Eos Opinie

‘Wel in mijn achtertuin’: het belang van burgerparticipatie in onderzoeksprojecten

In Vlaanderen groeit het besef dat wetenschapscommunicatie belangrijk is. Toch blijven ‘non-believers’, ‘ontkenners’ en het aantal anti-wetenschappelijke complottheorieën en misinformatiecampagnes welig tieren. Holle vaten klinken het luidst, of is er meer aan de hand?

Lien Mostmans, wetenschapscommunicator voor de Universitaire Associatie Brussel, licht toe hoe belangrijk het is een reflexief vertrouwen in wetenschap te creëren aan de hand van meer burgerparticipatie in onderzoek.

Onlangs startte CurieuzeNeuzen in de Tuin, het grootste burgeronderzoek ooit naar droogte en hitte in Vlaamse tuinen. 5.000 Vlamingen zullen slimme sensoren plaatsen in hun tuin die de temperatuur en het vochtgehalte van de bodem meten. Die gegevens geven ze dagelijks via het Internet of Things door aan wetenschappers van de Universiteit Antwerpen. Eerder was er ook reeds CurieuzeNeuzen Vlaanderen 2018, het grootste burgeronderzoek ooit naar luchtkwaliteit in Vlaanderen. 20.000 Vlamingen maten toen de luchtkwaliteit in hun straat.

Burgerwetenschapsprojecten zijn zeer waardevol. Naast de wetenschappelijke doelstellingen, zoals grote datasets verzamelen over luchtkwaliteit of bodemkwaliteit, informeren deze projecten burgers over wetenschap, en tonen ze ‘eerstehands’ aan hoe wetenschappelijk onderzoek en technologie kunnen ingezet worden om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. En dat is erg zinvol, want als het brede publiek niet op de hoogte is van de processen en methoden van wetenschap, dan zijn wetenschappelijke uitspraken en bevindingen op het eerste gezicht niet meer valide dan ideologische of religieuze claims.

Het belang van goede wetenschapscommunicatie

Wetenschapscommunicatoren denken voortdurend na over manieren om doelpublieken te betrekken bij onderzoek. Met de oprichting in 2005 van de Expertisecellen Wetenschapscommunicatie werd de aanwezige expertise rond wetenschapsinformatie, -popularisering en -communicatie stevig verankerd binnen de Vlaamse universitaire associaties. Daardoor wordt sindsdien structureel budget vrijgemaakt om aan Vlaamse hogescholen en universiteiten wetenschapscommunicatoren in te zetten om het publiek op een betrouwbare manier te informeren over wetenschap en technologie, hen kennis te laten maken met wetenschap en de maatschappelijke relevantie ervan.

In Vlaanderen resulteerde de structurele verankering van wetenschapscommunicatie in populaire initiatieven zoals de jaarlijkse Dag Van De Wetenschap, wetenschapscafés en wetenschapsblogs. Daarnaast belichten verschillende andere actoren het belang van goede wetenschapscommunicatie. Zo zijn er verschillende prestigieuze prijzen die jaarlijks uitgereikt worden aan impactrijke, waardevolle wetenschapscommunicatie, zoals de KVAB Jaarprijzen Wetenschapscommunicatie en de Vlaamse Scriptieprijs. En uiteraard leveren ook tal van andere instellingen, (media)organisaties en musea inspanningen om wetenschap te promoten.

Ondanks deze aandacht en inspanningen blijven irrationele overtuigingen (pseudowetenschap, complottheorieën, wetenschapsontkenning, anti-wetenschap) sterk aanwezig en blijven apathie en publiek wantrouwen een belangrijk aandachtspunt voor veel wetenschappers én wetenschapscommunicatoren. Meer dan ooit kunnen we ons de vraag stellen: hoe komt het dat, zelfs wanneer de wetenschappelijke aspecten van belangrijke vraagstukken aangetoond en gepresenteerd worden, en deze stabiel, in consensus, en duidelijk zijn voor de experts, er vandaag toch nog zoveel mensen zijn die wetenschappelijke claims niet lijken te aanvaarden, of zich afzetten tegen wetenschappelijk onderbouwd beleid?

De wetenschap achter wetenschapscommunicatie

We weten uit wetenschapscommunicatiemodellen dat het niet volstaat om wetenschapsresultaten louter als finaal eindproduct voor te stellen. Dergelijke voorstelling gaat uit van een vanzelfsprekend en bijgevolg ‘oppervlakkig’ vertrouwen tussen publiek en wetenschap. En dat is hachelijk, want onderzoek laat zien dat het publiek misschien al begrijpt wat wetenschappers weten, maar het om allerlei redenen niet eens is of er niet consequent naar handelt. Mensen nemen zelden beslissingen die alleen op wetenschappelijke feiten zijn gebaseerd; ze houden doorgaans ook rekening met hun eigen doelen en behoeften, kennis en vaardigheden, en waarden en overtuigingen. Bovendien tasten gevallen van wetenschappelijke fraude, controversiële en polariserende onderwerpen (GMO’s, klimaat, stamcelonderzoek…) en onenigheid tussen spraakmakende experten het vertrouwen in wetenschap aan. Wetenschapscommunicatie moet dus méér zijn dan louter kennisoverdracht, wil het vertrouwensversterkend werken.

Hedendaagse wetenschapscommunicatiemodellen suggereren dat wetenschap en resultaten beter als een tijdelijk product voorgesteld worden, steeds klaar voor confrontatie met nieuwe bevindingen die mogelijk weerlegd of gedateerd geraken. Doorgaans gebeurt dat door wetenschappelijke dialoog onder wetenschappers. Maar wanneer kritische interactie en confrontatie ook met doelpublieken toegelaten worden en hun behoeftes, twijfels en vragen een plaats krijgen naast vertrouwen in de wetenschap, kan een verdiepende, ‘reflexieve’ vertrouwensrelatie tussen wetenschapper en publiek ontstaan. Reflexief vertrouwen houdt in dat mensen wetenschap blijven inroepen als richtinggevende autoriteit, maar tegelijk de ruimte en de mogelijkheden krijgen om de implicaties op de eigen leefwereld en condities te bevragen. In een reflexieve vertrouwensrelatie wordt het louter ‘ontkennen’ van wetenschappelijke feiten ook moeilijk vol te houden.

Een reflexieve vertrouwensrelatie opbouwen

Tal van wetenschappers in Vlaanderen en Brussel doen dit reeds in allerlei actieonderzoeksprojecten en burgerwetenschapsprojecten, al wordt de betrokkenheid van burgers in burgerwetenschapsprojecten vaak beperkt tot dataverzameling (bvb. patroonherkenning, tellingen, metingen), en in mindere mate, data-analyse. De rol van de wetenschapper bestaat erin wetenschappelijke feiten en procedures over te brengen, de expertise van het brede publiek ligt in hun lokale kennis en interesse en persoonlijk aandeel in de concrete, alledaagse problemen die ‘in de eigen achtertuin’ opgelost moeten worden. De waarde van publieksbetrokkenheid in het onderzoeksproces kan niet voldoende benadrukt worden; onderzoek toont aan dat burgers dankzij hun deelname in burgerwetenschapsprojecten meer wetenschapsgeletterd worden.

Maar wordt het niet tijd om doelpublieken nog meer en op andere, misschien meer ingrijpende manieren te laten participeren in het onderzoeksproces? Kan de participatie van burgers in onderzoeksprojecten bijvoorbeeld ook reeds ingang vinden wanneer concrete onderzoeksthematieken, probleemstellingen en onderzoeksvragen ontwikkeld worden? Er bestaan voorbeelden van co-creatieprojecten en onderzoeksprojecten in zelfbeheer, waarbij wetenschappers een ruim kader geven, maar de concrete besluitvorming overlaat aan de burgers of scholieren. Wetenschappers adviseren en ondersteunen hen doorheen het proces. Of waarom burgers niet meer systematisch betrekken wanneer (lokale) overheden, financiers en subsidiekanalen onderzoeksagenda’s en projectoproepen uitschrijven?

Gradaties van publieksbetrokkenheid in onderzoek

Jaren geleden  schreef ik mijn eigen doctoraatsonderzoek over de morele afwegingen van kinderen die online informatie delen. Gedurende 4 jaar participeerde een groep kinderen als maatschappelijke klankbordgroep, parallel aan de wetenschappelijke begeleidingscommissie van mijn onderzoek. Ze adviseerden me over de relevantie van mijn onderzoeksvragen voor hun leefwereld, ze wijzigden en suggereerden zinvolle onderzoekscasussen (online platformen), ze testten en adviseerden me over ontwikkelde methodologieën om leeftijdsgenoten over het onderwerp te bevragen, en ze werden geïnformeerd over de bevindingen en uitgenodigd om commentaar te geven. Hun betrokkenheid doorheen het onderzoeksproces heeft zonder twijfel geleid tot een betere onderzoeksopzet en een rijkere onderzoekservaring.

Er zijn verschillende manieren en gradaties om doelpublieken te betrekken bij onderzoek, gaande van het louter informeren van het doelpubliek tot het begeleiden en adviseren van burgers bij hun eigen projecten. Onderstaande tabel biedt een instrument voor wetenschappers om na te gaan wat de rol van burgers kan zijn binnen specifieke onderzoeksprojecten. Wetenschapscommunicatoren kunnen ermee nagaan hoe zij wetenschappers bij die projecten kunnen ondersteunen en zodoende kunnen meehelpen een reflexieve vertrouwensband te creëren tussen wetenschappers en burgers.

Overzicht gradaties publieksbetrokkenheid bij onderzoek

De belangrijke rol van wetenschapscommunicatoren

Wetenschapscommunicatoren kunnen (nog) meer aandacht besteden aan de situatie van het publiek, bovenop het communiceren van wetenschappelijke feiten: waarom precies is een bepaald wetenschappelijk feit, een doorbraak of uitvinding belangrijk, en voor wie? Maar ook: hoe weten we wat we weten en communiceren? Het is daarbij belangrijk om ook op mogelijke fouten te wijzen, maar tegelijkertijd uit te leggen dat open replicatie tot kennis leidt. Vaak wordt pas gecommuniceerd op het einde van onderzoeksprojecten, als de resultaten klaar, duidelijk en aangetoond zijn. Waarom zo lang wachten? Als de nadruk op het wetenschappelijke proces ligt, kan ook veel vroeger over het onderzoek gecommuniceerd worden, zeker wanneer wetenschapscommunicatie ingeschreven wordt in onderzoeksprojecten. Het belang van specifieke expertise moet bovendien benadrukt worden. Politici, religieuze leiders, bedrijfsleiders… zijn vaak geen experten op wetenschappelijk vlak. Het belang van kritisch denken moet ook helder uitgesproken worden: als mensen beslissingen nemen die deels gebaseerd zijn op wetenschappelijke feiten (en deels op andere, persoonlijke motivaties), dan is het belangrijk dat ze niet tot conclusies komen zonder bewijs.

Publieksparticipatie in onderzoek is niet eenvoudig en vraagt grote inspanningen van alle betrokkenen. Een overtuigde groep van wetenschappers en wetenschapscommunicatoren, en een wetenschappelijke begeleiding van het hele proces zijn essentieel, alsook de verankering in een grotere wetenschappelijke context en wetenschaps- en innovatiebeleid. En uiteraard leent niet elk onderzoek zich tot deze werkwijze. Daar waar het wel een meerwaarde kan betekenen, zorgt participatie voor onderzoek dat rekening houdt met lokale noden en praktijken. Maar dat ook met een breder netwerk van mensen aan de slag gaat om nieuwe toepassingen en kenniscreatieprocessen te creëren die de samenleving kunnen transformeren – te beginnen in de eigen achtertuin?

 

Voor dit stuk baseerde Lien zich, behalve op eigen professionele ervaringen en gesprekken, op teksten in het handboek van National Academies of Sciences, Engineering and Medicine (‘Communicating Science Effectively: A Research Agenda’, 2017). Verder las ze ook de masterproef van Liesbet Van Gyseghem (‘Vertrouwen in wetenschapscommunicatie: een wetenschapsfilosofische studie over de rol van vertrouwen in het wetenschapscommunicatieve proces’, 2011). Voor de tabel baseerde ze zich op teksten en modellen over burgerparticipatie in publiek beleid.