Les over genetisch gemodificeerd voedsel verandert attitude

Genetische gemodificeerd voedsel is niet volledig geaccepteerd bij het publiek, en stuit op veel weerstand en scepsis. Kan onderwijs daar iets aan veranderen? Het lijkt invloed te hebben.

Mensen die scholing krijgen over de wetenschap achter genetische modificatie, ontwikkelen een positievere houding ten opzichte van voedsel dat genetisch gemodificeerd is. Ze zien het eten daarvan als minder risicovol en staan meer open voor consumptie. Dit concluderen Amerikaanse, Britse en Nederlandse wetenschappers na een studie waarbij ze proefpersonen vijf weken lang informatie gaven over de technologie achter genetische modificatie.

“Wetenschappers zouden het publiek dus beter kunnen informeren met kennis over genetische modificatie-technieken”, schrijven de auteurs in hun conclusie. “In plaats van vooral de claims van sceptici bestrijden en het publiek overspoelen met uitspraken over de veiligheid en de voordelen van genetisch gemanipuleerde producten.” Het klinkt dus vrij eenduidig: opleiden helpt. Vinden andere onderzoekers dat ook?

Lijnrecht tegenover elkaar

Bij genetische modificatie wordt het DNA van een organisme aangepast, waardoor het organisme andere eigenschappen verkrijgt. Genen weghalen is een mogelijkheid. Maar ook genen vervangen door stukjes DNA van totaal andere planten of dierensoorten valt onder modificatie. Zo kunnen aardappels resistent gemaakt worden tegen Phytophthoraomdat ze stukjes gen gekregen hebben van een wilde aardappelsoort. Of tarwe kan te eten zijn door mensen met glutenintolerantie of coeliakie, doordat de schadelijke gluten genetisch veranderd zijn in veilige gluten.

Wetenschappers en niet-wetenschappers (burgers) staan vaak lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om genetisch gemodificeerd voedsel, betogen de auteurs van de publicatie. Ze baseren dat op een studie uit 2014 waarin de mening van Amerikaanse wetenschappers vergeleken wordt met die van burgers. 88 procent van de geïnterviewde wetenschappers is voor genetische modificatie, tegenover 37 procent van de geïnterviewde Amerikaanse burgers. Wetenschappers zien vooral de voordelen: gewassen zijn beter bestand tegen moeilijke omstandigheden, de opbrengst kan groter worden en de gewassen zijn resistenter tegen ziektes en vraat, waardoor het pesticidengebruik omlaag kan. In de publieke opinie daarentegen wordt genetisch gemanipuleerd voedsel eerder met argwaan en scepsis bekeken. Mensen vinden het onnatuurlijk. Ze vinden het eng en geven de voorkeur aan producten gemaakt van traditionele gewassen.

Misconcepties

Vanwaar toch die angst? “Bij genetische modificatie spelen veel basale misconcepties”, vertelt één van de auteurs, Bastiaan Rutjens. Hij is sociaal psycholoog aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoekt hoe publiek de wetenschap beoordeelt. “Mensen zijn niet goed in staat over dit onderwerp na te denken omdat ze bijvoorbeeld weinig weten over wat DNA is. Of ze denken dat een tomaat naar vis gaat smaken wanneer er visgenen in het DNA van tomaten gestopt worden.”

Uit Amerikaans onderzoek dat eerder dit jaar verscheen, bleek zelfs een veel opmerkelijker verband: hoe feller mensen gekant zijn tegen genetisch gemanipuleerd voedsel, hoe minder objectieve kennis ze hebben over de wetenschap erachter, maar hoe meer kennis ze dénken te hebben. “Extreme tegenstanders weten dus het minst, maar denken dat ze het meeste weten”, staat er in de publicatie, verschenen in Nature Human Behavior. Bij deze studie was Rutjens niet betrokken, maar hij kent de studie wel. “Dit noem je het Dunning-krugereffect”, zegt hij. “Een effect dat je vaker ziet in de sociale psychologie. Mensen die minder weten hebben de neiging hun kennis te overschatten.” 

Vanwaar toch die angst? “Bij genetische modificatie spelen veel basale misconcepties”, vertelt één van de auteurs, Bastiaan Rutjens. Hij is sociaal psycholoog aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoekt hoe publiek de wetenschap beoordeelt. “Mensen zijn niet goed in staat over dit onderwerp na te denken omdat ze bijvoorbeeld weinig weten over wat DNA is. Of ze denken dat een tomaat naar vis gaat smaken wanneer er visgenen in het DNA van tomaten gestopt worden.”

Uit Amerikaans onderzoek dat eerder dit jaar verscheen, bleek zelfs een veel opmerkelijker verband: hoe feller mensen gekant zijn tegen genetisch gemanipuleerd voedsel, hoe minder objectieve kennis ze hebben over de wetenschap erachter, maar hoe meer kennis ze dénken te hebben. “Extreme tegenstanders weten dus het minst, maar denken dat ze het meeste weten”, staat er in de publicatie, verschenen in Nature Human Behavior. Bij deze studie was Rutjens niet betrokken, maar hij kent de studie wel. “Dit noem je het Dunning-krugereffect”, zegt hij. “Een effect dat je vaker ziet in de sociale psychologie. Mensen die minder weten hebben de neiging hun kennis te overschatten.” 

Postieve houding

De nieuwe studie in Journal of Environmental Psychology concludeert nu dus dat mensen die meer achtergrondkennis over genetische modificatie-technieken verkrijgen, een positievere houding ontwikkelen ten opzichte van genetisch gemodificeerd voedsel. Om tot die conclusies te komen deden de onderzoekers vier experimenten. In het eerste experiment, gehouden in de Verenigde Staten, moesten mensen vragen beantwoorden over wetenschap in het algemeen. Zijn elektronen kleiner dan atomen? was een van de vragen. Uit deze studie kwam een klein verband aan het licht: hoe meer algemene wetenschappelijke kennis mensen hebben, hoe positiever ze staan ten opzichte van genetisch gemanipuleerd voedsel.

In een tweede en derde experiment, dit keer meer gericht op wetenschappelijke kennis over genetische manipulatie, bleek een sterker verband. “De hoeveelheid kennis over genetische manipulatie is een goede voorspeller voor hun attitude ten opzichte van dit voedsel”, schrijven de onderzoekers na het afnemen van vragenlijsten in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

Uiteindelijk testten ze of scholing de mening van proefpersonen kan veranderen. Ze gaven 231 Amerikaanse studenten gedurende vijf weken online lesmateriaal, waar ze elke week twintig minuten mee zoet waren. De helft kreeg informatie over de techniek achter genetische manipulatie, die bestond uit artikelen en YouTube-filmpjes. Allemaal neutraal en informerend van aard. De controlegroep kreeg informatie over gezond eten en metabolisme. Daarna moesten ze vragen beantwoorden over de inhoud van het lesmateriaal, maar ook over hun houding ten opzichte van genetisch gemanipuleerd voedsel.

Gedurende de vijf weken werd de houding van de proefpersonen die informatie kregen over genetische manipulatie steeds positiever ten opzichte van het eten van dit soort voedsel. De mening van de controlegroep bleef vrijwel gelijk.

 

Hoe langer proefpersonen les kregen, hoe meer hun houding veranderde ten opzichte van genetisch gemodificeerd voedsel.

Nieuwe informatie

Wat is er gebeurd met de mensen die meer kennis over genetische modificatie krijgen? “Voorheen werd hun mening gevormd door dingen die ze lazen of bespraken met hun omgeving”, legt Rutjens uit. “In het lespakket zat informatie die zoveel mogelijk neutraal en waardevrij was. Er was geen sprake van informatie die mensen vanwege hun religieuze of politieke overtuiging lastig zouden kunnen verkroppen, en ook geen waardeoordelen over alternatieve zienswijzen. Ik verwacht dat proefpersonen in dit experiment daardoor dingen hebben geleerd die ze niet wisten. Mogelijk komt met dit soort methoden de weg vrij voor mensen om open te staan voor nieuwe informatie.”

Maar in de maatschappelijke discussie over genetische modificatie spelen meer factoren dan het alleen het gebrek aan wetenschappelijke kennis. Dat zegt Michelle Habets van het Rathenau Instituut. Zij doet onderzoek naar maatschappelijk verantwoorde innovaties van opkomende biotechnologieën, en was niet bij deze studie betrokken.

Zo is angst niet de enige reden waarom mensen sceptisch zijn. “Mensen zijn niet alleen tegen genetisch gemodificeerd voedsel vanwege de risico’s”, zegt zij. “Ze kunnen ook tegen bedrijven als Monsanto zijn, die eigenaar worden van zaden en patenten op gemodificeerde gewassen. Dat soort bedrijven kunnen vervolgens de prijs van producten bepalen en een machtspositie krijgen. Ook maken mensen zich zorgen over monoculturen. Vaak worden genetisch gemodificeerde gewassen namelijk in een monocultuur verbouwd, en dit heeft negatieve gevolgen voor de landbouw.”

Bovendien plaatst ze kanttekeningen bij de aanname van de auteurs dat genetische gemodificeerde gewassen ons enorme voordelen hebben gebracht. Daarin spreken studies elkaar nog steeds tegen. “Het blijkt lastig landbouw van genetisch gemodificeerde gewassen te vergelijken met de conventionele landbouw. En er zijn ook studies die uitwijzen dat er in Amerika juist meer pesticiden gebruikt worden bij genetisch bewerkte gewassen.”

“Studies wijzen uit dat er in Amerika juist meer pesticiden gebruikt worden bij genetisch bewerkte gewassen.” Credit: Fotolia

Meer dan wetenschap

Habets denkt dus niet dat wetenschappelijke kennis alleen mensen over kan halen om anders over genetische modificatie te denken. “Je moet maatschappelijke kwesties niet versmallen tot een wetenschappelijke kwestie”, zegt ze. “Wanneer we willen dat nieuwe technologie ingebed wordt in de maatschappij, dan tellen niet alleen de risico’s. Dan kunnen wetenschappers niet zeggen: ‘genetische modificatie is veilig, dus moeten mensen het accepteren’. Mensen willen zelf mee kunnen beslissen. En daar horen dus ook die andere factoren bij.”

Bastiaan Rutjens denkt ook niet dat alleen wetenschappelijke kennis genoeg is om mensen te overtuigen. “Maar het helpt wel, zoals blijkt uit de studies”, mailt hij nog na. “En wellicht ten overvloede: wij nemen als psychologen geen stelling in over de mogelijke risico’s van genetisch gemanipuleerd voedsel. We brengen alleen in kaart wat mensen er positiever of negatiever over doet denken.”

Het les-experiment in Journal of Environmental Psychology is afgenomen in de Verenigde Staten. Daar zijn de regels omtrent genetische modificatie soepeler dan in Europa. Zou dat nog andere uitkomsten geven? Rutjens en collega’s willen het graag testen, maar vooralsnog staan er nog geen experimenten in de planning.