoek kregen 48 honden met overgewicht een bewegingsmeter aan de halsband. Dat smartwatchachtig apparaat hield bij hoeveel ze bewogen, maar ook wat ze precies deden – liggen, stappen, springen – en hoe intensief ze die bewegingen uitvoerden. De baasjes uit de controlegroep kregen alleen voedingsadvies, terwijl de baasjes uit de behandelingsgroep ook de opdracht kregen om de activiteit met 30 procent te verhogen. ‘We gaven hen daarvoor concrete tips’, zegt Hesta. ‘We lieten hen bijvoorbeeld korrels verstoppen in de tuin of in voedselpuzzels, zodat de dieren meer moesten werken voor hun eten.’

Met het experiment willen Hesta en haar collega’s achterhalen of de hoeveelheid beweging en het type activiteit een verschil maken voor de gewichtsafname. ‘Op basis daarvan willen we bewegingsprogramma’s opstellen voor honden met overgewicht.’

‘Door puppy’s in de hondenschool te belonen met koekjes creëren we al van kleins af aan een moeilijk af te leren gewoonte’

Op de resultaten is het nog even wachten, de analyse van de verzamelde gegevens is nog volop aan de gang. De onderzoekers merkten wel al op dat beide groepen even snel gewicht verloren, maar dat de honden uit de behandelingsgroep daarvoor meer mochten eten. ‘We vermoeden dat de spiermassa in de behandelingsgroep beter behouden bleef of zelfs toenam. Daardoor bleef de energiebehoefte van de honden bij rust hoger’, aldus Hesta. ‘Dat is belangrijk. Als dieren steeds minder mogen eten om gewicht te blijven verliezen, wordt het moeilijker om het dieet vol te houden.’

Naast minder eten en meer bewegen zijn er nog heel wat andere factoren die de energiebalans beïnvloeden. ‘Sommige dieren zijn vatbaarder voor overgewicht dan andere’, zegt Hesta. ‘Dat kan aan hun ras liggen: labradors, golden retrievers en beagles komen makkelijker aan dan pakweg windhonden. Ook hun leeftijd heeft een impact. Katten van middelbare leeftijd hebben minder energie nodig dan jonge en oude soortgenoten. En castratie of sterilisatie speelt ook een rol: waar katten doorheen de dag en nacht van nature veel kleine maaltijden eten, zien we dat ze na de ingreep geen restjes meer overlaten.’

Soms gaat het mis doordat dieren uit hun natuurlijke habitat worden gehaald. ‘Shetlandpony’s komen van nature voor in gebieden waar ze in de winter weinig gras vinden’, zegt Hesta. ‘Om die periode te overleven, eten ze in de zomer hun buikjes letterlijk dik. Komen ze in onze contreien, dan is er altijd voedsel voorhanden en worden ze obees.’

Pet parents

Oscar weegt 14,6 kilogram: bijna 20 procent boven zijn ideale gewicht.

De grootste verantwoordelijkheid voor te dikke huisdieren ligt volgens Hesta bij de baasjes. Ze begrijpt dat veel eigenaars hun huisdier even belangrijk vinden als een kind. Maar zulke ‘pet parents’ doen daardoor soms meer kwaad dan goed. ‘Net als kinderen bepalen huisdieren niet zelf wat en hoeveel ze eten en hoeveel ze bewegen. Dat ligt volledig in handen van de eigenaars.’

Willen de baasjes dat hun huisdier gezond is, dan moeten ze ook streng zijn voor zichzelf. ‘Enkele jaren geleden voerden we een enquête uit bij eigenaars van obese katten om na te gaan waarom langdurige behandelingen vaak niet succesvol zijn’, zegt Hesta. ‘We vroegen onder meer wat ze het moeilijkst vonden om vol te houden. Dat ze hun kat geen extraatjes mochten geven, bleek voor de meesten het lastigst. Keken ze naar het gedrag van hun katten, dan bleken zij vooral het stelselmatig verminderen van hun voer onaangenaam te vinden.’

Het is niet zo dat geen enkel tussendoortje meer is toegestaan, alleen is de mate bij velen totaal uit evenwicht. ‘Wanneer mensen hun hond het speculaasje geven dat ze bij hun koffie krijgen, beseffen ze niet dat hun hond geen 70 kilo weegt zoals zijzelf. Weegt die maar 12 kilo, dan komt dat ene extraatje eigenlijk overeen met zes koekjes.’

Ook bij paarden en pony’s zien onderzoekers dat onevenwicht tussen energieopname en energieverbruik. Als ze naar wedstrijden met dressuurpaarden kijkt, valt het Hesta op dat er ook daar veel dieren zijn met overgewicht. ‘Sportpaarden krijgen te veel krachtvoer. Bovendien zijn hun graasweides te groot. Paarden moeten van nature veel kleine beetjes grazen, maar eigenaars moeten het perceel toch afstemmen op de noden van het paard, bijvoorbeeld door toegankelijke stroken af te bakenen. Lukt dat niet, dan kunnen graasmaskers aangewezen zijn. Die vertragen het grazen. De tijd op de weide beperken werkt niet, want dan eten ze hun buikje rond op die beperkte tijd.’

Vicieuze cirkel

Volgens Hesta is het een groot voordeel dat ik Oscars overgewicht nu al heb opgemerkt. ‘De slaagpercentages zijn bij overgewicht veel beter dan bij obesitas. Hoe langer de behandeling duurt, hoe moeilijker ze vol te houden is.’

Door nu in te grijpen kan ik voorkomen dat Oscar obees wordt, wat een impact zou hebben op zijn hele lichaam. ‘Obesitas is veel meer dan een schoonheidsprobleem’, zegt Hesta. ‘Het is een ziekte die bij honden en katten het risico verhoogt op tal van andere aandoeningen, zoals diabetes, problemen aan de urinewegen, verminderde vruchtbaarheid en een hoger risico bij verdoving. Dat komt onder andere omdat vetweefsel langdurige ontstekingen veroorzaakt. In de nabije toekomst willen we uitzoeken of het toedienen van omega 3-vetzuren een effect heeft op die ontstekingsgraad en ziektes kan voorkomen.’

Dat veel zwaarlijvige dieren ook orthopedische problemen krijgen, leidt vaak tot een vicieuze cirkel. Dikke honden kunnen door hun pijnlijke gewrichten minder goed bewegen, waardoor ze minder energie verbruiken, nog dikker worden en nog minder vitaal worden. ‘In degelijke gevallen moeten we aankloppen bij onze collega’s van de fysiotherapie waar honden op een onderwaterloopband hun bewegingen toch kunnen opvoeren zonder dat ze pijn ervaren en hun gewrichten overbelasten. Zodra ze afvallen, nemen ook de klachten af.’

Obesitas zorgt er bovendien voor dat de levenskwaliteit van de dieren achteruitgaat en ze aanzienlijk sneller sterven. Obese honden leven gemiddeld 2,5 jaar minder lang, katten 1,9 jaar. Ik beloof Oscar dat ik het bij hem niet zover zal laten komen.

Samen afvallen

‘Zou het kunnen dat honden en baasjes die samen afvallen betere resultaten boeken?’ Dat vroeg Ronald Jan Corbee zich eind vorig jaar af. Hij is dierenarts en specialist diervoeding aan de Universiteit Utrecht. Zijn vraag kwam niet uit de lucht gevallen. Uit eerdere onderzoeken was gebleken dat dikke honden vaak dikke baasjes hebben én dat gezamenlijk afvallen vaak beter gaat dan alleen.

Om zijn hypothese te testen, zette Corbee twee studies op. Voor de eerste zocht hij proefpersonen met een hond die op een termijn van acht weken wilden afvallen. Bij de ene helft kregen de baasjes enkel voor zichzelf een aangepast dieet en bewegingsadvies, bij de andere kregen ze dat ook voor hun hond. Voor de tweede studie ging Corbee op zoek naar proefpersonen met een dikke hond die ze zes weken lang wilden laten afvallen. De ene helft kreeg alleen adviezen voor de hond, de andere ook voor de mens.

Uit de resultaten bleek dat in beide groepen alle baasjes en alle honden waren afgevallen. Maar als mens en viervoeter dat samen deden, vielen ze allebei meer af. De proefpersonen gaven aan dat ze het makkelijker vonden om samen met hun hond hun gewicht aan te pakken. Of dat ook gold voor de hond, valt moeilijk na te gaan. Corbee is er wel van overtuigd dat honden geen intrinsieke motivatie voelen om af te vallen.

De dierenarts geeft zelf nog mee dat de proefpersonen ook wel gemotiveerd waren omdat ze aan een onderzoek meededen en dat er ook veel drop-outs waren die hij niet in zijn analyse kon meenemen.

Toch benadrukt hij dat in duo’s van mens en hond actief gewichtsverlies bij de ene leidt tot passief gewichtsverlies bij de ander. En dat hun motivatie duidelijk hoger ligt als ze hun vermageringstraject samen afleggen.