Astronomen zien overblijfselen van een planeet verdampen

Britse onderzoekers hebben voor het eerst de röntgenstraling waargenomen die vrijkomt wanneer het puin van een voormalige planeet op het uitdovende restant van zijn moederster neerstort. 

De straling ontstaat doordat het planetaire puin bij deze gebeurtenis een temperatuur van een miljoen graden kan bereiken. De waargenomen gebeurtenis vond miljarden jaren na de vorming van het planetenstelsel plaats.

Het lot van de meeste sterren, ook die van onze zon, is om als witte dwerg te eindigen. Een witte dwerg is een ster die al zijn ‘brandstof’ heeft verbruikt en zijn buitenste lagen heeft afgestoten – een proces waarbij zijn binnenste planeten worden verwoest. Wanneer het materiaal van deze planeten op het oppervlak van de resterende dwergster neerstort, ontstaat een plasma met een temperatuur van 100.000 tot een miljoen graden Celsius. Bij deze afkoeling wordt röntgenstraling uitgezonden.

Bij hun onderzoek hebben de Britse astronomen gebruik gemaakt van de Amerikaanse ruimtetelescoop Chandra, die specifiek voor de detectie van röntgenstraling is ontwikkeld. Met dit instrument hebben ze naar G 29-38, alias ZZ Piscium, gekeken: een witte dwergster op ongeveer 44 lichtjaar van de aarde.

Planetenpuin

G 29-38 wordt al tientallen jaren door astronomen waargenomen, maar tot nu toe veelal op zichtbare, infrarode en ultraviolette golflengten. Uit deze waarnemingen kon al worden afgeleid dat de atmosfeer van de witte dwerg veel ijzer, calcium en magnesium bevat – zware elementen die kenmerkend zijn voor planeten. Tot nu toe was echter niet gezien hoe dit ‘planetenpuin’ door de ster wordt aangetrokken.

Met behulp van Chandra hebben de astronomen nu eindelijk kunnen zien hoe dit materiaal met hoge snelheid de atmosfeer van de ster binnenkomt. Hun detectie levert het eerste directe bewijs dat witte dwergen de overblijfselen van hun planetenstelsels opslokken.