Terugkeren naar je werk na een periode van ziekte of herstel is voor niemand eenvoudig. Maar wat als je naam, je lichaam én hoe mensen naar je kijken tegelijk veranderd zijn? Wat als Steve niet langer Steve is, maar Babette en dat eigenlijk altijd al was?
Een vrouw zit te wachten op haar eerste werkdag na haar genderbevestigende operatie. Ze draagt een net hemd, heeft lange lokken, is lichtjes gespannen. Ze is zo aan de beurt. De arbeidsarts roept vanuit de gang “meneer L”. Haar vingers knijpen in haar knieën. Niemand beweegt. De arts komt haar halen, maar noemt haar bij haar oude, mannelijke naam. De arts herhaalt de naam. Dan pas staat ze op. Het is stil. De arts bloost. Excuseert zich. En de consultatie begint.
Zo ontmoette ik Babette. Haar verhaal was mijn startpunt.
Ik ben arbeidsarts en ik vroeg me af: wat gebeurt er écht wanneer iemand terug aan het werk gaat tijdens of na een gendertransitie?
Vaak denken we dan spontaan aan fysieke ingrepen of veranderingen, maar gendertransitie is zoveel meer dan dat.
Geen cijfers, geen draaiboek
Toen ik aan mijn doctoraatsavontuur begon, vond ik weinig houvast. In de literatuur was nauwelijks iets terug te vinden over werkhervatting tijdens gendertransitie. Hoeveel mensen vallen uit? Hoelang blijven ze thuis? Hoe worden ze begeleid?
Gender, gender, ik hoor het je al denken, is dat niet hetzelfde als geslacht en wat is nu die transitie precies?
Gender gaat over hoe je jezelf voelt, wie je bent, en hoe je gezien wil worden in de samenleving. Een transitie kan medisch zijn maar het gaat ook om een sociale verandering: een andere naam, aanspreking, of manier van kleden. En soms ook een juridische aanpassing van je papieren.
Het is een fase waarin je extra kwetsbaar kan zijn, en net dan kan werk een plek van steun zijn… of van extra stress.
Elk traject is anders
Samen met collega’s ging ik op zoek naar antwoorden. Ik liet een vragenlijst invullen en sprak met mensen die een transitie doormaakten: jongeren en ouderen uit alle beroepslagen. Sommigen waren al terug aan het werk, anderen nog midden in hun herstel. Daarnaast voerde ik (groeps)gesprekken met arbeidsartsen, huisartsen, chirurgen en werkgevers.
Eén rode draad kwam telkens terug: Geen enkel traject en terugkeer is hetzelfde, je moet je terug thuis kunnen voelen. En daar wringt het.
Over tolerantie en het gevoel er niet bij te horen
Fleur hield een dagboek bij en schreef opgelucht dat ze zich eindelijk “gezien” voelde toen haar naam correct op haar kastje stond. Toch bleef dat gevoel broos: “Ik heb meestal tolerantie ervaren maar nooit echt acceptatie.” Dat deed haar verlangen naar “een echte nieuwe start, op een ander werk dan.”
Bij andere mensen hoorde ik gelijkaardige verhalen. Over werkplekken waar het stil bleef. Over collega’s die niets durfden zeggen. Over leidinggevenden die geen fouten wilden maken, en daardoor niets deden. Over formulieren, badge-namen, toiletten, over HR-diensten die hun best deden, maar geen plan hadden.
Niet het lichaam maar het systeem hapert
Het waren niet de operaties die het werken bemoeilijkten of tot de grootste uitval leidden, maar de sociale kant van de transitie. Zoals de coming-out op het werk, of de manier waarop collega’s en leidinggevenden reageren. Trans vrouwen vertelden vaak over seksisme op de werkvloer; non-binaire personen over infrastructuur en taal die niet op hen afgestemd was.
Wanneer een arbeidsarts zich opstelt als bondgenoot — niet als controleur — dan maakt dat een wereld van verschil
Werken is voor velen een bron van houvast. Maar net in de fase waarin ze die houvast het meest nodig hadden, viel de ondersteuning vaak weg.
Wie helpt hen weer aan boord?
Veel deelnemers gaven aan dat ze geen hulp zochten bij arbeidsartsen. Waarom? Ze kenden hen niet. Of vertrouwden hen niet. Of wisten niet waar ze terecht konden. Victor dacht “dat een arbeidsgeneesheer een oud mannetje was in een klein grijs kamertje.”
Veel mensen weten dus niet goed wat een arbeidsarts doet. Toen ik zelf over mijn job sprak tegen een vriend, kreeg ik “Ow Joy, kere ke were..” Maar dus: we waken over gezondheid en welzijn op het werk. Van zware lasten, chemische stoffen tot mentale druk. Liefst preventief en niet enkel bij pech maar ook om op het spoor te blijven.
Een andere deelnemer, zelf leidinggevende, wees op het bredere plaatje: “De arbeidsgeneeskunde wordt door werkgevers soms stiefmoederlijk behandeld. Als iets dat er moet zijn, maar waar je verder weinig mee doet.”
Geen wonder dat velen die trein missen, niemand wees hen de halte aan. Gelukkig kent de arbeidsarts het spoor, en hoe je wissels legt tussen collega’s, werkgevers en zorgverleners.
In groepsgesprekken met arbeidsartsen hoorde ik onzekerheid. “We hebben geleerd hoe je ergonomisch moet zitten, maar niet hoe je genderdiversiteit bespreekbaar maakt.”
Wat werkt dan wél?
Op de werkvloer is er een mélange aan collega’s, leidinggevenden, HR, vertrouwenspersonen, artsen, vakbondsafgevaardigden… Het is niet verwonderlijk dat veel mensen belangrijke stappen missen. Ook Fleur botste op een gebrek aan informatie mét financiële gevolgen.
Wat werkte dan wel volgens hen? Een individueel terugkeerplan, op maat van de werknemer én werkgever bleek een goed begin met afspraken over aanspreekvormen, over werkverdeling en over de timing van terugkeer. Een voorafgaand bezoek tussen werknemer en arbeidsarts creëert ruimte om verwachtingen en noden uit te spreken. Maar vooral de collega’s en leidinggevenden opleiden want “Je gaat niet alleen in transitie. Je omgeving gaat mee in transitie.”
Wanneer een arbeidsarts zich in zo’n proces zichtbaar opstelt als bondgenoot — niet als controleur (we zijn dan ook geen controleartsen) — dan maakt dat een wereld van verschil.
De Return-to-work tool: van onderzoek naar actie
Er zijn ook hoopvolle inzichten. Voor veel trans personen is de werkhervatting geen eindeloze strijd, maar een haalbaar traject mits de juiste ondersteuning. Dit is echter geen klaagzang à la ‘j’accuse..’. De verhalen die ik hoorde, bevatten ook veerkracht, humor, verbondenheid en vaak een grote trouw aan de werkplek en collega’s. Het leeuwendeel van de mensen keerde terug naar dezelfde werkgever. Niet ondanks, maar mét hun transitie. Want iemand bevestigen in hun gender, betekent geen herdefinitie maar oog hebben voor blijvend talent. Babette? Die klopt nog evengoed met die hamer hoor. Dat is een belangrijk signaal aan werkgevers en artsen: investeren in inclusie loont zoals minder afwezigheden en behoud van je productieve werknemers. En genderbevestigende zorg is geen uitzonderlijk pad, maar een aspect van goede, standaard (arbeids)gezondheidszorg.
Om dat proces structureel te versterken, ontwikkelden we een Return-to-Work-tool voor arbeidsartsen. Deze gids is geen statisch draaiboek, maar een praktisch hulpmiddel met voorbeelden van goede en minder geslaagde aanpakken.
“Gewoon mijn job doen — als mezelf.” Werk is meer dan een loon. Het is ook: Gezien worden. Gehoord en erkend worden. Niet alleen op papier, maar in kleine gebaren.
Wat we nodig hebben? Mijn Brusselse roots zeggen: Een toefje mayonaise van de arbeidsgeneeskunde — zoals op een “goei pak frieten”, verbindend, aanwezig, en net dat wat het geheel op smaak brengt. Geen overbodige saus, maar de juiste toets op het juiste moment want “trop is teveel”.
Meer lezen over dit onderzoek: zie website of volg onze socials (Facebook , Instagram). Vragen? Ik ben maar een mailtje verwijderd.
Meer weten over gender in het algemeen of genderbevestigende zorgpaden: zie het Transgender Infopunt en Çavaria.
Joy Van de Cauter dingt mee naar de Vlaamse PhD Cup 2025. Ontdek meer over dit onderzoek op www.phdcup.be.