Biopiraterij rooft kennis en genetisch materiaal van inheemse gemeenschappen, terwijl wij – meestal onbewust – profiteren.
In 1995 werd een patent verleend aan twee Indiase onderzoekers van de Universiteit van Mississippi. Dat was voor gebruik van het keukenkruid kurkuma voor de genezing van wonden. Niets nieuws, want kurkuma werd al eeuwenlang gebruikt in de Indiase traditionele geneeskunde. Het gebruik ervan is gedocumenteerd in oude Sanskrietteksten en in een wetenschappelijk artikel uit 1953. Dankzij die bronnen kon de Indiase Council of Scientific and Industrial Research het patent aanvechten op basis van prior art — jargon voor elk bewijs waaruit blijkt dat de uitvinding al bekend was voor de patentaanvraag. In 1997 werd het patent weer ingetrokken. De kurkuma-zaak is hét schoolvoorbeeld van biopiraterij.
Biopiraterij, wat is dat eigenlijk?
Biopiraterij is het commerciële gebruik van genetisch materiaal en traditionele kennis zonder toestemming of eerlijke compensatie aan de gemeenschappen die deze kennis ontwikkelden of bezitten. Het is een complex en dringend probleem met grote gevolgen voor inheemse gemeenschappen wereldwijd, maar vooral in landen met hoge biodiversiteit in het Globale Zuiden. De ‘diefstallen’ omvatten zowel genetische rijkdom als kennis en gebruiken die in lokale culturen zijn verankerd, en voltrekken zich meestal onzichtbaar. Ze spelen zich immers af in laboratoria, patentenbureaus en internationale markten. In extreme gevallen van biopiraterij kan de inheemse gemeenschap zelfs de toegang verliezen tot de planten, dieren of kennis die traditioneel aan hen toebehoren, bijvoorbeeld via de toekenning van patenten aan westerse bedrijven.
De ‘biopiraten’ zijn meestal bedrijven of onderzoekers uit economisch meer ontwikkelde landen. In een typisch voorbeeld van biopiraterij reizen onderzoekers, in opdracht van hun bedrijf of kennisinstelling, naar een land met een rijke biodiversiteit en nemen ze daar monsters van planten, fungi, of dieren, vaak met de hulp van lokale gidsen die hen door moeilijk begaanbaar terrein loodsen. Soms krijgen ze via lokale contacten ook eeuwenoude kennis mee. In een laboratorium wordt de werkzame stof geïsoleerd, verbeterd of gekloond. Daarna vraagt de onderneming een patent aan, waardoor ze het exclusieve recht krijgt om het product te vermarkten. De opbrengsten worden nadien niet gedeeld met de lokale gemeenschappen, ook al had het patent zonder hun kennis en inspanning nooit tot stand kunnen komen.
Gevolgen voor lokale gemeenschappen
De rijke bronnen van biodiversiteit en traditionele kennis waartoe inheemse gemeenschappen toegang hebben, bieden vaak potentieel om gecommercialiseerd te worden. Dat maakt deze gemeenschappen kwetsbaar voor biopiraterij. Die impact is merkbaar op verschillende manieren.
Op vlak van economie kan de commercialisering van grondstoffen zoals medicinale planten enorme winsten opleveren. Bij biopiraterij ontvangen de inheemse gemeenschappen geen compensatie voor hun kennis, noch worden ze erkend als oorspronkelijke uitvinders of rechthebbenden. Nadien moeten ze zelf soms betalen om toegang te krijgen tot de producten die werden ontwikkeld. Ook wanneer de lokale gemeenschap in principe geen nadelen ondervindt van het commercialiseren van hun kennis, delen zij niet in de winst.
In Frans-Guyana, bijvoorbeeld, leidde traditionele kennis over een tropisch-Amerikaanse plant, Quassia amara, in 2015 tot een patent op haar antimalaria-werking. Dat patent kwam op naam van het Franse Institut de recherche pour le Développement. De lokale bevolking ondervond dan wel geen directe schade, maar kreeg er ook geen cent voor terug. Na beschuldigingen van biopiraterij beloofde het instituut in 2016 dat het de eventuele economische opbrengsten van het product zou delen met de Frans-Guyaanse bevolking, maar het kwam daar later op terug. In 2024 besliste het Europees Octrooibureau dat het patent toegekend blijft aan het Franse instituut.
Op cultureel vlak is de identiteit van inheemse gemeenschappen nauw verweven met de hulpbronnen die ze gebruiken, in rituelen, recepten en verhalen. Biopiraterij verstoort die culturele identiteit: de oorspronkelijke bezitters worden als het ware uitgewist wanneer hun culturele erfgoed door een westers bedrijf wordt vermarkt. In extreme gevallen wordt hen zelfs de toegang tot hun eigen culturele erfgoed ontzegd. Zo gebruiken de inheemse San in Zuid-Afrika de cactus Hoodia gordonii al honderden jaren als eetlustremmer. Maar hun erfgoed werd gepatenteerd door farmaceutische bedrijven Pfizer en Phytopharm (nu IXICO). De San eisten via juridische weg hun zeggenschap terug, wat hen lukte in 2002.
Op vlak van biodiversiteit, ten slotte, beheren inheemse gemeenschappen hun natuurlijke hulpbronnen traditioneel op een duurzame basis. Biopiraterij kan leiden tot overexploitatie van die hulpbronnen, wat het ecosysteem ontwricht. Zelfs wanneer biopiraterij voor lokale werkgelegenheid zorgt, bijvoorbeeld omdat een gewas op grote schaal geteeld dient te worden in zijn gebied van herkomst, hebben monoculturen een slechte invloed op de biodiversiteit en zijn ze vatbaar voor ziektes. Zo kan de steviaplant, waarvan de extracten worden vermarkt als alternatieve zoetstoffen, beschouwd worden als voorbeeld van biopiraterij. Voor de Pai Tavyterã-bevolking in Paraguay was stevia al eeuwenlang een onderdeel van hun cultuur. Hoewel Paraguay tot de grootste stevia-producerende landen behoort en de commercialisering lokale werkgelegenheid creëert, leiden de grootschalige monoculturen in het kwetsbare Atlantische Woud tot verlies van biodiversiteit en bodemkwaliteit.
Biopiraterij, een ver-van-mijn-bedshow?
Op het eerste zicht lijkt biopiraterij misschien enkel een probleem in verre landen. Maar het fenomeen werkt door tot in je lokale supermarkt. Veel producten hebben een oorsprong die niet transparant is: de alom gekende ‘zuiderse’ producten zoals koffie, cacao en tropische vruchten, maar ook tal van minder bekende voorbeelden uit de cosmetica en supplementenindustrie. Als consument draag je onbewust bij aan mogelijk onrecht. Je hebt echter ook een stem om bedrijven ter verantwoording te roepen, bijvoorbeeld door je aankoopkeuzes af te stemmen op rechtvaardigheid. Winkel kritisch, zoek naar producten die op transparante manier de herkomst van hun ingrediënten vermelden, en koop producten met erkende fair trade- of biodiversiteitslabels. Wees tegelijk kritisch voor desinformatie, bijvoorbeeld greenwashing via positief ogende maar nietszeggende labels, en bedenk dat informatie van commerciële bedrijven vaak hun eigen bedrijfsbelang weerspiegelt.
Biopiraterij tegengaan
Internationaal zijn er afspraken gemaakt om biopiraterij alsook helikopteronderzoek (onderzoek waarbij westerse onderzoekers stalen uit het Globale Zuiden meenemen, red.) tegen te gaan. Een bekend voorbeeld is het Biodiversiteitsverdrag en het aanvullende Nagoya-protocol. Er zijn op dit moment 142 partijen (landen) die Het Nagoya-protocol onderschrijven. Het biedt een transparant juridisch kader voor het eerlijk en billijk verdelen van voordelen die voortvloeien uit het gebruik van genetische hulpbronnen. Het Nagoya-protocol schrijft voor dat meerdere vergunningen vereist zijn voor het verzamelen van biologische materialen: één voor de wetenschappelijke studie, één om materialen uit het land te exporteren, en tenslotte één om die materialen te importeren in een ander land. Zo vormt het protocol een essentiële basis om biopiraterij tegen te gaan.
Daarnaast zijn er ook andere initiatieven. Zo werd in India de Traditional Knowledge Digital Library opgericht. Dit is een digitale databank van traditionele geneeskundige kennis uit Aurveda, Unani, Siddha en Yoga, vertaald uit lokale talen naar het Engels, Duits, Frans, Spaans en Japans. Met behulp van deze databank zijn inmiddels honderden patenten geweigerd of ingetrokken, bijvoorbeeld dat rond de term ‘Basmati’. Een ander initiatief werd geïnitieerd vanuit de eerder genoemde San-bevolkingsgroep in zuidelijk Afrika: De ‘San Code of Research Ethics’ is een richtlijn voor wetenschappers en bedrijven die onderzoek willen doen met of over de San. Dergelijke initiatieven zorgen ervoor dat inheemse gemeenschappen meer zeggenschap en erkenning krijgen, en dat wetenschap en traditie kunnen samengaan op een eerlijke en respectvolle manier.
Protocollen en codes vormen jammer genoeg geen waterdicht systeem. Biopiraterij is vaak subtiel, complex én gedeeltelijk subjectief. Bovendien komt het voor in steeds modernere vormen. Waar het lang geleden vaak ging om het stelen van grote hoeveelheden planten of dieren, zoals de beruchte diefstal van tienduizenden zaden van de rubberboom uit Brazilië in 1876, in opdracht van de Engelse overheid om de rubberproductie in eigen handen te krijgen, schuift biopiraterij vandaag voor een deel op naar de digitale wereld, en wordt daarmee ook ongrijpbaarder.
Een belangrijke recente ontwikkeling is die van de polymerasekettingreactie of ‘polymerase chain reaction’ (PCR), een techniek waarmee een specifiek stuk van het DNA kan worden vermenigvuldigd. De PCR heeft voor een complete ontwenteling gezorgd in de biologische wetenschappen want nu kunnen genetische bronnen gesequeneerd worden en opgeslagen in databanken. Jinyup Kim, verbonden aan de Myongji-universiteit in Zuid-Korea, vertelt dat dergelijke ontwikkelingen “biopiraterij vergemakkelijken, voornamelijk omdat onderzoekers niet langer toegang hoeven te krijgen tot 'fysieke' genetische bronnen, noch vergunningen hoeven te verkrijgen zoals voorzien in het Nagoya Protocol.”
Kim gaat verder: “De opkomst van de zogenoemde digitale sequentie-informatie vormt een grote uitdaging voor het bestaande internationale kader, voornamelijk het Biodiversiteitsverdrag en het Nagoya-protocol. Daarom moeten de debatten over digitale sequentie-informatie voortdurend worden gevoerd, zodat we op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen. Inheemse volken en lokale gemeenschappen zullen met name aanzienlijk worden getroffen door biopiraterij, inclusief ‘digitale biopiraterij’.” Het is belangrijk dat hun rechten worden beschermd, net als die van lokale onderzoekers in het Globale Zuiden, die nog te vaak gezien worden als dataverzamelaars.
Ook wetenschappers en universiteiten spelen een rol in het verhaal van biopiraterij. Vele onderzoekers bestuderen monsters en kennis uit het Globale Zuiden in laboratoria, en dat maakt hen mee verantwoordelijk: wie genetisch materiaal of traditionele kennis gebruikt, moet stilstaan bij de vraag welke partijen er voordeel uit halen. Op internationaal en Europees niveau zijn er inmiddels duidelijke regels, zoals het Nagoya-protocol, die onderzoekers verplichten om toestemming te vragen en afspraken te maken wanneer ze genetische bronnen uit andere landen gebruiken. Steeds meer universiteiten schrijven ook eigen procedures uit en richten ethische commissies op om onderzoekers te helpen. Maar in de praktijk is dat niet eenvoudig: veel kennis wordt impliciet mondeling doorgegeven, en het is moeilijk om alle vormen van samenwerking vast te leggen in officiële contracten.
Uiteindelijk draait het niet enkel om wetten, regels en protocollen, maar om het creëren van bewustzijn bij onderzoekers. Wie zich realiseert dat biopiraterij niet alleen een juridisch, maar ook een moreel en cultureel vraagstuk is, kan het gesprek aangaan met de gemeenschappen die al eeuwenlang biodiversiteit, kennis en eigendomsrecht op een andere manier benaderen, en waarvoor biodiversiteit een integraal deel is van hun cultuur. Voor de subtielere vormen van biopiraterij bestaan vaak geen zwart-wit oplossingen. Dan gaat het om communicatie, transparant werken, gemeenschappen erkennen en samen op zoek gaan naar manieren om opbrengsten eerlijk te verdelen.
Biopiraterij blijft een moeilijk te bestrijden probleem wegens het fundamentele onevenwicht tussen de rijkere westerse landen en landen uit het Globale Zuiden. Een definitief einde van biopiraterij komt er wellicht niet snel aan, maar veel onrecht kan vermeden worden wanneer we ons bewust zijn van het probleem (zowel als wetenschapper als als consument), het debat opentrekken naar ondervertegenwoordigde groepen en alert blijven voor ongelijkheid tussen landen in het Globale noorden en het Globale Zuiden.