Kokke-leren: over onderwijs aan begaafde leerlingen

De vergelijking tussen een leraar en een kok; niet vanzelfsprekend, wel waardevol.

Enkele weken geleden had ik de kans om een voormiddag door te brengen in het gezelschap van Paul Kirschner, emeritus hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Nederlandse Open Universiteit. Tijdens de vergadering waar we samen aan deelnamen, maakte hij de vergelijking tussen een leraar en een kok, een vergelijking die sinds die voormiddag door mijn hoofd blijft spoken. Bovenal omdat ze volgens mij toelaat op een eenvoudige manier aan te duiden waar de uitdagingen liggen in onderwijs aan cognitief begaafde kinderen. Ik neem u graag even mee doorheen de vergelijking.

Om topgerechten te kunnen serveren heeft een kok drie zaken nodig. Ten eerste heeft zij een zeer gedegen kennis van en vaardigheden met ingrediënten nodig. Wat zijn de smaakeigenschappen van ingrediënten? Welke ingrediënten tillen elkaar naar een hoger niveau en welke combineer je maar beter niet? Welke producten zijn op hun best in welk seizoen? Hoe loopt de vezelstructuur van een stuk vlees? Een topchef moet het allemaal weten. Naast een uitgebreide en diepgaande kennis van ingrediënten, beschikt zij verder best ook over goed keukengerei. En dat niet alleen: het is ook belangrijk om te weten waarvoor en hoe dat keukengerei gebruikt dient te worden. Iedereen die al eens een pompoen heeft proberen te snijden met een botermes in plaats van met een schilmes zal weten wat ik hiermee bedoel. Ten slotte, is het essentieel dat een kok over de juiste technieken beschikt om met haar keukengerei ingrediënten tot gastronomische kunststukjes om te toveren. Over de juiste snijtechniek beschikken, groenten perfect kunnen laten garen, vis haarfijn kunnen fileren en misschien zelfs vloeibaar stikstof kunnen gebruiken om chocomousse van een smakelijk krokant randje te voorzien. Een topchef kan het allemaal…

Een diepe kennis van en vaardigheden met ingrediënten, keukengerei en kooktechnieken: een kok heeft ze alle drie nodig om top te zijn. Ontbreekt er één, dan gaat het mis in het sterrenrestaurant en druipen klanten ontevreden af. En heb je alleen een summiere basiskennis van de drie, dan run je een frietkot en niet een restaurant!

Om kinderen op de beste manier te onderwijzen, heeft een leerkracht ook drie zaken nodig. Ten eerste heeft hij een zeer gedegen kennis nodig van de leerinhouden die hij moet onderwijzen. De locatie van de belangrijkste hoofdsteden van Europa aanleren kan nu eenmaal niet wanneer je deze zelf op een blinde kaart niet weet liggen, net zomin als je leerlingen een taal kan leren die je zelf niet goed beheerst of hen kan leren rekenen met integralen als je eigen wiskundige kennis daarover ondermaats is. Net zoals een goede kok degelijk keukengerei moet hebben en moet weten hoe en wanneer het te gebruiken, moet een goede leerkracht niet alleen over degelijke didactische tools beschikken, maar ook zeer goed weten wanneer en op welke manier deze tools in de klas best worden ingezet. Een goede didactische tool zal immers niet effectief zijn wanneer hij op de verkeerde manier gebruikt wordt. Ten slotte, is het ook voor de leerkracht essentieel dat hij over de juiste vaardigheden beschikt om leerlingen te onderwijzen. Want wat ben je als leerkracht met een zeer grondige kennis van de leerstof en met toptools in je klas als je er vervolgens niet in slaagt om je leerlingen op een effectieve, efficiënte en motiverende manier te laten leren?

Ook voor de leerkracht geldt dat geen van deze drie zaken mogen ontbreken, wil hij kwaliteitsvol onderwijs kunnen geven: een grondige kennis én uitmuntende vaardigheden op vlak van de te onderwijzen leerstof, didactische instrumenten én pedagogisch-didactische vaardigheden. Ontbreekt er één of zijn kennis en vaardigheden ondermaats, dan gaat het mis in de klas en druipen leerlingen af zonder veel geleerd te hebben.

Toen ik na afloop van de vergadering met Paul met de fiets terug naar huis reed, bedacht ik me dat kwaliteitsvereisten voor onderwijs aan cognitief begaafde leerlingen ook in deze vergelijking kunnen passen. Wil je als leerkracht ook begaafde leerlingen voldoende leerwinst laten maken, dan moet je niet alleen de basisleerstof maar ook verdiepings- en verbredingsleerstof goed beheersen. Ook moet je deze leerlingen lesmateriaal kunnen bieden met een voldoende hoge moeilijkheidsgraad en met voldoende complexiteit en diepgang in de leerinhouden en oefeningen. Bovendien moet je heel goed weten hoe en wanneer je dit materiaal moet inzetten. Kinderen laten oefenen op leerstof die al beheerst is, leidt niet tot leerwinst en fnuikt motivatie. Tot slot zijn ook voor onderwijs aan begaafde leerlingen uitstekende pedagogisch-didactische vaardigheden nodig. Denk bijvoorbeeld maar aan de complexe vaardigheid om je onderwijs binnen de klas zo te organiseren dat aan de onderwijsnoden van verschillende groepen kinderen voldaan wordt, zodat niet alleen de kinderen die het moeilijker hebben meer leer- en oefentijd krijgen maar ook begaafde leerlingen kans op leren krijgen.

Ook cognitief begaafde kinderen hebben recht op zoveel mogelijk leerwinst, één van de indicatoren van onderwijskwaliteit. Om die leerwinst te kunnen boeken hebben ze topleerkrachten nodig: leerkrachten die over uitmuntende kennis en vaardigheden beschikken op vlak van de leerstof, de tools en de vaardigheden die nodig zijn om cognitief begaafde kinderen écht te laten leren.

 

(met dank aan Paul Kirschner, Sabine Sypré en Karine Verschueren voor hun feedback op een eerdere versie van deze blogpost)

Deze blogpost werd geschreven door Pieter Verachtert, valorisatiemedewerker voor het project TALENT. Dit blogbericht verschijnt ook op https://opgroeienblog.wordpress.com/.