'Grootvader van de klimaatwetenschap' overleden

Wallace Broecker trok al in de jaren 1970 aan de alarmbel over het opwarmende klimaat.

Niemand die vandaag niet weet dat ‘global warming’ over het opwarmen van het klimaat gaat. Intussen is de term, net als ‘klimaatverandering’, gemeengoed. Maar ooit kende niemand ze. Tot de jaren 1970 de Amerikaanse aardwetenschapper – en klimaatwetenschapper-avant-la-lettre – Wallace Smith Broecker de termen op de kaart zette. Hij was een van de eerste wetenschappers die de ernst van de situatie goed inschatte en vervolgens ook aan de alarmbel trok. Broecker overleed eerder deze week in een New Yorks ziekenhuis, op 87-jarige leeftijd.

Broecker, die werkte aan Columbia University in New York, voorspelde onder andere dat stijgende CO2-concentraties zouden leiden tot een significante versterking van het natuurlijke broeikaseffect, en dus van een versterkte opwarming van het klimaat.

De aardwetenschapper keek niet alleen naar de atmosfeer. Zo zag hij ook de rol van de oceanen in, en meer bepaald van de zogenoemde transportbanden, die een wereldwijd netwerk van stromingen vormen. Die beïnvloeden het gehele klimaatsysteem, van luchttemperaturen tot regenpatronen.

Broecker voorspelde onder andere dat stijgende CO2-concentraties zouden leiden tot een sterker opwarmend klimaat

Het is bijvoorbeeld dankzij een van die transportbanden, de Golfstroom, dat Europa een mild klimaat heeft, in tegenstelling tot Canada, dat op vergelijkbare breedtegraden ligt. Volgens Broecker vormden die banden de achilleshiel van het klimaat. Een lichte temperatuurstijging zou al voldoende zijn om ze in de war te sturen. Vooralsnog hebben we dat omslagpunt (nog) niet bereikt. Maar hoe langer de mondiale broeikasuitstoot blijft stijgen, hoe dichter we bij dat punt komen. Dat kan weleens the point of no return zijn.


Gerelateerde artikels

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

De aanpassing van het leven op aarde aan veranderende omgevingen is mogelijk  door natuurlijke selectie op basis van individuele verschillen. Deze (genetische) diversiteit binnen soorten staat echter onder druk. Het blijkt dat we als mensen onze strategieën moeten aanpassen om deze verschillen te monitoren, en zo onze biologische hulpbronnen optimaal te beheren.  Als we willen blijven profiteren van de diensten van de natuur, kunnen we maar beter deze grondstoffen van natuurlijke evolutie in de gaten houden zodat soorten zich kunnen blijven aanpassen aan veranderingen in hun omgeving.