‘Gedumpte vakantievissen richten grote natuurschade aan’, kopte Nature Today vorige week. In Nederland leven tegenwoordig veel goudvissen in kleine poelen en vreten daar hele ecosystemen kaal. Ze komen er vooral in terecht omdat hun eigenaars ze dumpen voor ze op vakantie vertrekken. Hoe is dat in Vlaanderen?
Hugo Verreycken van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek is zelf vistellingen aan het doen als Eos hem belt. Goudvissen heeft hij nog niet gevangen, maar al wel heel veel zwartbekgrondels. ‘Een heel invasieve soort, die vanuit de Zwarte en de Kaspische zee bij ons terecht kwam met ballastwater en via het Rijn-Donaukanaal.’ Over die exoten willen we het vandaag niet hebben, maar wel over de aquarium- en vijversoorten van de Vlaamse liefhebber – of niet-meer-liefhebber. Gooien de mensen hier ook hun goudvis in de beek voordat ze op verlof gaan?
‘Dat gebeurt zeker ook, maar tot nu toe vinden we zelden goudvissen in openbaar water. De dieren planten zich hier waarschijnlijk ook nog niet voort. Ten eerste heb je daarvoor een mannetje en een vrouwtje nodig, ten tweede moet de watertemperatuur boven de twintig graden liggen, en dat is hier meestal niet lang het geval, toch niet in beken of rivieren. In ondiepe, kleine poelen kunnen die goudvissen het wel goed kunnen doen, maar daar hebben wij bij het INBO niet zo’n zicht op.’
Heel anders is het met de giebel. Die ‘witte goudvis’ kan zich gynogenetisch voortplanten: eitjes die de wijfjes leggen, krijgen door de hom van andere karpersoorten een stimulus om uit te komen. Er ontstaan zo alleen vrouwelijke giebels, maar die breiden zich snel uit. Pas twintig jaar geleden zagen wetenschappers dat giebels geen goudvissen waren. ‘Voordien dachten we dat het dezelfde soort was.’ Maar dat onze wateren zo vol giebels zitten, komt niet per sé door achtergelaten vakantievissen. ‘Ze zijn in de jaren 1990 massaal uitgezet voor de hengelarij. Per ongeluk: de overheid wilde de inheemse kroeskarper uitzetten, maar ze kreeg in plaats daarvan giebels, exoten die dan ook nog eens veel sneller groeien.’
Schade
Steuren zijn wel hobbyvissen die stilaan een probleem vormen, vertelt Verreycken. ‘De Europese steur is hier inheems, maar die komt al jaren niet meer voor.’ Dieren- en vijverzaken verkopen tegenwoordig veel andere steursoorten als siervis. ‘De Siberische steur, de diamantsteur, de sterlet, noem maar op. Mensen kopen een mooi visje van zo’n vijftien centimeter, maar na enkele jaren kan dat beest vier of vijf keer zo lang zijn.’ Veel te groot voor hun kleine tuinvijver dus. ‘En dan gaan ze de rivier in. Daar kunnen ze veel schade aanrichten aan het ecosysteem, want het zijn roofvissen. Gelukkig planten ze zich hier nog niet voort.’
Dat doen zonnebaarzen wel, met het gevolg dat wateren hier vol zitten met die mooie Noord-Amerikaanse vis. ‘Omdat ze zo prachtig gekleurd zijn, werden ze in Europa als sinds 1880 als aquarium en vijvervis gehouden. Zo kwamen ze - per ongeluk of niet - in de natuur terecht. In afgelegen vennen hebben ze soms het hele amfibieënbestand uitgeroeid, want ze leven van de eitjes van bijvoorbeeld salamanders en insecten. Ondertussen mag de zonnevis niet meer verhandeld worden.’
Opdat het met goudvissen en steuren niet zover moet komen, is er een Europese ontradingscampagne gestart, aldus Verreycken. ‘Beware of Aliens waarschuwt liefhebbers om geen exoten in het water te gooien. Het gaat daarbij zowel over dieren als over planten.’ Ook hengelaars kunnen bijdragen en onze ecosystemen beschermen. ‘Door steeds hun visgerei en hun kledij te kuisen en te drogen voor ze van het ene viswater naar het andere gaan, kunnen ze de verspreiding van exoten helpen beperken.’